Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

2002 is het jaar van de doorbraak van Thomas Buffel bij Feyenoord. Wat voorafging, in Sint-Michiels, Assebroek, Ruddervoorde en Brugge. ‘Als voetballer was Thomas té goed.’ De roots !

“Kijk eens hoe groot hij was !” Jacqueline, zijn moeder, schiet in een lach. “Vijftig centimeter voor 2,700 kilo. Mooie foto, maar ik weet niet of hij graag zou hebben dat hij gepubliceerd wordt. Thomas was een rustig kindje, geen schreeuwer. Met negen maanden kon hij al lopen. Een gewone jongen, actief, dat wel, sociaal ook. Hij ging direct met al de kinderen spelen.”

“Thomas is geboren in Sint-Michiels,” vertelt Martin, zijn vader, “waar we op een appartement woonden. We zijn dan verhuisd naar een huis met een tuin in Assebroek, waar hij meer ruimte had en een beetje heeft leren voetballen. Na zijn eerste communie zijn we dan in Ruddervoorde komen wonen. Hier is hij echt opengebloeid, hier heeft hij buiten gespeeld, gevoetbald en vrienden gemaakt tot en met.”

Moeder : “Thomas is altijd een rustige jongen geweest.”

Vader : “Een zeer gemakkelijke jongen.”

Moeder : “Nooit heb ik hem opstandig geweten.”

Vader : “Hij had er geen probleem mee onderdanig te moeten zijn.”

Moeder : “Maar als er kattenkwaad was gebeurd, zat hij er wel altijd bij, hoor. In de refter, bijvoorbeeld, de zoutvaatjes opendraaien, zodat wie wat zout wou nemen de hele inhoud over zijn frieten kreeg ( lacht). Hij maakte graag leute. Een speelvogel. Speels als zijn vader ( lacht).”

Vader : “Dat rustige heeft hij meer van zijn moeder, denk ik ( lacht).”

De Buffels zijn een voetbalfamilie uit Ruddervoorde. Martin, inspecteur bij een kinderbijslagfonds, voetbalde net als zijn twee broers voor de West-Vlaamse derdeprovincialer Daring Ruddervoorde. “Ik was ook een middenvelder,” lacht hij, “ook een creatieve.” Thomas ging van kleinsaf mee naar Daring. Maar ook al snel naar Cercle, want vader was een Cercle-supporter die ook vaak naar de training ging kijken. Een echte Cercle-man, heet dat in het Brugse. “Zijn jongste broer is voor de Club”, zegt moeder Buffel, directrice van C&A Oostende. “Toen ze ons na de bevalling in het ziekenhuis kwamen bezoeken, had hij van die kleine Club-schoentjes meegebracht. Ze liggen, denk ik, nog altijd op zolder.”

Het kon dus bijna niet anders of ook Thomas zou voetballer worden. “Hij was nog maar vijf en een half jaar toen hij zijn eerste wedstrijd speelde”, zegt vader. “Vriendschappelijk in Blankenberge.” De foto’s worden er bijgehaald. “Hier, juist voor die wedstrijd. Kijk eens, hoe hij daar staat. Hoe gespannen. En hier ! Alle anderen staan stil en er is er één in beweging.” Thomas, jonger en een kop kleiner dan de rest.

“Je moest niet veel van voetbal kennen om te zien dat Thomas een talent was”, aldus Eddy Caenepeel, zijn eerste trainer bij de duiveltjes van Daring Ruddervoorde. “Hoeveel keer wordt dat geboren ? Eén keer op honderdduizend ? Zeven jaar en al perfect tweevoetig maakte hij iedere wedstrijd het verschil. Je moest hem niets uitleggen, want hij kon het. Het was aangeboren. Ik weet nog hoe hij in de finale van een toernooi in en tegen Anderlecht tegen iemand stond die een kop groter was dan hij, maar hij speelde hem toch van het kastje naar de muur, hoor. Een schitterend manneke, beetje bedeesd naast het veld zelfs. Nu nog. Als je hem niet kent, zal hij er niet van klappen, hoor, van ’t voetbal.”

