Te klein, te weinig spiermassa of te jong, Kenny Steppe (19) vocht in zijn nog prille carrière verbeten tegen enkele hardnekkige vooroordelen. Vandaag lijkt de strijd in zijn voordeel beslecht.

Kenny Steppe: “Het is nooit mijn droom geweest om profspeler te worden. Begrijp me niet verkeerd, ik wilde het ontzettend graag en heb er steeds voor geknokt, maar het leek onwaarschijnlijk. Een vage ambitie, meer niet. Enfin, ik heb alleszins maar één hobby gekend. Op vakantie speelde ik af en toe wel eens tennis of pingpong, maar voetbal bleef voor mij de enige sport. Ik kreeg dat van thuis mee; mijn vader Patrick speelde op lager niveau en ook mijn moeder is erg voetbalminded. Bij de duiveltjes van Tubantia Borgerhout begon ik als veldspeler. Dat liep snel fout: ik had schrik om me vuil te maken en durfde geen ballen vragen tijdens wedstrijden ( lacht). Een groot talent is er niet verloren gegaan. Tijdens een keepersstage bij de miniemen stond ik voor het eerst tussen de palen. Mijn toenmalige voorbeeld was Erwin Lemmens, die pakte eind jaren 90 sterk bij Beveren en dwong even later een mooie transfer af richting Racing Santander. De Primera División heeft me steeds gefascineerd.

“Keepen gaf me meteen voldoening. Waarom? Moeilijk uit te leggen. Als voetballer had ik een hekel aan lopen en trainen, maar als keeper dook ik met plezier in het slijk. Een vreemde vaststelling. In de goal werd meteen duidelijk dat ik wél talent had. De motivatie die ik miste als voetballer werd als keeper mijn handelsmerk. Ik speelde regelmatig met Vacla-selecties (selecties van de beste jeugdspelers uit lagere reeksen van de provincie Antwerpen,nvdr). Het resultaat was dat ik op mijn elfde de kans kreeg om naar de jeugdopleiding van GBA te gaan. Ik had eerder al getest bij Beerschot en bij Germinal Ekeren, maar omdat ik nog maar pas in de goal stond, raadde men mij aan om wat langer bij Tubantia te rijpen. Wat later heb ik de stap dan toch gezet. Bij GBA keek ik aanvankelijk erg op naar Simon Tahamata. Hij benadrukte pertinent dat ook een doelman moet meevoetballen. Een goeie keeper is steeds aanspeelbaar.”

Discipline

“Ook de topsportschool van Merksem kneedde me als mens en als keeper. Sinds het derde middelbaar was ik er vooral onder de hoede van Marc Noë. Op het voetballende vlak leerde ik van hem het belang van coaching begrijpen. Als keeper heb je overzicht, het is belangrijk dat je voortdurend spreekt. Daarnaast heb ik vooral disciplinaire lessen getrokken uit de topsportschool ( blaast). Met Frans Van den Wijngaert als directeur lette je maar beter op je tellen. Je hoefde niet met een pet of met een sjaal van een ploeg naar school te komen. Dat zit er vandaag nog altijd in: ik zal zelden slordig gekleed rondlopen, een kwestie van zelfrespect. Als je in Merksem slechte punten haalde, kon je de volgende dag studeren in plaats van trainen. Veel klasgenoten knapten daarop af, ik niet. Je ziet jongens passeren met bakken talent, maar onvoldoende karakter. Op de topsportschool geloofde men misschien niet onmiddellijk in mijn kwaliteiten als keeper – ik had te weinig spiermassa rond mijn vijftiende – maar toch … Die instelling is me altijd bijgebleven. Toen bleek dat GBA me na enkele jaren niet wilde houden, omdat ik met mijn 1,55 meter te klein was voor een vijftienjarige, heeft de juiste mentaliteit ervoor gezorgd dat mijn voetbalmotivatie intact bleef.

“Nu ja, zoals eerder gezegd was ik in die tijd helemaal niet bezig met een profbestaan. Ik had me perfect een leven buiten het voetbal kunnen voorstellen: omdat ik sterk geboeid ben door wetenschap, begon ik op mijn achttiende biochemie te studeren. Eigenlijk had ik me neergelegd bij een keeperscarrière in de lagere reeksen. Na GBA verzeilde ik uiteindelijk bij Antwerp, omdat mijn stiefvader (Fred Caron, nvdr) er trainer van de min negentien was. Pa – ik noem Fred pa – eiste en eist heel veel van me. Hij is nu elf jaar samen met mijn moeder en is altijd obsessief met mijn carrière bezig geweest. Zonder hem had ik wellicht niet gestaan waar ik vandaag sta. Hij heeft me altijd als zijn eigen zoon behandeld. Na iedere wedstrijd analyseren we mijn prestatie. Pa geeft meestal enkele opmerkingen en de volgende wedstrijd of training probeer ik op die specifieke puntjes te letten. Hij zegt bijvoorbeeld geregeld dat ik nog meer ballen moet vragen. Dat meevoetballen is wel zijn dada. Toen hij mijn trainer was, liet hij me geregeld meespelen als voetballer tijdens trainingswedstrijdjes op een kleine ruimte.

