Een aantal hardleerse figuren uit de Belgische donkere jaren moet uit het wielrennen, zegt Peter Van Eenoo, directeur van het Gentse dopinglab. En als mensen zoals Patrick Lefevere, Yvan Vanmol of Jean-Luc Vandenbroucke zich bezwaard voelen, dan wenst hij dat ze open kaart spelen. ‘De rol van de Belgen wordt in de journalistiek vrij snel onder de mat geveegd, net of ze heiligen waren.’

Zijn ze in het dopinglab van Gent steil achterover gevallen toen zwart op wit kwam vast te staan hoe zevenvoudig Tourwinnaar Lance Armstrong en zijn ploegen de boel bedot hebben door hun scabreuze dopingpraktijken? En hoe komt het dat de dopingbestrijders hen niet bij de lurven gevat hebben? Antwoorden levert Peter Van Eenoo. Hij volgde in oktober 2010 Frans Delbeke op als hoofd van DoCoLab, een afdeling van de medische faculteit van de Universiteit Gent en een van de 35 labs ter wereld die door het wereldantidopingagentschap WADA erkend zijn. Wat verbaast, is dat Sport/Voetbalmagazine als allereerste medium op papier sinds de zaak-Armstrong uitbrak, langskomt voor een diepgaand gesprek. Het valt Van Eenoo ongetwijfeld ook op: blijkbaar liggen weinig media wakker van de dopingstrijd.

Twee uur praat hij voluit. Hij verklaart, legt uit wat de trucjes van de foor zijn en neemt stelling in. Als er één rode draad door het gesprek loopt, is het zijn verontwaardiging, maar ook zijn vastberadenheid om het de dopingslikkers zo moeilijk mogelijk te blijven maken. En neen, hij was helemaal niet verbaasd door het rapport van het Amerikaanse antidopingagentschap USADA, dat van mening was dat het na meer dan 25 getuigenissen onder ede genoeg bewijzen had om Armstrong zijn Tourzeges af te nemen.

Intussen blijft het wielrennen dopingzondaars recycleren als ploegleider of manager, terwijl een eenvoudig gentlemen’s agreement tussen de ploegen deze figuren zou kunnen uitsluiten.

Peter Van Eenoo: “Het grote nadeel in de professionele wielersport is dat er in de entourage figuren rondlopen die boter op het hoofd hebben en die met het verleden niet in het reine zijn gekomen. Dat kan toch niet blijven duren als je weet dat het universeel was wat Armstrong in de jaren negentig deed. Niet alleen bij US Postal en de opvolgers ervan, maar ook bij Deutsche Telekom met Jan Ullrich en Bjarne Riis, bij Italiaanse en Spaanse ploegen en volgens Philippe Gaumont ook in zijn Franse ploeg Cofidis. Het kan niet dat dit patroon van georganiseerde doping of verregaand gedoogbeleid, met medewerking van ploegartsen, bevestigd wordt en er nu nog ploegleiders zijn die toen meedraaiden en nog altijd doen alsof hun neus bloedt.

“Ik vind het onverantwoord dat die nog in het wielrennen rondlopen. En dan nog zeggen dat ze het doen vanuit de liefde voor hun sport. Wel, als ze er echt van houden, dat ze bekennen! Wie ploegleider, manager of dokter was en dopinggebruik mee georganiseerd of verregaand gedoogd heeft, die moet er gewoon radicaal uit. Opstappen! Wie als renner gebruikt heeft onder druk van het systeem, om het zo te zeggen, ook die moet bekennen. Het WADA kan een regeling uitwerken. Ik kan ermee leven dat ze in dat geval alleen een voorwaardelijke straf krijgen. In dat opzicht vind ik de ( lichtere, nvdr) straffen van het USADA voor de pentiti goed. Maar ook de anderen moeten nu wel de volledige waarheid vertellen. Als er daarna nog feiten bekend worden die juridisch aantoonbaar in strijd zijn met eerdere verklaringen, of ze begaan opnieuw een overtreding, dan wordt die voorwaardelijke straf natuurlijk meegerekend. En dan gaat het niet meer om een schorsing van twee jaar maar om een levenslange schorsing. Dan moeten die renners uit de sport. De voorwaarde is dus dat deze renners nu naar voren treden, de volledige waarheid vertellen en schuld bekennen: dat ze fout waren en zeggen dat ze die fout niet opnieuw willen maken.”