Zo is hij. “Altijd geweest”, zegt zijn vader. “Toen hij bij de duiveltjes van Ruddervoorde begon te spelen en ze wonnen met 9-0 mocht je er zeker van zijn dat hij er minstens zeven of acht gemaakt had, maar hij ging het nooit zeggen. Dat ging dan zo :

-Heb je gewonnen, Thomas ?

-Ja.

-Met hoeveel ?

-Met zoveel.

-En heb je goals gemaakt ?

-Ja.

“Dan nog ging hij niet zeggen hoeveel. Nooit. Dat lag gewoon niet in zijn aard.”

Lang bleef Thomas niet bij Daring Ruddervoorde. Het vertrek – als preminiem – verliep ook niet in vrede. Er ging een grote discussie aan vooraf met voorzitter Gilbert Deschacht. Vader Buffel wou dat zijn zoon zijn vrijheid behield. “Het Bosman-arrest was er toen nog niet, maar ik had het wel al ingecalculeerd”, glimlacht hij. “Vrijheid is belangrijk in het leven, hé. Voor Daring tekenen was geen probleem, op voorwaarde dat ik van het bestuur een brief kreeg waarin stond dat hij ieder jaar vrij was. Ik heb daar niet om zitten zagen, tot ze zegden : als hij niet tekent, mag hij niet meer spelen. We zijn toen in het midden van het seizoen vertrokken.”

Naar Cercle Brugge. Niet naar Club Brugge, hoewel de moeder van moeder Buffel en de moeder van Club-directeur Antoine Vanhove zussen zijn en Antoine Vanhove dus een oom is van Thomas. Antoine Vanhove zou toen geroepen hebben dat Thomas het mocht vergeten om ooit in zijn leven voor Club Brugge te spelen. Moeder Buffel lacht. “Wie Vanhove kent, weet dat het de nagel op de kop is. Maar ik kan dat ook wel begrijpen, hoor. Ergens is het menselijk… heel de familie gaat naar de Cercle… dat was niet plezierig voor hem. Daar komt het eigenlijk op neer. Maar nooit hebben we daar één discussie over gehad. We hebben dus wel een goeie familiale band. Je moet dat eigenlijk kunnen scheiden. Kijk, hier, wat een goeie band !” Ze haalt een foto boven van een jubileum van Antoine Vanhove’s ouders, bij Antoine Vanhove thuis. Iedereen aan tafel draagt een shirt van Club Brugge, zelfs Martin Buffel ! “Ze hadden Martin toen uitgedaagd,” lacht ze, “om er ook één aan te trekken. Je durft niet…” Wel dus.

Martin houdt zich nu wel opvallend gesloten, zolang het over Antoine Vanhove gaat. “Ik kan veel zeggen,” zegt hij, “maar ik ga niks zeggen. Er zijn over Thomas en over ons dingen gezegd die niet juist zijn, maar ik ga mij niet in een polemiek storten. Dat zijn dingen die voorbij zijn.”

Thomas ging dus naar Cercle, meetrainen met de preminiemen. Jacques De Jonckheere was zijn eerste trainer. “Het was een jongentje dat altijd bij de bal wilde zijn”, herinnert hij zich. “Ook al was hij heel tenger en klein, hij wist overal zijn mannetje te staan. Hij was bijna iedereen te snel af. Het was een aangenaam voetballertje om naar te kijken. Wilde alle duels winnen, was nooit te moe om ervoor te vechten. Altijd zeer actief in de wedstrijd, echt een vechtersbaasje. Technisch begaafd, maar niet uitzonderlijk. Het was door zijn karakter dat hij in de wedstrijd op het voorplan trad. Zijn sterkste wapen is zijn mentaliteit. Een klein, tenger mannetje, maar toch krachtig, combattief. Hij vocht voor elke bal. Dat zit er nog altijd in en dat is, vind ik, de sterkte van Thomas Buffel. Ook als kind was hij al tamelijk cool. Heel rustig, beleefd, vriendelijk. Nooit haantje de voorste.”

