Supporter, stadionomroeper, onbezoldigd medewerker, clubleider. Radio-icoon Johan De Maeyer deed het allemaal voor zijn twee voetballiefdes: AA Gent en KV Oostende. Een nostalgisch verhaal.

Johan De Maeyer: “Mijn vader nam me als kind mee naar het voetbal. Ik was er gek van, maar ik was ook, zeker in het middelbaar, een nogal luie student. Als ik een slecht rapport had, mocht ik niet mee. Het gebeurde soms wel dat mijn vader vertrok en tien minuten later mijn moeder 100 frank (2,5 euro, nvdr) in mijn handen stak, met de woorden: ga maar kijken, maar zorg dat je voor je vader terug bent. Als mijn pa dan na de match vol schuldgevoelens thuiskwam en iets wilde vertellen, brak ik hem af met: ‘Zwijg, ik moet het niet weten.’ Ik had toch de match voor tachtig procent gezien. Op een bepaald moment begon de competitie opnieuw. Hij stapte naar het loket en kwam terug met… een abonnement. Toen zei hij: ‘Ik heb het geld uitgegeven, je weet nu zeker dat je altijd kunt gaan. Maar ik hoop dat je mijn vertrouwen niet beschaamt.’ Sinds die dag was ik nooit meer gebuisd. Het voetbal heeft mij, ook wat dat betreft, erg gemotiveerd.”

Hij heeft het interview goed voorbereid, een tekst uitgeschreven, om zeker niks te vergeten. Het werd een document van 14 pagina’s. Een uittreksel: “Het AA Gent (toen: La Gantoise) anno 1957 was een wervelend team dat, met de Fransman Edmond Delfour als coach, de tourbillon hanteerde. Dat was een systeem waarbij de spelers voortdurend onderling van plaats wisselden en in een verschroeiend tempo de tegenstander versmachtten. Een paar namen: doelman ArmandSeghers, LéonMokuna (de allereerste Congolees in de vaderlandse competitie) en Eric Lambert (jawel, broer van Raoul, de betere voetballer van de twee maar ook een fervente levensgenieter). De pijlsnelle linkerspits Richard Orlans, een collega van mijn vader bij de Post. En niet te vergeten mijn idool van toen: MauriceWillems. Een niet af te stoppen midvoor (de term ‘spits’ moest nog worden uitgevonden) met een verwoestend schot in de benen, een soort Gerd Mülleravant la lettre. Een keurige en beschaafde gentleman in het normale leven, griffier op de rechtbank, maar een beest op het veld. Tot Antwerpverdediger Eddy Wauters zijn been brak en hij nooit meer zijn normale niveau haalde. Ja, de latere voorzitter van de Bosuil kwam reeds in die tijd op een minder fraaie manier in de actualiteit… Wanneer in Gentbrugge de eerste verlichtingsinstallatie werd aangebracht, stond er een galamatch (20.000 toeschouwers!) tegen het Braziliaanse Santos – met Pelé – op de affiche. Resultaat: 2-1.”

De Maeyer: “AA Gent mocht toen gastspelers opstellen en Fernand Goyvaerts deed zo mee. Die speelde in Spanje zowel bij Barça als bij Real. Gent was toen dé ploeg van de Vlaanders. Maar Club Brugge was in die periode sneller op de bal. Tijdens de voorbereiding speelden de twee op een bepaald moment een oefenmatch tegen elkaar. Gent liet die dag twee spelers testen: Johny Thio van Roeselare en Pierre Carteus van Ronse. Beiden vielen mee, maar toen Gent de transfers wilde afhandelen, bleken ze al… bij Club Brugge te zitten. Hoe zou de geschiedenis zijn gelopen had Gent die twee getransfereerd? In die periode stelde Club ook een ruil voor: Eric voor Raoul. Maar Gent wilde niet…”

De meest begenadigde speler – en er passeerden er een pak – die hij ooit aan het werk zag, was Franco Pirelli. De Maeyer: “Het levende bewijs van de stelling: je mag nog zo rot van talent zijn, er moet ook een goeie kop op de schouders staan. Op een bepaald moment stond zijn auto aan de ingang van het stadion. We waren na de training wat aan het babbelen, toen vijftig meter verder voorzitter Albert De Meester hem riep. Pirelli stapte daarop in zijn auto, reed vijftig meter verder tot bij de voorzitter, en stapte dan uit. Maar wat ik die op een veld heb zien doen… Ongelooflijk.”

