De ontgoocheling na de gemiste olympische selectie is weggespoeld. Kim Gevaert trekt met ambities naar het WK atletiek in het Canadese Edmonton.

Memorial Van Damme 2000 : de laatste kans voor Kim Gevaert om de olympische limiet – 11.20 – te halen. Op de Vlaamse kampioenschappen van 1999 had ze al 11.17 neergezet. Maar het BOIC eiste bevestiging en in het olympisch jaar wilde het gewoonweg niet lukken. Tegenslag, druk, blessures, en uiteindelijk 11.51 in Brussel.

Onvoldoende dus en weg ticket voor Sydney.

Het jaar 2001 heeft intussen al veel goedgemaakt voor Kim Gevaert : haar studies Logopedie en Audiologie sloot ze af met onderscheiding, bij Atletiek Vlaanderen kon ze meteen aan de slag als profatlete, begin juni pakte ze in Hengelo haar eerste internationale zege én ze voldeed ook aan het minimum voor het WK atletiek. Dat begint op 3 augustus in het Canadese Edmonton.

Is 2000 nu een jaar om zo snel mogelijk te vergeten ?

Kim Gevaert : Ik heb er mijn lessen uit getrokken. Het hele jaar was gewoon vreselijk : een opeenstapeling van tegenslagen. Ik kan misschien beter mijn seizoen stopzetten, dacht ik op bepaald moment, maar dat zou te veel geknaagd hebben. Ik wilde blijven proberen om het olympisch minimum te halen, alleen was dat verschrikkelijk vermoeiend. Er was altijd wel weer een tegenslag, ik moest me telkens weer opladen. Ik was echt blij toen het allemaal voorbij was.

Was dat het gevoel dat overheerste na de Memorial Van Damme, opluchting ?

Het eerste moment wel, ja. Ik had nochtans vrij goed gelopen toen : 11.51 met anderhalve meter tegenwind. Bij windstil had er misschien 11.35 ingezeten, mijn niveau van het seizoenbegin. Nog niet voldoende voor Sydney, maar het BOIC had me officieus al laten weten dat ik mee mocht als ik rond de 11.30 liep. Weer zo’n superpechdag dus. En eerst was er dan wel die opluchting, maar ’s nachts lig je toch te denken : ’t is echt gedaan nu, ik mag niet mee. De eerste dagen was ik ook niet de gelukkigste mens op de aardbol. Ik ben dan meteen naar Amerika vertrokken om bij mijn vriend te zijn ( de Waalse hinkstapspringer Djeke Mambo, nvdr). We hebben wat vakantie genomen en ik heb de Olympische Spelen vooral via internet gevolgd. De grootste ontgoocheling was toen al weggespoeld. Ik vond het trouwens nog erger voor de mensen rondom mij : voor mijn sponsors, de club, al die mensen die zo met mij hadden meegeleefd en mij hadden geholpen. De clubvoorzitter kwam me bijvoorbeeld voor elke wedstrijd bloemen brengen, om mij te steunen. Het doet nog altijd pijn dat ik anderen ontgoocheld heb. Zoals mijn trainer, die er zoveel tijd heeft ingestoken.

Weet je intussen waarom het eigenlijk is misgelopen ?

In mijn ogen is alles begonnen met de strenge minima : 11.20 is toch wel heel snel, hoeveel sprintsters zouden dat dit seizoen al gelopen hebben ? En 22.75 op 200 m ? Dat zullen er nog minder zijn. Eigenlijk is dat niet serieus ? Nochtans had ik er vertrouwen in : ik begon het seizoen met 11.34 en wist dat er nog progressie inzat. Maar daarna kende ik enorm veel pech met het weer. Ofwel was er tegenwind, ofwel regende het, ofwel was het te koud. Net op die wedstrijden waarop ik een kans had om mijn limiet te lopen, waarnaar we gepiekt hadden. Dat heb ik te veel in mijn hoofd gestoken en daardoor is volgens mij ook die achillespeesontsteking ontstaan. Al die druk, die stress, ik kon gewoon niet meer lopen.

Anderhalve week heb ik stilgelegen en dan begin je nog meer te piekeren natuurlijk. Toen ik daarna weer wat kon trainen, ben ik ziek geworden, weer anderhalve week aan de kant. Eigenlijk wist ik toen al dat het heel moeilijk zou worden. Het olympisch comité had me op dat moment wel wat mogen steunen, vind ik. Maar neen, ik moest op dat minimum blijven jagen.

Maar als ze voor jou een uitzondering hadden gemaakt, dan hadden ze dat voor andere atleten ook moeten doen ?

Dat besef ik ook wel. Maar de manier van selecteren vind ik gewoon niet goed. Kijk maar naar Sandra Stals of Patrick Stevens. Toen die op het vorige WK in Sevilla de halve finale bereikten, kregen ze te horen dat ze daardoor automatisch geselecteerd waren voor Sydney. Maar begin 2000 was er toch weer die twijfel : ze zouden nog duidelijk vormbehoud moeten tonen. Uiteindelijk hebben bijna alle atleten nog het minimum moeten lopen of wisten ze pas begin augustus dat ze mee mochten. Hoe kan dat nu ? En dan zijn de mensen van het BOIC verbaasd dat het op de Spelen zelf niet zo geweldig gaat. Als je je atleten een beetje volgt, dan weet je toch wat die wel en niet aankunnen ? Zeker in een olympisch jaar zou de selectie al een heel stuk op voorhand moeten vastliggen, zodat je je seizoen helemaal op de Spelen kan afstemmen.

