Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

‘Maar momenteel is er niemand die zijn hoge, constante niveau aankan’, weet Paul Van Den Bosch, trainer van Sven Nys, de veldrijder van het moment die zondag in Hamme-Zogge zijn Belgische titel verdedigt.

We kunnen ons perfect inbeelden dat het hem geen lor kan schelen, maar Sven Nys zorgt ervoor dat het veldritseizoen 2006/07 gruwelijk saai aan het worden is. Niemand kan op tegen Nys, die meer dan ooit terecht de Kannibaal van Baal wordt genoemd. En wij vonden zijn dominantie vorig jaar al verpletterend. Nu lijkt het zelfs nog een niveautje erger. “Je overdrijft een beetje, vind ik, maar het is wel overduidelijk dat Sven momenteel de beste van het pak is”, trapt coach Paul Van Den Bosch een open deur in. “Het mooie aan veldrijden is dat het een heel eerlijke sport is. De beste wint meestal, tenzij het parcours er zo snel bij ligt dat het een halve wegwedstrijd wordt. Maar op normale crossen moet je maar een beetje sterker zijn dan de rest om dat meteen te kunnen vertalen in resultaten.”

Á la Armstrong

’t Is niet alleen dat hij vaak wint, maar ook de manier waarop. Zoals hij bijvoorbeeld uitpakte in Koksijde, Overijse of op de Koppenberg : dat was de rest degraderen.

Paul Van Den Bosch : “De afgelopen seizoenen heeft hij zo nog straffe stoten uitgehaald natuurlijk. Mij valt vooral op dat Sven meer maturiteit gekregen heeft. Je ziet hem echt de lijnen uitzetten tijdens de wedstrijd. Hij maakt zich op geen enkel moment zenuwachtig en beslist kalm waar hij in de wedstrijd het verschil kan maken.

“Voor het seizoen heb ik tegen Sven gezegd : als je dit jaar vijftien crossen wint en daar zitten een paar grote wedstrijden bij, dan heb je je werk goed gedaan. Dat doel heeft hij nu al bereikt en het is nog maar net Nieuwjaar geweest. Het probleem van Sven is dat hij nu niet meer moet rijden om te winnen, maar om niet te verliezen. Als hij een keer tweede wordt, vragen de journalisten meteen : ‘Hé Sven, wat is er aan de hand ?’ Terwijl tweede worden nu toch ook niet het einde van de wereld is.”

De laatste weken zei Nys soms, na weer een verpletterende overwinning : “Goh, de benen waren vandaag niet super” of “ik ben geeneens diep moeten gaan.” Meent hij dat of hoort het bij de psychologische oorlogvoering ?

“Men heeft lang van Sven gedacht dat hij mentaal zwak stond en er werd voortdurend geprobeerd hem uit zijn evenwicht te brengen. Nu wapent hij zich daartegen. Achter sommige uitspraken zit dus wel degelijk een bedoeling. De wedstrijd om het mentale overwicht is immers ook belangrijk. Maar het is ook niet allemaal toneel : als Sven echt goed zit, dan mag hij dat van mij potverdorie ook zeggen. Direct na de cross op de Koppenberg vertelde hij mij : ‘Ik weet niet wat het was vandaag, maar ik reed weg alsof het niks was. Zonder in het rood te gaan.’ Moet hij dat verzwijgen ? Nee toch.

“Bij Sven groeit het zelfvertrouwen iedere cross. Nogal logisch, hij ervaart voortdurend dat hij de sterkste is. Bij de anderen spookt dat zeker ook door het hoofd. Wanneer Sven demarreert, zullen ze redeneren : laat hem maar rijden, we sparen ons voor het gevecht voor de tweede plaats. In 2003/04 had Sven hetzelfde voor met Bart Wellens. Als die toen echt zijn duivels ontbond, zal Sven ook onderbewust gedacht hebben : oei, het zal niet voor vandaag zijn.

“Ooit keert de dominantie van Sven zich tegen hem. Er komt een dag dat hij niet meer wint en op dat moment zal de kritiek genadeloos zijn. Sven moet dat incalculeren en er eigenlijk nu al mee leren omgaan. Ooit zal ook Sven moeten erkennen dat er iemand, op dat moment, beter is dan hij. Net zoals de andere veldrijders momenteel moeten toegeven dat Sven nu de sterkste is.”