Met De Meester had Gent een flamboyante voorzitter, die in een Rolls-Royce naar de match kwam. Ooit, toen de promotie via de eindronde naar eerste bijna een feit was, liet die zich in het stadion voor de wedstrijd rondrijden in een koets, voortgetrokken door paarden. Gent verloor evenwel. De Maeyer: “Willy De Clerq, de politicus, haalde hem bij AA Gent omdat de kas leeg was. Willy was supporter en zijn twee zonen, Yannick en Alex, zaten in de raad van bestuur. Yannick was mijn tennispartner, zo sukkelde ik ook in de club. De Meester wist niks van voetbal, maar had centen. En iedereen moest zwijgen. Hij had een stem… Als hij normaal sprak, hoorde je het al honderd meter verder. Wat dan als hij zijn keel openzette… En dat deed hij dikwijls. Radio en televisie interviewden hem graag, want hij kon er koeken op geven. Nadien moest ik hem die bandjes bezorgen. Hij rookte ook altijd sigaren, zelfs in de kleedkamer. Han Grijzenhout vond dat dat niet kon, schadelijk voor de longen van de spelers, zei hij. Vanaf dan moest iemand in de gang van de kleedkamer die sigaar brandende houden. Grijzenhout liet zich niet intimideren door de voorzitter, wat andere trainers wel deden. Ik heb nog geweten dat Norberto Höfling na een nederlaag klappen kreeg van de voorzitter…

“De Meester was puissant rijk en leidde zijn club zéér autoritair. Hij besliste bij wijze van spreken wat er op de receptie tussen de sandwiches lag. Hij betaalde ook alles, soms zeer veel geld voor één speler, maar achteraf bleek dat hij het geld aan de club… leende. Toen hij overleed, bleek dat AA Gent een gigantische schuld aan de familie had. Na twee jaar gesukkel kwam de oplossing van de groep rond JeanVan Milders.

“De spelers waren de kinderen van De Meester. Aad Koudijzer, een lepe Hollander, liep bij een 0-0 na tien minuten, een kwartier langs de eretribune, keek naar de voorzitter, en die deed teken. Zo veel extra bij de wedstrijdpremie. En dan begonnen ze te spelen. Het was altijd mijnen Tokodi, mijnen Nollet. Mensen die wisten hoe ze hem moesten aanpakken, konden alles van hem gedaan krijgen.”

Vloek

Een persverantwoordelijke, zoals De Maeyer moest worden van De Clercq, zag De Meester niet direct zitten. Hij zwijgen en een ander het woord voeren… De Maeyer: “Dat kon niet. Dus moest ik eerst beginnen als stadionomroeper. Een technische kraan was ik niet, op de BRT had ik daar een technicus voor. Dus sukkelde ik met de plaatjes en vergat ik soms de micro dicht te draaien. Waarna een paar keer tijdens de match door de speakers een ferme vloek schalde.”

Vreugde en verdriet lagen in die dagen dicht bij elkaar. Toen AA Gent in 1989, na één seizoen in tweede klasse, opnieuw promoveerde via de eindronde, vierde de club die promotie uitgebreid. De Maeyer verliet toen in het ziekenhuis even het bed van zijn moeder om de match te zien. ’s Anderendaags overleed ze. “Dat en het ongeval van mijn vrouw in de tribune van het Ottenstadion, waarna ze een paar dagen in coma lag en tussen leven en dood zweefde, zijn twee zeer persoonlijke dramatische herinneringen aan het voetbal.”

Na De Meester en tussenpaus Robert Naudts kwam Jean Van Milders. Ook hij leidde de club zeer autoritair, met veel conflicten. De Maeyer: “Er waren toen zeer veel spanningen binnen het bestuur en hij stond ook niet echt diplomatisch tegenover het stadsbestuur.” Een dispuut, weliswaar met Ivan De Witte, maakte begin jaren negentig een einde aan het engagement van De Maeyer bij de club. “Achteraf is dat gelukkig allemaal weer goed gekomen, maar toen ben ik gestopt in Gent. Ik gaf mijn ontslag als persverantwoordelijke, kocht twee abonnementen en ging gewoon op de tribune zitten supporteren.”