Als miniem werd Thomas voor het eerst naar de Heizel geroepen. “Hij was toen al bij de beteren van België”, weet Freddy Heirman. “Hij viel op omdat hij bal aan de voet heel sterk was en plots veel veld kon winnen. Later, met de scholieren is hij ook tactisch veel verstandiger gaan spelen. Op het Europees kampioenschap in Duitsland, waar we in de kwartfinales met de penalty’s werden uitgeschakeld, speelde hij in 4-3-3 in de punt van een defensieve driehoek. Hij had een goed loopvermogen en was balsterk, dus kon hij heel veel veld bestrijken, goed infiltreren, vooral bal aan de voet. Rond die diepe spits kon hij zo heel nuttig werk verrichten. Een rol die hem op het lijf was geschreven. Als persoon was hij aan de stille kant, al heb ik hem door omstandigheden toch ooit één keer kapitein gemaakt. Het was een speler die zichzelf niet opdrong, maar tegenover anderen veeleer een suggestief meesterschap aan de dag legde. Al praatte hij niet veel, je voelde dat anderen toch wel veel vertrouwen in hem, in zijn aanwezigheid hadden. Eén van de wapens van Thomas is dat hij in het hoofd vrij rustig is en dingen die je hem aanreikt vrij snel oppikt.”

“Thomas stak er werkelijk met kop en schouders bovenuit”, aldus Chris Verbeke, ondervoorzitter van het jeugdcomité van Cercle die destijds ploegafgevaardigde van de nationale kadetten was. “In functie van de ploeg werd hij bij ons op zowat alle posities opgesteld, behalve in doel en in de achterste lijn. In tien seconden kon hij een wedstrijd doen kantelen. Thomas is altijd een kalm iemand geweest, een beetje timide zelfs. Het feit dat hij nu is opengebloeid is voor ons een openbaring. Een paar jaar geleden klampte hij mij in Oostende eens aan, hij was op zijn ma aan het wachten toen hij mij zag passeren en sprong uit de wagen : Chris, hoe is ’t ermee ?! Hij deed een inspanning om gewoon als mens dat klein beetje dankbaarheid naar ons en naar Cercle toe te sturen. Voor mij is dat een teken dat je persoonlijkheid hebt.”

Wilfried Colpaert is al 28 jaar ploegafgevaardigde van de scholieren van Cercle Brugge. “Ik kan over die jongen alleen maar positieve dingen vertellen”, zegt hij. “Hoe goed hij ook was, hij ging nooit zweven. Toen we met de nationale scholieren kampioen van België zijn geworden, was hij het die het verschil maakte, maar toch gedroeg hij zich als een ander. Thomas was helemaal geen individualist, hij offerde zich steeds op voor de ploeg, wat zeer uitzonderlijk is voor iemand met zijn kwaliteiten. Thomas is de beste jeugdspeler die we ooit gehad hebben. Ik heb hem altijd vergeleken met Paul Van Himst, omdat hij dezelfde stijl had, omdat hij ook de kunst beheerste om een bal perfect aan te nemen en dan onmiddellijk zijn lichaam tussen tegenstander en bal zetten. Zijn enig minpunt is zijn kopspel. Je zal hem niet vaak zien koppen ( lacht).”

Thomas ging naar school bij de Frères, het Sint-Franciscus Saverius Instituut in Brugge. “Als student was hij de goeie middelmaat, met af en toe eens een uitschieter”, vertelt Johan De Stickere, die in het tweede en derde jaar wiskunde en economie gaf. “Studeren was wel niet zo belangrijk als voetballen, maar hij had toch dat eergevoel en die discipline om ook op school fatsoenlijke resultaten te halen, ook om zijn ouders content te stellen. Thomas was bijzonder verlegen tegenover al wie maar een beetje gezag droeg, hij durfde zich in de klas niet zo te manifesteren. Vinger opsteken, dat was er zeker niet bij. Hij was volgzaam tot en met. Op een voetbalveld was Thomas altijd een ander persoon dan in het dagelijks leven, met veel meer lef en overtuiging. Ik heb een paar derby’s gezien waarin hij zes goals maakte, op zijn eentje de hele verdediging van de Club aan flarden speelde. Naast het veld het karakter van zijn ma, op het veld misschien meer dat van zijn pa ( lacht).