In de coulissen hoor je : “Nys maakt ons belachelijk.”

“Bwa. In het verliezende kamp heeft men wel vaker lange tenen.”

Je zegt zelf dat er vroeg of laat een tijd komt dat Nys niet meer domineert. Wie zal de fakkel dan overnemen ?

“Vroeg of laat zal Sven een terugval krijgen die leeftijdsgebonden is, maar zover zijn we nog lang niet. De hamvraag is : zal Sven dit conditionele peil kunnen aanhouden of niet ? Tenslotte is hij ook maar een mens en iedereen kan ziek worden of een vormdip krijgen. Maar als we ervan uitgaan dat Sven op dit niveau blijft, dan zal hij af en toe geklopt worden door Vervecken of Wellens, wanneer een van beiden een goeie dag heeft. Maar die twee zullen hem op korte termijn niet domineren. Daar geloof ik niet in.”

Er wordt gehoopt dat Niels Albert in de nabije toekomst een uitdager kan worden.

“We dachten voor het seizoen al dat Niels Albert een geduchte concurrent ging worden en in Loenhout heeft hij bewezen dat hij zich met de besten kan meten, zelfs al is hij nog meer twintig. Wegens zijn leeftijd krijgt Albert wel nog geen constante in zijn prestaties. Ik had ook gedacht dat Sven Vanthourenhout zijn vroegere vorm zou hervinden. Vanthourenhout is momenteel niet slecht, maar toch blijft de kloof met Sven Nys erg groot. Al bij al komt de grootste dreiging, zoals verwacht, van Bart Wellens. Wellens is zo’n renner van wie je voortdurend denkt : oei, als die zijn dag heeft, dan kan die wel eens gigantisch uithalen. Neem nu zijn demonstratie in Milaan. Akkoord, Sven was daar ziek, maar dat doet niets af van de superprestatie van Wellens die dag. In mijn ogen is Wellens echt heel goed bezig, alleen stoot hij momenteel op een superman. Stel dat Sven in Aalter bij dat dranghekincident een sleutelbeen breekt. Dan heeft Bart Wellens momenteel waarschijnlijk vijftien overwinningen op zijn teller en is hij de man van het seizoen. Dan staat er ‘de oude Bart Wellens is terug’ in de kranten. Wat volgens mij ook ergens klopt. Alleen is Sven momenteel nog sterker, zodat de perceptie anders is.

“Momenteel zie ik niemand opduiken die het constante, hoge niveau van Sven kan halen. Hij is niet onklopbaar hé. Maar op dit moment moeten ze allemaal nog een reuzenstap zetten om Sven te kunnen volgen. Om hem er dan nog te kunnen afrijden, daar is zelfs nog geen sprake van.”

Hebben jullie geen schrik dat hij vroeg of laat het publiek tegen zal krijgen ? De supporters smaken het vaak niet als er één à la Lance Armstrong te zeer domineert.

“Dat fenomeen bestaat nu al. Ik ken supporters die zeggen : ‘Ik juich voor iedereen, behalve voor Sven Nys.’ Alle dominante atleten overkomt dat vroeg of laat en bij Sven zie je die weerstand momenteel groeien. Gelukkig beschikt Sven over een grote groep trouwe supporters die daar weerwerk tegen bieden. Sven krijgt echt veel steun van die mensen. Maar ooit moet de dominantie van Sven zich tegen hem keren. En dan valt het te vrezen dat we toestanden zoals met het dranghek in Aalter nog vaker zullen meemaken. Ik wil dat incident nu ook niet dramatiseren, want meestal verlopen de veldritten in een heel positieve, sportieve sfeer. De pers klopt het allemaal wel een beetje op. Neem nu die befaamde rivaliteit met Bart Wellens. Eigenlijk kunnen die twee het best met elkaar vinden. Het enige probleem is dat ze allebei heel gedreven zijn en allebei erg graag winnen. Dus botst het al eens, maar over het algemeen gaan die twee bijzonder fair met elkaar om.”

Het grote geheim

In zijn boek schrijft Nys : ‘Lichamelijk en qua talent ben ik niet uitzonderlijk, ik maak het verschil met training en verzorging.’