Hoe waren de reacties achteraf ?

Ik heb heel veel steun gekregen, ( aarzelend) behalve van het BOIC. Je hoort er plots niet meer bij, hè ? Weet je dat ik op teletekst heb moeten lezen dat ik niet in de definitieve selectie zat ? Dat maakt me nog altijd heel kwaad. In het begin van het jaar stond ik zelfs niet meer op de preselectielijst voor Athene. Toen had ik wel zoiets van : ben ik dan echt niks meer waard omdat ik één pechjaar heb gehad ? Met 7.21 dit seizoen op 60 m, 11.26 op 100 m en 23.06 op 200 m tel ik internationaal toch nog mee, of niet ? Ik kan het nog, denk ik dan. Een beetje revanchegevoelens dus, ja, al is dat niet de voornaamste drijfveer.

Was het achteraf bekeken een voor- of een nadeel dat je al in 1999 11.17 had gelopen ?

Het was in elk geval onverwacht, ik heb die dag veel geluk gehad. Ik voelde me supergoed, de wind zat perfect in de rug, het was bewolkt en toch warm : precies zoals ik het graag heb. En dan komt het eruit. Maar toch dacht ik : als ik nog iets verbeter, loop ik makkelijk 11.20. Dat heeft de druk misschien wel vergroot. Ik moet er in Sydney bij zijn, prentte ik mezelf voortdurend in, want ik kan het. Iedereen veronderstelde ook dat ik de limiet zou halen, terwijl die 11.17 misschien niet echt realistisch was.

En met 11.18 kon je dan nog brons winnen op de Olympische Spelen ?

Dat moet je ook relativeren, hoor. Met 11.18 brons halen, is niet normaal. Op de 200 m zat je zelfs met 23 rond in de finale. Dat vond ik ook raar. Er zijn wel veel mensen die me daarover hebben aangesproken, maar je weet natuurlijk niet hoe snel ik zou gelopen hebben in die omstandigheden. Je mag twee wedstrijden nooit met elkaar vergelijken.

Hoe heb je de Olympische Spelen uiteindelijk beleefd ?

Eigenlijk heb ik heel weinig beelden gezien. De finale van de 100 m bij de vrouwen heb ik zelfs helemaal niet gezien. In Amerika tonen ze de Olympische Spelen met 10.000 reclamespotjes tussendoor, en ze hebben ook alleen maar aandacht voor de Amerikaanse atleten. Misschien heb ik het ook wel een beetje vermeden. Ik las wel de kranten en keek eens op internet, vooral naar wat de Belgen deden. Maar dat doe je toch op een moment dat het jou past. Mocht ik in België gebleven zijn, dan zou ik waarschijnlijk een hele dag voor tv hebben gezeten. Dan zou ik meer het gevoel hebben gehad : daar had ik moeten tussenlopen.

Je hebt lessen moeten trekken uit 2000, zeg je. Wat zijn de belangrijkste ?

Als atleet moet ik alles wat meer relativeren, me niet meer zo snel laten gaan. De voorbije jaren heb ik eigenlijk nooit grote tegenslagen meegemaakt. Vorig jaar was een opeenvolging van tegenslagen. Als het goed gaat, is iedereen lief en vriendelijk, valt het wat tegen, dan zie je ze niet meer. Maar ik speel nu gewoon het spelletje mee en blijf vriendelijk. Da’s jammer en ik haat het echt, maar je moet jezelf beschermen. Ach, 2000 is intussen helemaal verteerd, zeker nu het dit seizoen zo goed gaat.

Heeft de tegenslag in 2000 je aanpak van het nieuwe seizoen eigenlijk beïnvloed ?

Ik heb een zevental weken niks gedaan, zo’n lange rustpauze neem ik na elk seizoen. Daarna was de goesting en de honger er weer, net als de vorige jaren. De gemiste Spelen hebben daar geen invloed op gehad. Qua trainingsopbouw is er ook niet zoveel veranderd. We wisten wél dat we opnieuw op een limiet moesten jagen en ik heb dan ook vrij snel gezegd : hetzelfde als vorig jaar wil ik niet meer meemaken, zo ongelukkig wil ik me niet meer voelen. Ik heb me toen veel te druk gemaakt. Gewoon mijn wedstrijden lopen en zien hoe het gaat : dat was mijn voornemen. Da’s ook vrij goed gelukt. Zeker die dag in Hengelo, toen ik won in 11.32, heb ik heel ontspannen en vinnig kunnen lopen, zonder te verkrampen. De minima voor het WK waren gelukkig iets menselijker dan die voor Sydney ( 11.36 op 100 m en 23.06 op 200 m, nvdr) en daar ben ik dan ook vrij vroeg onder gedoken. Maar goed ook, want de volgende drie wedstrijden heb ik in de regen moeten lopen : 11.50, 11.40, 11.60, niet echt goeie tijden, maar daar moest ik me ook niet veel van aantrekken. Ik kon mezelf gewoon vergelijken met mijn concurrentes en de kwaliteit van mijn koersen analyseren.