“Maar na een jaar Rotterdam was hij compleet veranderd. Veel meer branie, een heel andere taal, een andere stemklank ook. Het beschermende van thuis dat was weggevallen, de verantwoordelijkheid die hij kreeg, de concurrentie… dat is zijn ontwikkeling allemaal enorm ten goede gekomen. Het brave jongentje van de buiten werd een lefgozer. Een beetje Rotterdammer, hé. De problemen die hij kende met de Belgische beloften waren trouwens zuiver de schuld van Feyenoord. Ze verklaarden hem geblesseerd, maar stelden hem wel zelf op. De bond is daar achter gekomen en ik weet dat Thomas daar zeer verveeld mee was.”

Frederik Boi voetbalde net als Thomas bij Cercle en zat vier jaar bij hem in de klas. Het waren vrienden die veel samen optrokken. “Thomas was altijd wel in voor een grapje”, lacht hij. “Eén ding kon hij heel goed : ervoor zorgen dat hij nooit gestraft werd. Het was altijd een ander die de peer ving. Een anekdote. Aan het Olympiastadion heb je twee frituren, hé. Carlos en Terminus. Nu waren zij na de match frietjes gaan eten bij Carlos en op de terugweg binnengegaan bij Terminus en daar beginnen zingen van : Càr-los ! Càr-los ! Càr-los ! Die baas kon daar dus niet mee lachen en zette de achtervolging in. De politie is er zelfs aan te pas gekomen, maar de enige die niet gezien was geweest, was Thomas. Typisch ! Zoals aan tafel een gaatje prikken in een plastieken fles; de eerste die dan water nam… ( lacht). Zulke dingen deed-ie wel. Hij heeft ook eens Chinezen gefotografeerd voor de Onze-Lieve-Vrouwekerk (lacht). Picture, picture, picture ? Je kent dat. Thomas was graag bereid. Klik, klik, klik… Hij bleef maar foto’s nemen, het hele filmrolletje heeft hij afgetrokken. Gebouwen, wolken, straatstenen, àlles stond erop, behalve Chinezen. En die Chinezen bleven maar glimlachen. Thank you, thank you… Dat is ook Thomas.

“Hij deed alles voor het voetbal. Thomas dronk wel eens iets, een pintje of een breezerke, maar nooit te veel en nooit tot een stuk in de nacht. Hij wou niet dat zijn prestaties eronder leden. Als voetballer was hij té goed, een klasse te sterk om bij Cercle te spelen. De landstitel van de nationale scholieren was volledig aan hem toe te schrijven. Feyenoord kwam voor het eerst kijken naar een beslissende derby tegen de Club. Thomas speelde de match van zijn leven. Indrukwekkend, daar zijn bijna geen woorden voor. Ik weet nog dat hij alleen op de keeper afging, de keeper dribbelde, maar in plaats van te scoren zich omdraaide om de keeper voor een tweede keer te dribbelen, inclusief een verdediger die was teruggekeerd om pas dan de bal binnen te schieten.”

Thomas ging niet in op het contract dat Cercle Brugge hem aanbood, hij vertrok met 16 jaar transfervrij naar Feyenoord. “In zijn contract,” merkt vader Buffel op, “stond letterlijk : als hij zich niet thuisvoelt, mag hij direct terugkeren.” Er is jamais sprake van geweest. “Bij de familie Zwik, waar hij met nog enkele andere jongens verbleef, heerste er een hele familiale sfeer die hem wel zinde”, weet moeder Buffel.

Wat volgt, is het gekende verhaal. Bij de A1 jeugd van Feyenoord verkozen tot beste jeugdspeler van Nederland, bij satellietclub Excelsior twee keer verkozen tot beste speler van de eerste divisie, sedert begin dit seizoen vast in de basis bij het eerste van Feyenoord, gedebuteerd als Belgisch A-international en ontdekt door absolute Europese topclubs. Oerenthard gaat het nu, iederéén staat er wat van te kijken.