Revanche

Uit zijn notities: “Op een zaterdagavond in de lente van 1993 presenteerde ik een evenement in het casino van Middelkerke. Casinobaas Luc Rammant had ervoor gezorgd dat mijn vrouw een zitje kreeg aan een gezellige tafel. Na afloop van het gebeuren kwam ik even poolshoogte nemen en wat bleek? Een van de tafelgenoten van mijn echtgenote was Eddy Vergeylen, voorzitter van KV Oostende. Die kende mijn voetbalverleden en anticipeerde gevat: ‘Zou je geen persverantwoordelijke van KVO willen worden?’ Ik was – dat geef ik grif toe – gevleid en enige revanchegevoelens ten opzichte van AA Gent waren mij niet vreemd, dus ging ik in op zijn aanbod. Alsof de duivel ermee gemoeid was, maar enkele weken later won KVO de eindronde op Aalst en promoveerde het naar de hoogste klasse. Het zou een boerenjaar worden. Dankzij klasbakken als de Pool Zdzislaw Janik, kapitein Bart Dewaele en Björn Renty veroverde de kustploeg de zevende plek in de eindrangschikking. Met nog een leuk toetje erbovenop: Gent-Oostende 1-2. Daar heb ik me toen eventjes van mijn smalste kant laten zien. Na het laatste fluitsignaal stormde ik het veld op en gaf zeer demonstratief uiting aan mijn vreugde. Dat werd me achteraf op de receptie – begrijpelijk – niet in dank afgenomen door de Gentse clubleiders. Die konden één jaar later op hun beurt grinniken: Gent-Oostende 5-1. KVO zou dat seizoen degraderen.”

De Maeyer: “Zes, zeven jaar later trad ik bij Oostende toe tot de raad van bestuur. Ik kon daar zeer correct werken, werd van alle transfers op de hoogte gehouden door Luc Devroe. Jean-Marie Pfaff die trainer werd: een ongeziene stunt. Maar iedereen weet hoe het afliep. Een stunt uithalen, dat kon Vergeylen wel.

“Vergeylen heeft zeer veel betekend voor het Oostendse voetbal, hij heeft de club goed geleid, nooit financiële avonturen aangegaan. Maar hij had zijn eigen stijl.

“Een raad van bestuur, merkte ik, gaat in hoofdzaak over geld. In Oostende toch. Eddy was een vermogend man, hij had een grote decoratiezaak, maar hij was niet zo rijk als Marc Coucke, Albert De Meester of Jean Van Milders. Er waren in de club altijd tekorten en dus ging het meestal over geld en hoe aan middelen te raken. Mijn standaardzin tijdens vergaderingen was: wanneer gaan we eens over voetbal spreken? Op een bepaald moment zagen we wel in dat je een club niet meer kon leiden op die manier. Zeer veel conflicten, oeverloze discussies met meer dan tien, twaalf man. Franklin Sleuyter, die samen met mij tot de raad van bestuur toetrad, was dat na een tijd beu. Toen hij de werking met een beperkt directiecomité wilde vastleggen in de statuten van de club en dat werd afgeschoten, is hij weggegaan. Ik ben hem na een halfuur discussiëren met de rest gevolgd. Daarom ben ik een zéér groot voorstander van het systeem van AA Gent: Ivan De Witte en Michel Louwagie, twee-eenheid, korte lijnen, geen afhankelijkheid van één rijke man, maar een beperkte groep, snelle beslissingen. De manier waarop die club de laatste twaalf jaar is geleid, een gigantische schuld van ruim 23 miljoen euro, opgebouwd onder Van Milders, afbouwen en het mooiste stadion van België bouwen: respect!”

Schuine mop

Vanaf de zijlijn zag hij veel mensen komen en gaan. Goeie spelers, speciale spelers. De Maeyer: “Wie we bij Oostende hebben gemist, was Mbark Boussoufa. ‘Te klein’, was het verdict. Zijn makelaar vroeg een maandloon dat peanuts was. Stel je voor dat hij bij Oostende voetbalde! Missé Missé was een speciaal geval. Een Mercedes, veel kleren… Bij Gent hadden we een Congolees, Kasongo. Zijn vrouw wilde niet spreken met de andere spelersvrouwen. Waarom, vroeg ik haar. ‘Omdat’, zo zei ze, ‘ik de dochter van een chef ben.’ Met Erwin Van den Daele heb ik nog getennist, de Nederlandse keeper Theo Hoogeveen liet ons in Amsterdam eens een homobar vanbinnen zien. Na een kwartier zijn we elders een pint gaan drinken, de vrouwen voelden zich toch niet zo op hun gemak.”