“Pa draaide zelf lang in het voetbalwereldje mee, hij weet wat er speelt. Hij drukt er de laatste tijd nogal fel op om de voeten op de grond te houden. Ik moet er echt niet aan denken om domme dingen te doen, plots zwaar weggaan of zo. Ik mag maar een keer per maand, of een keer om de twee maanden ’s avonds uitgaan. Misschien is hij soms wat te streng ( denkt). Hoewel, topsporter ben je 24 uur op 24: in het weekend pinten drinken hoort niet. Bovendien moet je altijd op je voeding letten. Mij zal je zelden met fastfood aantreffen. Ook chocolade of frisdrank probeer ik te laten. Na afloop van mijn eerste match in de eerste klasse zei pa: ‘Het is niet omdat je goed gepakt hebt dat je moet gaan vieren hé.’ Ik ben gewoon mee naar huis gegaan en kroop op tijd in mijn bed. Dat nuchtere is niet alleen aangeleerd, het zit ook in mij. Tja, snel volwassen geworden. Vroeger, op sportkampen, trok ik altijd op met oudere jongens. Ik heb rap geleerd dat je met onvolwassen gedrag niks bereikt.”

Hypocrisie

“Ondanks mijn leeftijd besef ik dat het voetbalwereldje eigenaardig in mekaar zit. Alles is relatief: ik presteer nu toevallig enkele wedstrijden sterk met GBA en de pers hangt constant aan de lijn. Dat geeft een dubbel gevoel, want ik weet dat diezelfde journalisten straks, als het wat minder gaat, niet zullen aarzelen om me de grond in te schrijven. Een zware blessure of een resem slechte wedstrijden en alles is over. Persbelangstelling is voor mij niet belangrijk. Toen er onlangs een cameraploeg op training kwam om een reportage over mij te maken, heb ik die mensen gevraagd om later terug te komen. Het was donderdag en dan ben ik bezig met de weekendmatch, ik laat mijn kop niet zot maken. Ach, het voetbal is een spiegel van het echte leven: ‘vrienden’ komen en gaan.

“Patrick, mijn vader (net als Fred Caron havenarbeider van beroep, nvdr), probeerde onlangs weer contact met me op te nemen, we hebben mekaar jaren niet gezien. Na de scheiding van mijn ouders was ik aanvankelijk om de twee weken een weekend bij hem. Ik moet toegeven dat hij altijd goed voor me geweest is. Tot op een bepaald moment tenminste. Mijn moeder vertrok op reis en hij zou me komen ophalen. Ik heb hem niet gezien, nooit meer. Toen ik drie maanden geleden in de basis kwam bij GBA kwam hij plots kijken naar wedstrijden. Een raar gevoel, misschien heeft hij spijt. Wat moet ik van zoiets denken? Ik heb hem niets te zeggen. Als jonge gast is een vaderfiguur belangrijk, maar ik heb doorheen de jaren een unieke band opgebouwd met mijn stiefvader. Hij was diegene die tot tien uur ’s avonds in de regen bleef staan om me van de training te komen halen, klasse van hem om een stiefzoon zo te behandelen. Sinds zeven maanden heb ik een relatie met Freds dochter (Ineke Caron, nvdr), dat maakt de samenhang natuurlijk nog intenser. Zij begrijpt perfect hoe belangrijk sport is, ze steunt mijn carrière en gaat daardoor ook zelden op haar eentje uit tijdens de weekends. Fred, mijn moeder, Ineke en ik, we zijn een hechte familie, die stabiele thuissituatie sterkt me ook op het veld.

“Tijdens mijn Antwerpperiode werd ik voor het eerst geconfronteerd met de negatieve aspecten van het voetbal. De mensen zijn eerst vriendelijk en steken nadien messen in je rug. Ik speelde nog maar net voor Antwerp toen ik plots een fameuze groeischeut kreeg ( lacht). Voor een keeper van 1,85 meter gaan er blijkbaar meer deuren open dan voor een van 1,55 meter, want GBA wilde me terug. Henk Mariman had al bij mijn vertrek aangegeven dat de club mijn prestaties zou blijven opvolgen: als mijn reflexen en voetballend vermogen constant bleven en als ik wat extra body zou aankweken, zou ik een nieuwe kans krijgen. Ik besliste om opnieuw bij GBA te tekenen en dat schoot bij Antwerp in het verkeerde keelgat. Waarom? Omdat het not done is om te switchen tussen rivalen als Antwerp en GBA? Ik ben daar eerlijk in: als ik ergens een goeie aanbieding krijg, vertrek ik. Ik heb nu pas bij GBA bijgetekend tot 2011, maar ik steek niet weg dat het mijn ambitie is om op termijn hogerop te komen. Als er een Belgische topclub komt, zeg ik niet neen. Het zou hypocriet zijn om dat niet toe te geven. Ik ben altijd fan van Standard geweest …”

