Begon jij als kind ook altijd te wenen als er een ijslammetje geslacht werd? “Ik maakte dat maar één keer mee, bij de communie van een nichtje. Verdriet had ik toen niet, ik vond het vooral lekker. Mijn pa zei altijd dat ik niet te snel moest wenen of pijn hebben. Als mensen bij een film beginnen te wenen, dan lach ik daarmee. En op het veld zal ik niet gauw blijven liggen na een tackle.

“Mijn pa is slager, het grovere type dus, misschien verklaart dat iets. Tijdens vakanties hielp ik hem soms. Worsten draaien of gehakt maken mocht ik niet, dat stak nauw. Maar soms ging ik wel mee naar feesten om er vlees te bakken op de barbecue. Af en toe pakte ik bestellingen in of mocht ik satés prikken. Ik vond dat allemaal wel tof, alleen was het altijd verschrikkelijk koud in de werkzaal.”

Hoeveel dierenlijken stopte jij al onder de grond?

“Eén, dat van onze keeshond. Dat is zo’n wit, pluizig ras, met veel haar, daarom noemden we hem Wol. Hij werd vijftien of zestien jaar, het beestje was versleten. Ik heb die samen met mijn pa begraven in de tuin van mijn grootvader. We zetten er een kruisje bij. Dat staat er nog altijd. Nu hebben we een yorkshireterriër, Trixie. Ik vind het wel tof als er dieren in huis zijn.

“Vroeger hadden we hier ook een gele kanarievogel. Eigenlijk was die van mijn jongere broer, Jasper, maar die keek er niet echt naar om. Alleman in huis moest bijspringen om die vogel wat eten en drinken te geven. Ik weet niet meer hoe hij heette, zo erg was ik er niet aan gehecht. Toen hij stierf, kieperde ik hem gewoon in de GFT-bak.”

Gebruik jij houten of plastieken wasknijpers?

“Houten. Als iedereen gaan werken is, moet ik de was ophangen. Dat gebeurt één à twee keer per week. Ik vind dat niet erg, al sukkel ik af en toe wel met de broeken en de hemden. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik zeven was. Zonder moeder in huis moet je wel je plan leren trekken in het huishouden: poetsen, de vaat doen, koken. Ik mag nu met trots zeggen dat dat allemaal lukt.”

Klopte jij al eens een ei kapot op iemands hoofd?

“Voor zover ik me herinner niet. Ik ben vrij moeilijk kwaad te krijgen. Als iemand mij plaagt of pest, lach ik daar eerder mee dan dat ik boos word. Als ik als kind gefrustreerd was, ging ik sjotten om me af te reageren. Met de deuren slaan, dat is niet echt mijn stijl. En vechten deed ik nog nooit. Ze zeggen me soms dat ik iets te braaf ben, dat ik af en toe wat pikanter uit de hoek mag komen.

Laat ons een poging doen: wat is volgens jou de plaats bij uitstek om in het openbaar te vrijen?

“Aan de visvijver. Maar ervaring heb ik daar niet mee. Vissen deed ik vroeger wel, met een maat. Op vrijdag gingen we na schooltijd altijd naar het water, aan het Bloso-centrum van Herentals. Daar wierpen we ons hengeltje uit. Ik ving eens een meeuw. We hadden brood aan ons haakje gehangen en die meeuw kwam daarin pikken. Toen waren we op een gegeven moment in de lucht aan het vissen, want die meeuw wou dan ook nog eens gaan vliegen. Uiteindelijk haalden we ze toch binnen. Dat beestje was vrij agressief. Ik liet het aan mijn maat over om dat haakje uit haar bek te halen. Nadien zetten we ze stilletjes terug.”

Met welke knappe vrouw had je altijd al eens graag in een bootje op een grote vijver gedobberd?

“Met Beyoncé. Voor mij is het belangrijk dat een meisje normaal doet. Ik knap af op vrouwen die een air over zich hebben.”

Borsten die op ballonnen lijken zijn niet langer populair, stond onlangs te lezen op een website. Snap jij dat?

“Ik had het daar ook al eens over met mijn vriendin. Zij heeft niet echt het grote, maar ik vind dat absoluut geen probleem. Ze vroeg mijn gedacht over een borstvergroting. Voor mij hoeft dat echt niet. Ik zie het ook niet zo graag groots, zal ik zeggen.”

In deze rubriek komen dit seizoen Belgische sportfiguren uit verschillende disciplines aan bod.

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content