Welk gevoel gaf dat, winnen in Hengelo en onder de WK-limiet duiken ?

Opluchting en voldoening. De dagen ervoor voelde ik al dat het erin zat, maar het moet er dan nog uitkomen natuurlijk. Sinds die dag heb ik ook echt mijn zelfvertrouwen terug. Jammer dat er toen geen 200 m op het programma stond, anders had ik wel een record kunnen lopen. Want een 200 m loop ik nog altijd met schrik. Ik vind dat zo ver en aarzel nog altijd om door te gaan in de bocht. Die dag was dat misschien wel eens gelukt, zo zelfzeker voelde ik me toen. Dat ik in Hengelo heb kunnen winnen, een Grand Prix II-meeting, heeft ook wat deuren geopend. Het was makkelijker om op andere wedstrijden binnen te geraken. En meer internationaal contact kan ik goed gebruiken. Omdat ik in België meestal win, laat ik me nog te vaak vangen als er plots iemand voor mij opduikt. Ik moet nog leren mijn eigen wedstrijd te lopen.

Met welke ambities vertrek je nu naar Edmonton ?

Ik zal tevreden zijn als ik qua tijd opnieuw het niveau kan halen dat ik nu heb. Met een plaats in de halve finales zou ik supergelukkig zijn. Dat is niet onmogelijk, maar wel heel moeilijk. Als ik drie tienden boven mijn besttijd zit, dan zal ik echt ontgoocheld zijn. Ik vertrek in elk geval met een andere ingesteldheid dan twee jaar geleden in Sevilla. Dat was toen mijn laatste wedstrijd van het seizoen en ik was supermoe, echt leeg. Omdat we nu voluit hebben kunnen trainen voor Edmonton, zal ik veel frisser aan de start komen. Het is ook fantastisch dat we een aflossingsploeg hebben op het WK. Ik kan me niet herinneren hoe lang dat voor België geleden is. En het is echt een ploeg die iets kan. Dat ik nu stevige concurrentie heb in België, helpt me trouwens om scherp te blijven, dat stimuleert. Wat ook voor extra motivatie zorgt, is dat we met zeven atleten van Atletiek Vlaanderen naar Edmonton gaan. Wij moeten er mee voor zorgen dat dat nieuwe initiatief slaagt. We hebben een soort verantwoordelijkheid : laten zien dat zo’n profstatuut echt helpt en dat de atleten resultaten boeken.

Hoe bevalt ze trouwens, jouw eerste job ?

Voorlopig bevalt het me uitstekend, alles is prima geregeld, we krijgen ook een mooi loon. Al zal ik pas over enkele maanden echt beseffen dat ik profatlete ben. Dan moet ik normaal weer achter mijn boeken kruipen en dat valt nu weg. Atletiek Vlaanderen was een kant-en-klare-oplossing voor mij. Toen ik aan mijn studies begon, was atletiek nog een hobby. Alles op mijn sport zetten, kwam niet in mij op, het schrikte me ook af. Sport is geleidelijk aan belangrijker geworden, ik heb mijn laatste studiejaar al gesplitst en nu krijg ik deze kans. Perfecte timing dus. Een eerste evaluatie volgt in januari, al lijkt me dat nog wat te vroeg. Het wordt afwachten of ik het mentaal wel aankan om alles op de sport zetten. Of ik me niet zal vervelen of zot word van er altijd mee bezig te zijn. Maar ik ben er redelijk gerust in, vorig jaar was toch al een overgangsjaar en dat ging heel goed. Alleen als je gekwetst raakt, wordt het echt hard. Dat moet vreselijk zijn.

Hoe groot schat je je progressiemarge in nu je alles op je sport kan zetten ?

Als ik twee jaar geleden vrij makkelijk 11.20-11.30 haalde, dan moet ik ooit 11 rond kunnen lopen. Lukt dat in een kampioenschap, dan zit je in de finale. Met wat geluk sta je zelfs op het podium. Maar da’s allemaal moeilijk te voorspellen. Ik zou vooral regelmatiger willen worden. Wie weet loop ik ooit wel een keer 10.90, maar ik ben daar nogal realistisch in. Mijn 200 m, da’s iets anders. Daar ben ik al jaren niet tevreden over. Ik zou vlot onder de 23 moeten kunnen. Een halve finale halen op grote kampioenschappen, lijkt me ook makkelijker op 200 dan op 100 m. Daar moet dus aan gewerkt worden. Al worden de trainingen ook weer niet zo fel opgedreven nu ik prof ben. Dat zou niet verstandig zijn. We blijven gewoon rustig opbouwen. Kwaliteit en recuperatie zijn tenslotte heel belangrijk. Mijn lichaam echt verzorgen, daar heb ik nu wel meer tijd voor. Naar de kiné gaan, naar de sauna, meer rusten.

door Inge Van Meensel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content