Raymond Mommens werd in Charleroi een gevierd scout, maar doorklieft het buitenland voortaan voor Anderlecht. ‘De Franse tweede klasse moet helemaal uitgekuist worden.’

Met 614 wedstrijden is Raymond Mommens nog altijd de officiële recordhouder van het aantal officiële wedstrijden in de eerste klasse, maar de reputatie die hij inmiddels als scout heeft opgebouwd, begint stilaan dezelfde allure te krijgen.

Je bent bij je afscheid van Charleroi met Mogi Bayat gaan eten en je hebt van hem een cadeau gekregen. Wat precies ?

Raymond Mommens : “Een heel mooie Rolex. Ik moet zeggen, dat heeft mij wel wat getoucheerd. Ik had mijn laatste anderhalve maand in prima omstandigheden afgewerkt en hij wou dat ik dinsdagmiddag naar het stadion kwam om met hem, zijn broer en Pierre-Yves(Hendrickx, nvdr), de secretaris, iets te gaan eten. De vier mensen die alle dagen samen op het bureau zaten. Dat vond ik wel fijn, net als wat hij op de site heeft geschreven over mij. Ondanks alles wat er rondom gebeurt, heb ik drie, vier jaar fantastisch samengewerkt met hem.”

Hoe was jullie relatie ?

“Dat klikte direct. Wij waren heel complementair. Qua persoonlijkheid, maar ook omdat we geen vijf woorden nodig hadden om elkaar te begrijpen. Hij had contacten in Frankrijk, want hij was de grote directeur van Sunnyland ginder, maar het sportieve, het gaan kijken, dat miste hij. Dus konden we samenwerken, want het was een puinhoop in Charleroi. We hingen constant aan de telefoon. Ik gaf mijn technische mening en hij deed de contracten.”

En zo is Théréau naar Charleroi gekomen.

Théréau heb ik voor het eerst gezien in Châtellerault.”

Dat ligt bij Bordeaux, op zes uur van Charleroi. Hoe kom je dáár terecht ? !

“Gewoon, omdat ik alle ploegen moet zien. Dat is mijn optiek van werken. Ik ben al scouts tegengekomen die mij vertelden dat ze ergens een paar honderd kilometer ver naar een speler gingen kijken die geschorst bleek. Tja, je moet je toch een béétje voorbereiden. Ik wilde in Frankrijk nationaal tijdens de eerste periode alle ploegen zien. Zo ben ik op Théréau gevallen. Ik had hem nog niet bezig gezien, maar er wel al over gehoord en gelezen. Hij scoorde gemakkelijk. Maar het is ook een beetje feeling. Ik zie altijd graag de spelers aankomen, de opwarming doen, hoe ze zich gedragen op het veld, wat ze na de wedstrijd doen. Ik neem daar mijn tijd voor. Er is ooit eens een Israëliër komen testen in Charleroi : 23 jaar, maar hij kwam met twee bodyguards aan om zijn tassen te dragen. Na vijf minuten heb ik gezegd : jongens, we stoppen ermee. Daarom zeg ik : de entourage van een speler is ook heel belangrijk.”

Je hebt Théréau daarna ook op training bezig gezien in Angers. Wat viel je daar op ?

“Dat hij geen goeie rapporten kreeg in Angers zelf. Van supporters en zo. Hij had geen al te beste parameters. Maar hij wist wat hij wou, wist dat hij nog veel weg moest afleggen. Hij was op dat moment ideaal voor Charleroi. Dat is ook zijn voordeel geweest. Had die onmiddellijk naar Anderlecht moeten komen, dan hadden ze die nooit genomen. Dat is het voordeel van ook Sterchele bijvoorbeeld. Als je die meteen bij Club Brugge had gezet, dan ben ik er niet zo zeker van dat we nu nog over Sterchele zouden spreken. Het is belangrijk dat ik bij Charleroi kon zien hoe die gasten zich ontwikkelden, welke stap verder ze konden zetten. Dat heb ik hier ook gezegd : als het er geen is die er echt bovenuit steekt, is het belangrijk dat je hem ergens in een tussenstation kan plaatsen waar hij kan spelen. In de derde, vierde klasse zit talent, maar om dat direct naar Anderlecht te brengen, dat zie ik niet zo zitten.”

Budget

Betekent dat dat je je manier van scouten zal moeten bijsturen ?

