Voor aanvang van elke match drinkt spits Tom De Sutter van Cercle Brugge twee Redbulls. In het competitiebegin leken die hem – wat had u gedacht ? – vleugels te geven. Dat effect is de laatste weken af en toe zoek. ‘De vermoeidheid sloeg een beetje toe.’

Af en toe krijgt hij complimentjes. “Een speler die veel ploegen van ons niveau kunnen gebruiken.” Zo loofde Denis Viane, de aanvoerder van Cercle Brugge, Tom De Sutter vorige week in dit blad. De 21-jarige, balvaste aanvaller, die derdeklasser Torhout verliet om dit seizoen de gelederen van groen-zwart te versterken, biedt de West-Vlamingen de mogelijkheid om in een ander systeem te spelen. “We kunnen wat meer afwachten, hem als targetman gebruiken en dus beter in organisatie spelen”, aldus nog Viane. “Eigenlijk is Tom een jongen die de spelers rondom hem beter kan doen voetballen.”

Op de eerste speeldag mocht je op Moeskroen de tweede helft spelen. Sindsdien kreeg je een basisplaats en gaf je die niet meer uit handen. Dat een 21-jarige die overkomt van de derde klasse dat kan, zegt dat meer over de speler of over het niveau van Cercle ?

Tom De Sutter : “Goh, ( lacht) … Mijn keuze voor Cercle was natuurlijk mee ingegeven door de wetenschap dat ik hier de meeste kansen en doorgroeimogelijkheden zou krijgen. Maar ik had niet verwacht dat het allemaal zo snel zou gaan.

“Ik kende het geluk dat enkele jongens vertrokken net voor het einde van de transferperiode. En de spitsen zijn hier sowieso al vrij dun gezaaid. Dat hielp.

“Maar het hangt van veel factoren af, onder meer van of je goed speelt op het juiste moment. Ik vond dat ik bij de competitiestart zeker niet slecht bezig was. Dat vergemakkelijkte de keuze van de trainer misschien wel een beetje. Al geef ik toe dat mijn prestaties tegen Standard en Brussels wat minder waren.”

Dipje

Het viel inderdaad op dat je bijvoorbeeld tegen Brussels last had om je mannetje te staan. Aan wat lag dat ?

“Ja, de vermoeidheid sloeg een beetje toe, denk ik. Ik wist wel dat dat zou gebeuren en vind eigenlijk dat het nog lang geduurd heeft. Vorig jaar, bij Torhout, trainden we drie keer per week, nu elke dag. Met daarenboven nog eens de wedstrijden. Dat is een wezenlijk verschil.

“De trainer had me in de aanloop naar die wedstrijd ook al eens gevraagd wat er scheelde. Hij zei dat ik een vrij lome indruk gaf op training, alsof ik alles veel meer op het gemakje deed. Ik had het zelf ook al in de gaten. Je voelt dat het allemaal niet meer zo snel gaat, dat je bewegingen er niet voor honderd procent uitkomen. En als je thuiskomt, overvalt je een algemeen gevoel van uitputting, alsof je een hele dag zware fysieke arbeid gedaan hebt.

“Ik heb het allemaal aan de coach uitgelegd. Hij raadde me aan om het dan ook een beetje rustiger aan te doen en zei dat het misschien niet voor lang zou zijn, dat dipje. ‘Als je 21 jaar bent, kan je niet constant datzelfde niveau halen’, voegde hij er nog aan toe. Ik probeer zoveel mogelijk te rusten thuis : in de zetel liggen, slapen.”

Veel verpozing is je nochtans niet gegund. Je moest de afgelopen weken ook aantreden met de nationale beloften.

“Klopt, het ligt niet stil. Maar ik ben nog jong, ik kom daar wel door.”

In de voorbereiding van de wedstrijd tegen Noord-Ierland was je er voor het eerst bij op training. Tegen Bulgarije mocht je debuteren. Knaagde het ergens dat het zo lang geduurd heeft vooraleer je opgeroepen werd ? Vroeger maakte je soms knappe seizoenen vol en viel je toch telkens naast de selectie.

