… OP DE EERSTE RIJ JUICHEN VOOR JE IDOOL JACQUES KINGAMBO

© KOEN BAUTERS

Parlementslid Caroline Gennez onderhoudt een bijzondere band met de Hel van Staaien, want al sinds haar zevende is de ondertussen naar Mechelen uitgeweken sp.a-politica in de ban van STVV. ‘Voetbal, volk en vuur: die clubslogan vind ik perfect.’

Caroline gennez: ‘STVV werd mijn grote liefde. Door mijn vader, want het was altijd zijn ploegje. Hij speelde er nog zelf in zijn jonge jaren, sinds mijn zevende werd ik aan zijn hand meegenomen naar Staaien, waar al zijn vrienden constant vertoefden. Die hadden allemaal zonen, ik was eigenlijk het enige meisje van de kliek. Dat vond mijn vader eerst niet zo leuk. Gelukkig had ik heel wat jongensachtige trekken en maakte ik snel deel uit van de maten en hun voetballertjes. Dat was altijd superleuk. (grijnst) Ze probeerden me vaak in doel te posteren, want zo’n immens groot talent was ik blijkbaar toch ook niet. En terwijl de mannen pinten dronken, speelden wij uren matchen op het nabijgelegen veld. In het stof of zand, ik maalde daar niet om, als ik me maar eens goed kon gooien.

‘Ik kom uit een heel sportieve familie: wij hadden thuis een tennisclub, een openluchtzwembad én later ook nog een wielerclub. Onze pa was blijkbaar een vinnige buitenspeler, een beetje zoals Alessandro Cordaro van Zulte Waregem. Hij geraakte tot bij de reserven van Sint-Truiden toen de legendarische tuveneir Raymond Goethals daar nog coach was. Ze werden zelfs in het seizoen 1965/66, voor mijn geboorte dus, vicekampioen na Anderlecht. En de latere Gouden Schoen Odilon Polleunis was een van papa’s beste voetbalvrienden. Later ging mijn papa studeren in Gent, verhuisde hij naar toenmalig bevorderingsteam Heist en speelde na zijn actieve carrière nog lang minivoetbal. (lacht) De bal was dus nooit ver weg.

‘Ik ben zo’n beetje gekweekt als voetbaldier. Toen Patrick Janssens – even voetbalgek als ik trouwens – nog burgemeester van Antwerpen was, zei hij me ooit eens dat ik de enige vrouw was die hij kende die een match kon analyseren. Ik ben zo gewoon van te kijken dat ik ondertussen na 35 jaar wel een wedstrijd kan lezen. Als ik kan, ga ik elke thuiswedstrijd aan de zijde van mijn vader naar het stadion. Buiten, liever niet achter glas. De ultieme ontspanning is achteraf zitten doorbomen aan de toog.

‘De mooiste herinnering blijft die van het seizoen 1986/87, toen we kampioen speelden in tweede klasse op het veld van Sint- Niklaas. Een onvergetelijk moment, we verkeerden toen echt in de winning mood. STVV, dat was toen de ploeg met veel jonge gasten uit de streek. Marc Wilmots werd topschutter, maar je had ook nog Danny Boffin, Stef Agten, doelman Roland Velkeneers, Renaat Koopmans en Erwin Coenen. Op het bal achteraf kon je nog plat dialect spreken. (lacht) Ik hou wel van die volkse ambiance en mentaliteit van de opgestroopte mouwen. Het team wordt door dik en dun gesteund, eigen spelers worden zelden uitgefloten. Voetbal, volk en vuur: die clubslogan vind ik perfect. De daverende betonplaten, Sint-Truiden fungeerde in die tijd als de giant killer van dienst, door het vreselijke veld waarop we speelden. STVV was ook een team van kuitenbijters. Maar we wonnen ook met 0-1 bij Anderlecht. Mijn hart werd toen veroverd door Jacques Kingambo. Een sierlijke Congolese aanvallende middenvelder. Mijn idool, ik stond op de eerste rij en juichte zijn sierlijke bewegingen toe. Ne goeie sjotter. Kingambo zette Sint-Truiden in vuur en vlam.’

DOOR FRÉDÉRIC VANHEULE – FOTO KOEN BAUTERS

‘De ultieme ontspanning is achteraf zitten doorbomen aan de toog.’ Caroline Gennez

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content