U hebt ook uw vragen bij de wielerjournalistiek in ons land?

“Ik hoop dat de journalistieke wereld zich wat meer vragen stelt – misschien ook minder aangename – over de rol van de Belgen. Want dat wordt vrij snel onder de mat geveegd. Er worden weinig parallellen getrokken met renners die aan de zijde van Armstrong actief waren in zijn ploegen. Het kan zijn dat die Belgische ploegmaats niets ongeoorloofds gezien hebben, maar ze worden wel héél oppervlakkig ondervraagd in de pers. Het gaat niet alleen over de nieuwe generatie, maar om heel die generatie van de jaren negentig met bijvoorbeeld sommigen in ploegen waarvan aangetoond is dat er systematisch dopinggebruik was: Motorola, US Postal, Deutsche Telekom. Ik denk ook aan Franse, Italiaanse en Spaanse ploegen waar zulke systemen bestonden, waarbij Belgische renners en ploegbestuurders en artsen betrokken waren. Daar wordt niks over gevraagd. Net of de Belgen er vrij voor waren, de heiligen waren in die ploegen. Je kunt kijken hoe bepaalde renners zoals Armstrong bij Michele Ferrari ( de beruchte dopingarts, nvdr) terechtgekomen zijn en dan krijg je al een gedeeltelijk antwoord.”

Stel dat ploegmanager Patrick Lefevere, oud-renner Johan Museeuw en dokter Yvan Vanmol, die samen vele successen beleefd hebben bij Mapei in de jaren negentig, zich bezwaard zouden voelen, wat zou u hen aanraden?

“Als dat het geval zou zijn, zou ik hen of wie dan ook aanraden om naar de media te stappen en hun kaarten op tafel te gooien. Om te zeggen: dit is wat we gedaan hebben en we verontschuldigen ons. Indien Patrick Lefevere zich bezwaard zou voelen – ik geef dus geen oordeel want ik ken zijn persoonlijke situatie niet – zou ik hem ook aanraden om een stap opzij te zetten. En hem vragen om te zeggen dat hij zijn lot in handen legt van welke instantie dan ook die een straf zal uitspreken, en hem vragen zijn straf sowieso te aanvaarden. Hetzelfde voor een ploegdokter zoals Yvan Vanmol. Johan Museeuw is al gestopt met wielrennen en heeft geen enkele functie meer, dat is iets anders. Hij heeft ook al een keer bekend en heeft onlangs nog opgeroepen om klaarheid te schenken over het verleden. Nu, ik heb niets tegen Mapei. Wat ik zeg, geldt voor niemand specifiek, maar als een algemene stelregel voor alle ploegen en alle betrokkenen die eventueel boter op het hoofd hebben. Als we in België rondkijken, zijn er natuurlijk nog ploegen uit de jaren negentig.

“Ik ben niet betrokken bij het bepalen van de strafmaat en kan alleen maar mijn persoonlijke visie geven. Nu vind ik wel dat de verantwoordelijkheid van arts en ploegleider zwaarder weegt dan van de individuele renners. In principe vind ik daarom dat de eersten geen voorwaardelijke maar een effectieve tuchtstraf zouden moeten krijgen, als er sprake is van zwaarwichtige feiten. Als ze op eigen initiatief eerlijk en volledig bekennen dan mag die straf wat mij betreft beperkt zijn. Maar bij een eventuele tweede straf gaat het volgens de dopingregels om een levenslange straf. Wie na zo’n bekentenis en lichte straf dus nog met vuur speelt en betrapt wordt, heeft niet alleen zijn vingers verbrand maar heeft zich volledig verbrand. Dat zijn daarom geen criminelen of slechte mensen, maar ze moeten niets meer te maken hebben met de sport. Nu is het zo dat alleen wie de omerta doorbreekt, uitgestoten wordt, en niet de overtreders. Dat moet omdraaien.”