Respect

“Borgerhout, Antwerp, GBA, ik krijg steeds vragen over clubtrouw. Ik denk niet zo. Wat ik weet, is dat GBA een mooie club is, een club die me altijd juist heeft behandeld. Ook toen ze me destijds doorstuurden, zijn ze correct gebleven. Ik was effectief te klein om het op dat ogenblik te maken als keeper in de A-kern, geen reden dus om wrok te koesteren. Antwerp is een andere zaak. Ze leverden pas in extremis een inspanning om me te houden: ik ging om 16 uur tekenen in GBA en om 13 uur belde Antwerp met beloftes over stages bij PSV en Manchester United ( zucht). Op het einde nog snel iets willen forceren, het tekent perfect de onprofessionele werkwijze van die ploeg. Toen ik besliste te vertrekken, hebben ze meteen pa als trainer aan de kant geschoven. Officieel omdat hij niet de juiste diploma’s had. Het stoort mij dat clubs mensen zo onrespectvol behandelen. Belachelijk gewoon, er liepen op Antwerp genoeg mensen rond die niet over een diploma beschikten. Op dat moment is er iets gebroken.

“Ik wilde bij Antwerp weg, omdat ze niet in mij geloofden. Ik was er misschien vijfde keuze. Predrag Ristovic en Naby Yattara (nu actief in de derde klasse voor het Waalse RACS Couillet, nvdr) kwamen sowieso voor mij. Bovendien had de club net voor mijn vertrek gesprekken aangeknoopt met Jochem Tanghe van Lierse en Isa Izgi van Brussels. Dat kun je toch moeilijk vertrouwen noemen! Trouwens, de keeperstrainingen bij GBA zijn gewoon beter: er wordt veel doelgerichter getraind. Terwijl ik bij de jeugd van Antwerp vooral wat kracht en uithouding trainde, oefende ik bij GBA – met keeperstrainer Willy Smolders was dat aanvankelijk – eerder op technische vaardigheden en op reële wedstrijdfasen. De oefeningen die ik als kleine gast bij GBA deed, doe ik vandaag nog altijd. Die rechtlijnigheid is belangrijk. We trainen op hoge ballen, flankvoorzetten en spelhervattingen via uittrappen of via lange ballen vanop de grond. Dankzij die oefeningen ben ik intussen quasi tweevoetig en is mijn traptechniek degelijk; als keeper bied je een meerwaarde als je via een worp of een trap een aanval kan lanceren.”

Carrièreplan

“Ik ben blij dat GBA me speelkansen op het hoogste niveau biedt, bij het seizoensbegin vond Harm van Veldhoven me te jong om me als titularis in de goal te zetten. De ervaring van Jan Moons kreeg de voorkeur ( denkt). Ik vind dat jonge keepers toch weinig vertrouwen krijgen. Ze worden te snel afgerekend op foutjes. Hoeveel clubs hebben een jonge doelman in de basis? Je hebt Yves De Winter bij Westerlo, maar verder … Anderzijds moet je als jonge gast natuurlijk gewoon blijven knokken, je elke training opnieuw bewijzen. Ik probeer dat te doen. Als ik zie dat Olivier Renard onmiddellijk weg wil bij een club als Standard, omdat hij na een blessure op de bank verzeilt, begrijp ik dat moeilijk. Ik versta zijn frustratie, maar ik zou anders reageren: je mond houden, hard werken en anticiperen op een blessure bij Espinoza. Paniekreacties zijn meestal slecht, ik verkies om de zaken even te laten bezinken. Met mij was het altijd iets: eerst was ik te klein, dan had ik te weinig spiermassa en nadien was ik te jong, ik ben gewend om te moeten vechten. Kop niet laten hangen, daar komt het opaan. Geduld is een schone deugd.

“Ik maak geen plannen voor de toekomst, we zullen zien hoe het loopt. Ik heb niet eens een manager ( lacht). Dat verklaart mogelijk waarom ik niets hoor van geïnteresseerde clubs. Voor mijn contract bij GBA werd opengebroken, zijn er contacten geweest met enkele managers, maar voorlopig heb ik dat niet nodig. Laat me eerst bevestigen, hopelijk treed ik in de voetsporen van Luciano. We zijn andere types, maar we hebben beiden dat katachtige in onze reflexen, fans zien dat graag. Bij GBA voel ik veel vertrouwen, dat is cruciaal voor een jonge doelman. Pierre Thijssen (de keeperstrainer, nvdr) is in dat opzicht heel belangrijk. Ik kende hem van mijn eerste periode bij GBA en hij heeft erop aangedrongen om me terug te halen. Voor Pierre is het voetbal een serieuze zaak. Zegt hij iets om te lachen, dan meent hij het voor 99 procent. Zei hij al lachend dat ik een boete moet betalen omdat ik te laat was voor dit interview? Voilà, net wat ik bedoel ( grijnst): met een glimlach gezegd, maar de boodschap is serieus.” S

door bert boonen – beelden: michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content