“Je kan de manier van scouten bij Charleroi niet vergelijken met die bij Anderlecht. Je moet wel alles gezien hebben. Ik ben vooral verantwoordelijk voor België, Nederland en Frankrijk. Ik ging vroeger zelden naar de eerste klasse en volgde de tweede klasse een beetje. Toekomstgericht zal dat nu wel meer gebeuren. Vooral de Franse tweede klasse moet volledig uitgekuist worden. Dat zijn spelers die haalbaar zijn en daar zit nog veel talent. Ook de Belgische jeugd vanaf vijftien jaar. Spelers van de eerste klasse in Frankrijk worden voor een club als Anderlecht al moeilijk. Die jongens hebben peperdure contracten en de competitie in België spreekt niet meer aan zoals voor tien jaar. Dus het zal voor Franse spelers vooral in de tweede klasse moeten gebeuren.”

Wordt het niet moeilijker werken voor jou ? De concurrentie qua scouting zal op dit niveau ook groter zijn.

“Het zal niet eenvoudiger zijn om de goeie talenten eruit te pikken, maar van de andere kant zijn er ook meer mogelijkheden. Bij Charleroi moesten het allemaal gratis en onbekende spelers zijn, terwijl je hier toch een budget kan voorleggen.”

In spelers als Sébastien Pocognoli en Guillaume Gillet zat meer, gaf je onlangs aan.

“Die jongens hadden eigenlijk in Charleroi moeten spelen. Daar heb ik spijt van. Ze hebben met Mogi en mijzelf in het bureau gestaan. Maar dat is via managers en zo afgesprongen. Dat waren twee elementen waarvan op dat moment nog geen sprake was. Dat zijn voorbeelden van gasten die je op dat moment wel naar Anderlecht zou kunnen krijgen. Gillet heb ik misschien tien, vijftien keer zien spelen in Eupen. Dat zijn talenten die de tussenstap naar Charleroi niet eerst moeten maken.”

Herman Van Holsbeeck zei over Gillet : ‘Dat soort van spelers mag Anderlecht eigenlijk niet meer ontglippen, want je weet nu al dat die over een paar jaar internationaal gaat doorbreken.’

“Iedereen praat hier over een box-to-boxspeler, maar in de toekomst, over twee of drie jaar, zie ik hem daarvoor hier in aanmerking komen. Dat zijn elementen die je moeilijk naar Charleroi kon halen, maar die kwaliteiten hebben om bij Anderlecht te voetballen. Ik heb Gillet bij Eupen nooit als rechtsachter zien spelen. Altijd centraal, linkerkant, rechterkant. Hij had, tussen haakjes, een beetje de morfologie van Ballack. Niet dat hij het ís, maar hij komt in de rechthoek. Dus ik was wat verbaasd dat hij bij Gent als verdediger op rechts stond – ook al doet hij dat goed. Pocognoli en Gillet zijn twee jongens die wij door de omstandigheden bij Charleroi gemist hebben.”

Feeling

Je hebt al uitgelegd hoe je Théréau hebt gevonden, maar hoe ging dat met Sterchele ?

“Sterchele ben ik gaan volgen in La Calamine, Kelmis. Het einde van de wereld ginder (lachje). François was daar topschutter, maar nog niet goed genoeg voor Charleroi. Hij is toen – en dat is de weg die ik zou willen dat ze hier ook volgen – naar Leuven gegaan. Was hij meteen naar Charleroi gekomen … vergeet het. Zo gaan er veel verloren omdat ze nog niet rijp zijn en niet meteen de kans krijgen om te spelen. We zullen zien hoe Sterchele het doet bij Brugge.”

Anderlecht heeft een samenwerkingsakkoord met Union.

“Ik denk dat dat interessant kan worden om spelers te plaatsen. Toekomstgericht zal het misschien zo zijn dat Anderlecht daar ook een trainer gaat plaatsen. Spelers kunnen dan ook al een paar keer met Anderlecht komen trainen. Je hebt hen al in de hand dan en zie je hun ontwikkeling.”

Wat wordt er eigenlijk precies van jou verwacht ?