“Hij is daar te bescheiden in. Sven beschikt over een fantastische motor. Met zijn fysieke vermogen zou hij ook op de weg een topper zijn. Sven heeft ook een heel sterk gestel. In de laatste drie jaar was hij zelden of nooit ziek. Dat is toch heel uitzonderlijk voor iemand die zo hard traint, voortdurend buiten is in weer en wind en tijdens de wedstrijden zijn limieten verkent, soms in bijzonder barre weersomstandigheden.

“Daarnaast klopt het wellicht dat hij zich beter verzorgt dan de rest. Bij de uitreiking van de Trofee voor Sportverdienste heeft hij maar één fruitsapje gedronken en om halfeen vertrok hij al naar huis. Terwijl een ander op zo’n moment misschien zegt : ‘Nu laat ik mij eens helemaal gaan.’ Weet je wat eigenlijk het grote geheim van Sven is ? Dat hij in evenwicht leeft. Zijn leven zit volkomen in balans. Thuis gaat alles prima, hij kan rekenen op een uitstekende entourage, heeft betrouwbare mechaniekers, in zijn familiale leven loopt het ook heel goed. Als een van die dingen fout zit, kan dat een sporter onderuithalen. Al die facetten samen zijn als een ketting. En bij Sven zit er geen enkele zwakke schakel tussen.”

En er is zijn maniakale gedrevenheid natuurlijk. Nys schijnt bijvoorbeeld een wandelende encyclopedie te zijn wat sportvoeding betreft.

“Sinds hij bij mij traint, heb ik dat bewust wat afgebouwd. Ik vond dat hij te veel belang hechtte aan zijn voeding. De gezondste manier om op wedstrijdgewicht te komen is volgens mij normaal eten en je vetoverschot eraf trainen. Natuurlijk moet je geen ongezonde eetgewoonten aankweken, maar dat spreekt eigenlijk vanzelf. Sven benaderde dat vroeger te maniakaal. Nu is hij op alle vlakken gematigder geworden. Wat geldt voor zijn eten, kan je eigenlijk ook zeggen over zijn vroegere obsessie met het fietsmateriaal en zelfs met zijn wedstrijdinstelling zelf.”

Moet je hem vaak afremmen ?

“( knikt) Als je hem vraagt om vier uur te trainen, dan doet Sven er altijd nog een kwartier bij. Hij doet het ook zo ontzettend graag hé. Dat is voor hem geen corvee. Ik ken ook renners voor wie fietsen hun werk is. Als die vier uur moeten trainen en ze kunnen zich ervan afmaken met drieënhalf uur, dan zullen ze het niet laten. Die kleine extraatjes maken op het eind van de rit een heel groot verschil.”

Moet je hem ook verplichten om eens van het leven te gaan genieten ?

“Ach, van Sven bestaat het waanbeeld dat hij een wacko is die dag in, dag uit alleen voor zijn fiets leeft. Ik ken Sven vrij goed en ik zweer je : dat beeld klopt hoegenaamd niet. Sven onderhoudt een druk sociaal leven, dat overigens ook erg belangrijk voor hem is. Hij stelt wel bepaalde prioriteiten : Sven drinkt geen alcohol en gaat altijd op tijd slapen. Een topatleet moet zo streng zijn voor zichzelf hé. Een paar weken geleden zei Alan Peiper, ex-ploegleider bij Davitamon-Lotto, nog in de krant dat hij zich eraan stoorde dat zijn renners zo veel alcohol dronken. ‘Alsof daar iets mis mee is’, reageerden die renners daarop. Wel, ze hebben allebei gelijk. Máár … wie ervoor kiest om regelmatig zijn pintje te drinken, moet ook wel aanvaarden dat hij nooit een topper zal worden. Het is echt het een of het ander. Ander voorbeeld : ik ben nog conditietrainer geweest in het voetbal, bij Tielen en Lommel. Als ik zag aan welk laag looptempo die voetballers al melkzuur gingen opstapelen, viel ik bijna achterover. Meer en gerichter trainen was de enige, logische oplossing. Maar daar hadden heel wat spelers het moeilijk mee. Mij goed hoor, maar dan beslis je ook meteen om nooit een topper te worden.”