“Bwa, ik weet het niet. Het was wel leuk geweest, mocht ik er al eerder bij geweest zijn, omdat je dan toch naar het buitenland kan gaan, die ervaring kan opdoen. Ik herinner me nog één seizoen waarin ik goed gepresteerd had en echt verwachtte dat ik zou worden opgeroepen, maar zelfs toen gebeurde het niet. Waaraan dat lag, weet ik niet. Misschien was ik niet het type dat ze zochten. In ieder geval had ik me vanaf toen voorgenomen om me daar niet meer op in te stellen.

“Dat ik er nu wel bij was, vond ik super. Mijn basisplaats bij Cercle zal daar wel niet vreemd aan zijn, ik loop een beetje meer in de kijker. Het was een hele ervaring. Voor mij was het ook fijn dat ik al wat jongens uit de selectie kende, onder anderen GüntherVanaudenaerde, met wie ik tijdens mijn periode bij Club Brugge nog gespeeld heb. En natuurlijk ook Stijn De Smet, mijn compagnon van bij Cercle.”

Verschilt het niveau bij de nationale beloften erg in vergelijking met dat bij Cercle ?

“Veel ervaring heb ik nog niet bij de nationale ploeg, maar op het eerste gezicht heb ik nog geen verschil gemerkt.”

Bikkelen tegen beren

Wat was voor jou de moeilijkste wedstrijd tot nu toe ?

“( zonder twijfelen) Die op Sclessin, tegen Standard. Daar moest ik het opnemen tegen twee beren, Onyewu en Sarr. Niet de slechtste verdedigers van het land. Toen heb ik afgezien. Normaal gezien ben ik met mijn gestalte in het voordeel als bijvoorbeeld ballen doorgekopt moeten worden. Maar tegen hen moest ik het afleggen. Het was ontgoochelend dat ik zo weinig duels kon winnen en de bal zo moeilijk kon bijhouden. Er was ook weinig aansluiting van de rest, ik stond een beetje op een eilandje te spelen.”

Dat was ook tegen Charleroi het geval.

“Ja, net als Standard ook een goed voetballende ploeg. Cercle kan tegen dergelijke teams het spel niet maken. Ik denk dat een systeem met één aanvaller voor ons dan de enige optie is, de verstandigste aanpak om eventueel punten uit de brand te slepen. Op Sclessin speelde volgens mij trouwens bij de keuze voor de opstelling met één spits ook nog de 7-1-pandoering van vorig seizoen door in de hoofden.

“Alleen in de spits staan is moeilijk en niet altijd leutig, maar in die wedstrijden telt alleen wat het beste is voor de ploeg. Ik tracht ook dan mijn best te doen en zoveel mogelijk voor het team te werken.”

Wat kan volgens Van Veldhoven beter in je spel ?

“Na de wedstrijd tegen de Rouches heeft hij erop gehamerd dat ik de bal goed moet trachten bij te houden tot er aansluiting is. Hij vond dat ik het leer soms te snel wilde afgeven of soms te vlug zelf de actie wilde maken terwijl de rest nog niet volgde. Wijt dat maar aan de ervaring die ik nog mis. In dat soort situaties volg ik in grote mate mijn instinct. Ik speel op gevoel.”

Je lijkt zo’n brave jongen. Vlieg jij wel eens uit, bijvoorbeeld tegen ploegmaats ?

“Ik ga nooit in discussie met iemand die ervaring heeft. Dat ligt niet in mijn aard. In de clinch gaan met mensen die weten waarover ze praten, waarmee ze bezig zijn, doe ik niet. Als mijn ideeën botsen met die van een 35-jarige, zal ik twee keer nadenken, omdat die andere al vijftien jaar op de grasmat loopt. Voor de mening van zulke mensen toon ik veel respect.

“Maar tegen Standard is het me wel overkomen dat ik uit mijn sloffen schoot, toen Bram Vandenbussche riep dat ik de bal langer moest bijhouden terwijl er twee kleerkasten achter mij stonden. Toen heb ik geschreeuwd : ‘Kom jij hier dan eens staan in mijn plaats !'”

Je scoorde tot nu toe maar één keer. Wat vind je daar zelf van ?