“We weten ook dat er tijden zullen komen dat het eens minder zal gaan,” zegt vader Buffel, “maar dat is logisch in de sport. De mensen zien ook alleen maar het schone ervan, hé. Ze moesten eens weten wat hij er allemaal voor heeft moeten doen. Op zijn vrije zondag ’s ochtends op z’n eentje gaan loslopen, gaan fitnessen of gaan bijtrainen op snelheid, bij Marc Verhelst en Gaby Demanet. Laatst was er de dag na een match een vrije, niet verplichte training. Er waren er drie. Bosvelt en Van Hooijdonck, twee Nederlandse internationals, en Thomas. Dat typeert hem een beetje. Van Marwijk zegt dat ook : hij weet waarmee hij bezig is.”

Met dank aan zijn ouders.

Vader : “Wij hebben hem altijd voorgehouden : één, talent geraakt er niet zonder weken, en twee, altijd de twee voeten op de grond houden.”

Moeder : “Belangrijk is ook hem te steunen, geïnteresseerd te zijn in wat hij doet. Veel ouders zie je hun kinderen afzetten en wegrijden. Toen Thomas klein was, zag je hem net voor de wedstrijd startte altijd naar zijn pa zoeken. Voor het spel begon, moest hij precies weten waar hij stond. Dan was hij gerust.”

Vader : “Jonge gasten moeten steun hebben. Ze voelen dat, als je gaat kijken. Als je interesse betoont in hun hobby gaan ze misschien nog meer gemotiveerd zijn. Ik voerde Thomas naar de training en bleef er. Al onze vrije tijd is er naartoe gegaan. Maar de grootste steun die hij van mij heeft gekregen, denk ik, is geweest het eerste jaar dat hij in Nederland is gaan voetballen. Hij moest toen altijd de zaterdagmiddag om 14 uur spelen en ik ben er iedere keer naartoe geweest. Het mocht in Heerenveen, Groningen of Enschede zijn, 400 kilometer en meer, ik wás er. Alleen. We hadden toen ook een afspraak met Feyenoord dat hij niet met de bus moest terugkeren, maar met mij mee naar huis mocht. Die band is daar dus niet verloren gegaan; en hij had die band nog nodig, want tenslotte was hij toen nog maar 16 jaar. De maandagochtend voerde ik hem dan om 5u20 naar het station van Brugge. Hij heeft dat aangevoeld als een enorme steun. Zo was hij ook ieder weekend thuis. De zaterdagavond ging hij dan met vrienden, waaronder dikwijls Birger Maertens, nog iets drinken in Brugge.”

Moeder : “Tot 1uur. En toen hij 18 was tot 2 uur. Ik ging hem dan ophalen. Hij moet ook zijn ontspanning hebben, hé. Maar het was niet iedere week. Drie jaar geleden heeft hij dan op een fuif een meisje van Beernem leren kennen. Vrij snel is zij bij hem gaan wonen. Zij werkt er nu in de Jeugdzorg van Dordrecht.”

Vader : “Dat hij zijn vriendin daar bij zich heeft, is een niet te schatten pluspunt. Want stel je voor : een jonge gast, veel geld, een beetje vrije tijd, alleen op een appartement… en daarnaast nóg een jonge gast… Eigenlijk, hé, heeft hij heel die overstap van thuis naar Rotterdam probleemloos gemaakt. Hij heeft het zelf gedaan. Misschien deden wij een paar percentjes, net als al de trainers die hij ooit gehad heeft – en die wij, samen met Thomas, graag voor alles willen bedanken -, maar hij al de rest. Ik denk dat Thomas mentaal sterk is, stevig in zijn schoenen staat. Zoals zijn mama.”

door Christian Vandenabeele

‘Thomas staat stevig in zijn schoenen. Zoals zijn mama.’

‘Hij was bijzonder verlegen tegenover al wie maar een beetje gezag droeg.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content