De mentale wereldkampioen

In wielermilieus doet men wel vaker smalend over voetballers. Die mannen trainen nauwelijks, hoor je dan. En hun conditiepeil is bespottelijk.

“In september 2004 stond in De Standaard dat de spelerskern van Anderlecht 13 uur traint per week, en die van Club Brugge 12,5 uur. Match inbegrepen. Tja, moet je dan verbaasd zijn dat de conditie van die sporters ondermaats is ? Met 12, 13 uur krijg je op het conditionele vlak niks klaar. Zo kweek je geen toppers. Ik ken genoeg van sporttraining om dat met absolute zekerheid te zeggen. En bedenk dan nog dat in die 13 uur ook het loslopen zit, de techniek moet worden onderhouden en de tactische patronen moeten worden ingestudeerd. Mij verbaast het absoluut niet dat de Belgische ploegen internationaal worden weggetikt.”

Hoeveel zouden voetballers dan wel moeten trainen ?

“Goh, dat hangt van ploeg tot ploeg af, en binnen iedere ploeg van individu tot individu zelfs. Eigenlijk loopt het bij veel Belgische ploegen al fout in de voorbereiding, die ieder jaar opnieuw totaal onevenwichtig is samengesteld. De eerste trainingen beginnen in juni. De spelers hebben op dat moment weken stilgelegen, meestal letterlijk zelfs, dus men begint met een weekje lichte conditietraining. Na één week zegt de trainer : ‘Oké, nu hebben jullie de basis. We zullen op interval trainen en tussendoor nog wat oefenmatchen spelen.’ Da’s onzin hé. Op één week kan je niks fundamenteels doen. Het gevolg is dat die ploegen in hun voorbereiding geteisterd worden door blessures en dat tegen september de ziekenboegen propvol zitten. Terwijl dat perfect te vermijden valt. Maar als je dat zegt, roep je in de woestijn hé. In het voetbal kan je bijna niks veranderen. Je moet vechten tegen een logge machine die eigenlijk niet in beweging wil komen. Je moet tegen trainers vertellen dat ze al jaren verkeerd bezig zijn. Je moet spelers laten inzien dat ze eigenlijk niet in vorm zijn en, erger nog, ze een hele hoop vervelende oefeningen laten doen om dat recht te zetten. En dan moet je nog hopen dat het bestuur je daarin blijft volgen. Ik heb daar allemaal geen zin in. Ik werk liever met sporters die écht gemotiveerd zijn om het beste uit hun carrière te halen.”

De kampioenschappen komen er stilaan aan. Nu hij zo dominant gekoerst heeft, heeft Nys daar meer te verliezen dan te winnen.

“Wel integendeel. Alles wat er nu nog bij komt, is mooi meegenomen, maar het seizoen van Sven is al lang geslaagd. Dat hij dat rond Nieuwjaar al kan zeggen, is natuurlijk een enorme luxe. Kijk, momenteel draagt Sven ook geen wereldkampioenentrui. Maar wie is mentaal voor iedereen – supporters, pers én tegenstanders – de wereldkampioen ? Sven Nys toch zeker ? Stefan Everts is tien keer wereldkampioen geworden. Een fantastische prestatie. Maar als het veldrijden gestructureerd was zoals de motorcross – met alle grote wedstrijden in één groot regelmatigheidscriterium – dan zou Sven daar niet ver van af zitten. Dan zou hij waarschijnlijk nu al de wereldkampioen van dit seizoen zijn en het is nog maar begin januari. Ik vind dat men te veel waarde hecht aan het WK. Sven Nys blijft dé man van het seizoen, zelfs als hij die dag toevallig niet zou winnen.”

Nys schreef in zijn boek dat hij op het laatste WK in Zeddam lusteloos rondfietste. Is dat niet erg verontrustend ? Als je je voor een WK al niet meer kan opladen …

“Met die uitspraak heeft Sven me verrast. We hebben het er nog niet over gehad, maar mijn verklaring is dat Sven wist dat het WK in Zeddam sowieso erg moeilijk ging worden voor hem. Het parcours leende zich niet voor een zware wedstrijd. Daar komt dan nog het gegeven bij dat sommige concurrenten op de kampioenschappen tien procent rapper rijden. Ik wil daar niks mee insinueren. Het is gewoon een vaststelling.”

JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content