“Ik zou natuurlijk liever al meer goals gemaakt hebben, dat zou ook beter geweest zijn voor Cercle. Maar echt veel doelrijpe kansen heb ik nog niet gekregen dit seizoen. Bovendien ben ik natuurlijk niet echt een scorende spits, veeleer een targetman die de bal moet afleggen voor medespelers of hem dient bij te houden. In die zin kan ik me daar wel mee verzoenen.”

In de eerste acht wedstrijden liet groen-zwart eerst een één op twaalf optekenen, daarna een negen op twaalf. Wat zorgde voor de kentering ?

“Vergeet niet dat die eerste matchen ( tegen Moeskroen, Lokeren, Charleroi en Genk, nvdr) niet de gemakkelijkste waren. Maar als je me vraagt wat voor de klik zorgde, denk ik dat onze eerste overwinning, tegen Zulte Waregem, behaald in de laatste minuten, wel voor een boost gezorgd heeft. Je ziet hoe de groep de volgende wedstrijd onmiddellijk met meer vertrouwen aanvangt. Na die zege stonden we nog altijd op een slechte plaats in het klassement, maar het geloof in het eigen kunnen was wel aangedikt.”

Professionaliteit

Moet je professioneler leven dan pakweg een jaar geleden ?

“Toch wel. Ik denk dat ik vorig jaar twee keer per week uitging, en dan nog eens na de match. Dat kan ik me nu niet meer permitteren.”

Valt je dat zwaar ?

“Natuurlijk pikt het als vrienden me opbellen om te vragen of ik niet mee wegga. Maar mijn ouders houden mij daar wel kort in en zeggen als het nodig is : nu blijf je thuis. Mochten zij dat niet doen, zou ik misschien sneller eens …

“Maar als ik dan op het veld sta en zie wat ik heb in het voetbal, bedenk ik wel dat ik het niet zo erg vond dat ik de vorige avond niet mee kon. Op dit punt gekomen, moet je niet zot doen. Sommige mensen moeten superhard werken om hun boterham te verdienen. Ik had een hobby en werd daar plots voor betaald. En iets later kon ik daar simpelweg mijn beroep van maken.”

Je hebt eerst een jaar handelswetenschappen gestudeerd, daarna een jaar marketing en overweegt nu, na het bekijken van de mogelijkheid om je in het sportmanagement te storten, om je studies opzij te schuiven omdat de combinatie met topvoetbal aartsmoeilijk is. Kunnen je ouders daar begrip voor opbrengen ?

“Ze hebben me altijd gesteund in mijn voetbalcarrière, maar stelden het behalen van het diploma secundair onderwijs wel als prioriteit voorop. Daarnaast wilden ze dat ik zou proberen om hoger onderwijs te beginnen. Maar nu weten ze ook dat ik vooral voor het voetbal ga en dat mijn studies op de tweede plaats komen. Ze kunnen zich daar wel bij neerleggen, zien ook in dat ik deze kans bij Cercle met beide handen moet grijpen.”

Stel dat morgen een groter team aanklopt, wat doe je dan ?

“Daar heb ik me totaal nog niet mee beziggehouden. Die enkele matchen die ik al afgewerkt heb in de eerste klasse, stellen nog niks voor.

“Mocht het gebeuren, dan denk ik dat ik samen met mijn ouders een goede beslissing zou nemen, zoals ik dat in mijn korte loopbaan tot nu toe altijd gedaan heb.”

Welke Belgische topclub zou je dan het liefst voor je deur treffen ?

“Anderlecht natuurlijk. Geen twijfel mogelijk.”

En dat voor iemand die enkele jaren geleden nog bij Club Brugge zat.

“Ja, maar mijn vader is altijd Anderlechtsupporter geweest, en mijn vrienden ook. Ik ben daar een beetje in meegegroeid. Natuurlijk was mijn pa blij toen ik de mogelijkheid kreeg om naar blauw-zwart te gaan, een club op het hoogste niveau. Maar Anderlecht speelt een soort voetbal dat hij en ik meer kunnen appreciëren. De echte balgoochelaars, jongens als Boussoufa, waar de supporters warm van worden, die hebben ze in Brugge niet. En ik hou wel van dat frivole.”l

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content