De UCI heeft gezegd dat ze de beslissing van het WADA zal steunen om een werkgroep op te richten met als naam ‘De ondoelmatigheid van het gevecht tegen doping in de sport’. De UCI wil daarbij zelfs haar systeem eerst onderzoeken.

“Ik heb dat gelezen, ja, maar ik vind dat die werkgroep een heel dwaze naam krijgt. Beter zou je spreken van de doelmatigheid van het gevecht. Maar goed, die werkgroep kan alleen maar voordelen opleveren. Er zijn daadwerkelijk een aantal zaken die veel beter kunnen. We gaan bijvoorbeeld na een bloed- nu ook naar een steroïdenpaspoort per renner, dat binnenkort van kracht wordt, al weten we nog niet wanneer. Er komen dus nog een aantal lichamelijke parameters bij die ons moeten inlichten of renners zuiver rijden of niet. Er moet ook een betere verstandhouding komen tussen de nationale antidopingorganisaties onderling en de internationale sportbonden. Op die manier kunnen we zo veel mogelijk uitsluiten dat renners op soms zeer korte termijn twee of drie keer gecontroleerd worden zonder dat de controle-instanties het van elkaar weten. Het zou doelmatiger zijn om te overleggen en de renner op een langere termijn te controleren. Het verhaal dat de UCI eventueel gesjoemeld zou hebben in de zaak-Armstrong doet de verstandhouding natuurlijk geen goed, zelfs al zou het niet waar zijn. Er zal dus wel wat wantrouwen blijven tussen nationale antidopingorganisaties en de UCI. In beide richtingen trouwens. Ik kan me voorstellen dat de internationale sportbonden in bepaalde Oostbloklanden de nationale antidopingorganisaties niet vertrouwen ( omdat die hun atleten volgens hardnekkige geruchten zouden vrijwaren van positieve tests, nvdr).”

Wat is het laatste goede nieuws over de opspoorbaarheid van dopingproducten?

“Van de Sarms – zeg maar de nieuwe generatie spierversterkers – zijn er twee producten op de markt en op beide hebben we al sporters betrapt. Voor groeihormoon is er sedert de Olympische Spelen een tweede methode ingevoerd die een iets langere opsporingstijd toelaat. Voor epo zijn we ook bijna weer een stapje verder. Er komt een nieuw technisch document uit dat het mogelijk maakt om veelzijdiger gebruik te maken van bepaalde methodes. Het is namelijk zo dat er verschillende soorten epo op de markt zijn, generische vormen. We sporen die wel op, maar ze voldoen niet volledig aan de criteria om hen positief te verklaren. In die criteria komt nu opnieuw schot zodat de slagkracht iets groter wordt. Een klein stapje verder staan we voor middelen zoals peptidehormonen. Helaas komen er meer en meer op de markt. Maar we hebben wel, in ons lab dan nog, dit jaar de structuur van twee nieuwe peptidehormonen opgehelderd: Mechanic Growth Factor en TB-500.

“Belangrijk is ook dat de open screeningsmethodes toch echt wel hun intrede vinden. Daarbij kijken we niet meer selectief naar een beperkt aantal dopeermiddelen. Vergelijk het met een bandopnemer die alle mogelijke geluidssignalen opneemt waarna je er alleen degene die hoorbaar zijn voor het menselijke oor uit filtert. Dat gebeurt meer en meer. En we kijken naar wat we meten, maar met één druk op de knop van de gegevensverwerking filteren we alle nieuwe substanties eruit. Als we over twee maanden horen dat een bepaald product misbruikt wordt als doping, kunnen we alle gegevens opnieuw verwerken en zal dat maar een of twee dagen computertijd vragen. We moeten de stalen dan niet meer analyseren, wat ons tijd en energie bespaart. Maar de weg is nog lang: ik schat dat als we op dit ogenblik slimme dopinggebruikers een eerste keer testen, de pakkans niet meer dan tien procent bedraagt.”

DOOR FRANK VAN DE WINKEL – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik vind het onverantwoord dat bepaalde ploegleiders en artsen nog in het wielrennen rondlopen.”

“Nu is het zo dat alleen wie de omerta doorbreekt, uitgestoten wordt, en niet de overtreders. Dat moet omdraaien.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content