Hoe moeilijk was het brengen van slecht nieuws? De Maeyer: “Zeer moeilijk. Je hebt vaak nauw met een trainer samengewerkt, en hem dan ontslaan… Met de meeste trainers had ik een goed contact. (lacht) Raoul Peeters was zoals de meesten in het voetbal bijgelovig. Zo was het vaste prik dat ik bij elke thuismatch tijdens de opwarming hem een liefst zeer schuine mop moest vertellen… Met één trainer heb ik niet goed samengewerkt: met Kenneth Brylle bij Oostende. Ik zat toen in de raad van bestuur, ging eens kijken naar de laatste training in de aanloop naar een belangrijke match en hij was er niet. Commentaar gaan geven voor de voorloper van Telenet. Ik zei dat zoiets niet kon en hij pikte dat niet. Later moest hij worden ontslagen. Niemand bewoog toen de vraag werd gesteld wie het hem moest gaan zeggen. Veel van die grote monden zijn dan zeer stil. Toen ben ik nog meegegaan, dat was geen prettig gesprek. Absoluut niet. Later kreeg ik wel de slag terug, in een interview dat hij gaf aan de Zeewacht.

“Met Gilbert Bodart hadden Sleuyter en ik een zeer goeie verstandhouding, wij hadden ook zijn contract afgehandeld. Neen, wij wisten niks van zijn gokproblemen. Eigenlijk was dat geen slechte trainer, hij bracht ons van tweede naar eerste. Dat de Chinees Zheyun Ye een zaak was die stonk, zag Sleuyter vrijwel direct. ‘Dat gaan we niet doen’, zei hij.”

Vanitas

Inmiddels gaat hij opnieuw naar AA Gent kijken. Uit zijn voorbereiding een laatste fragment: “Na mijn ontslag zag ik gedurende een halfjaar geen livevoetbal meer. Voor een fanaat als ik een ondraaglijke kwelling. Op aanraden van mijn beste maat Ronny De Baere (bestuurder bij AA Gent) kocht ik twee abonnementen en belandde ik opnieuw in het oude nest. Bij de eerste de beste gelegenheid zocht ik onmiddellijk contact met voorzitter Ivan De Witte. Ik meldde hem dat wat mij betreft het verleden begraven was. Dat ik uitsluitend als betalend supporter behandeld wilde worden en totaal geen verborgen agenda had om welke functie dan ook te ambiëren. Ik meen te mogen zeggen dat Ivan dat heeft geapprecieerd.”

De Maeyer: “Ik heb Oostende altijd een fantastische club gevonden. Gezellig, fantastische supporters. Eigenlijk wilde ik twee abonnementen kopen op Anderlecht, maar Ronny zei: kom terug bij ons. AA Gent blijft mijn club. Eigenlijk ben ik naar Oostende gegaan uit revanche. Uit ijdelheid ben ik ook in de raad van bestuur gegaan, anders begeleidde ik er misschien nog de pers. Dat had ik niet mogen doen, dan was ik nooit in conflict geraakt met Vergeylen.”

Vanitas, ijdelheid, het is des mensen. De Maeyer: “Als perschef ben je doorgeefluik, meer niet. Maar plots krijg je de kans het beleid te bepalen. Er zit veel vanitas in het voetbal. De meeste voorzitters zijn afschuwelijk mediageil. De Meester was dat, op zijn manier, Van Milders ook. De meeste van die zakenmensen hebben superhard gewerkt in hun leven, hadden succes, maar niemand kent hen. In het voetbal kent iedereen hen direct, vanwege de uitstraling, en dan nemen ze soms beslissingen die ze in hun bedrijf niet zouden nemen, omdat ze in de picture staan. Dat heeft voor- en nadelen. Meer investeren dan gepland, maar ook meer irrationele beslissingen. Kijk naar Patrick Vanoppen, Patrick Decuyper, RolandDuchâtelet, de manier waarop die contracten verlengt, Mehdi Carcela haalt… Dat is toch smeken om de gunst van de fans? Dat zou hen in hun bedrijf niet gebeuren. Je kunt een club bedrijfsmatig leiden, maar het is geen echt bedrijf, want je werkt niet met machines. Je hebt geen grip op je product, want je werkt met mensen. Een speler die ’s morgens heftige ruzie heeft met zijn vrouw, dat werkt ’s avonds door in de match. Een werkman die voortdurend fouten maakt, vervang je. Een speler behandel je anders.”

DOOR PETER T’KINT

“Mijn standaardzin op vergaderingen bij KVO was: wanneer gaan we eens over voetbal spreken?”

“De manier waarop AA Gent de laatste twaalf jaar is geleid: respect!”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content