“Ik heb mijn eigen programma opgesteld, maar er wordt ook rekening mee gehouden dat ik bepaalde spelers voor bepaalde posities kan gaan scouten. Ik ben ook naar de nationale ploeg -17 van Amerika gaan kijken. Dat was mijn eerste opdracht. Woensdag ben ik naar Genk-Porto gaan kijken, morgen (zaterdag, nvdr) ben ik weg, zondag, maandag, dinsdag, woensdag, donderdag …”

“Ik ben hier nog maar vier dagen, maar het is een grote aanpassing, dat voel ik nu al. De eerste contacten intern waren hier heel menselijk, warm. In Charleroi waren we met vijf man, hier heb ik al vijftig, zestig mensen gezien (lacht). Maar de druk voel je ook : hier moet gewonnen worden. De ene stap is gewaardeerd geweest, de volgende, moeilijke, komt nu.”

Je bent speler geweest, trainer, technisch directeur … Is scout zijn je echte roeping ?

“Het is een speciaal wereldje. De feeling heb je of heb je niet. Maar er komt zo veel bij kijken … Ooit heeft iemand geschreven dat je op tien minuten een speler kon beoordelen. Dat heeft die journalist dan toch wat verkeerd begrepen. Soms kan je dat, maar iemand ontleden, dat gaat niet in tien minuten. Het is zelden gebeurd dat ik na één keer scouten kon zeggen : die moet je nemen. Ik heb hen allemaal tien, vijftien keer bezig gezien.”

Werner Deraeve zei dat de aanwerving van Hannu Tihinen hem indertijd echt kopbrekens kostte omdat een stopper doorgaans sober speelt en daardoor moeilijk te beoordelen is. Zijn er posities die moeilijker in te schatten zijn ?

“Een keeper beoordelen is voor mij een van de moeilijkste onderdelen. Wij zochten er een en Bertrand Laquait had een blessure opgelopen bij Nancy en kwam testen. De dag nadien zegt onze keeperstrainer (Istvan Gulyas, nvdr) : hij heeft geen techniek. Ik zeg : als die geen techniek heeft, stop ik ermee. Dan moet je het risico durven nemen en hem toch pakken. Mogi heeft dat gedaan. Maar voor hetzelfde geld laat je hem gaan.

“Van Akgül dacht ik na tien minuten : vergeet het, ik ben weg. Maar toen zag ik hem met Namen tegen Walhain een beweging maken waarvan ik dacht : ik ga nog wat wachten. In de tweede helft deed hij het weer, dus ik ben nog eens teruggegaan. Dat is dan dat aanvoelen wat je moet hebben.”

In welk opzicht is de scouting trouwens een speciaal wereldje ?

“Het is vechten, hé. Ze zien mij niet graag meer komen. Vroeger was dat allemaal geen probleem : kaarten lagen klaar, wedstrijdbladen. Als ze mij nu zien komen, krijg ik geen wedstrijdblad meer. Als ze weten dat ik voor Anderlecht kom, zal het waarschijnlijk nog erger worden. Zelfs in Frankrijk, want ze beginnen je te kennen, hé.

“Maar je wordt elders soms wel beter ontvangen dan in België. Nederland, Duitsland bijvoorbeeld : fantastisch. In Duitsland krijg je parkeerplaats voor de deur, een kaart voor de eretribune en tijdens de rust een kleinigheid om te eten. Woensdag zijn we naar Genk geweest : je staat op de parking tegenover het stadion, je krijgt geen wedstrijdblad en je zit helemaal aan de andere kant van het stadion achter het doel, bij de duiven. Dat is België.”

Goed of niet goed

Ben je de enige die Frankrijk zo heeft doorgelicht ?

“Ik moet eerlijk zeggen dat ik zelden een Belgische scout in het buitenland tegenkom. En de Fransen doen die inspanning niet. Iemand van Monaco gaat niet in Wasquehal kijken naar de CFA. Die nemen direct grote namen. Dat is de typische mentaliteit ginder. Kijk naar Fabien Camus. Die zat in Marseille, maar kwam daar gewoon niet aan spelen toe. Ze hebben die ook nergens geplaatst. Die is in Charleroi komen testen en we stonden er met een paar op te kijken. Demain sur le train, hein, fini. Maar ik ben zelf ook linkermiddenvelder geweest, dus dan viel je dat aan. Drie wedstrijden heeft hij uiteindelijk gespeeld, waarvan de eerste eigenlijk een catastrofe was. Dus voor hetzelfde geld was die weg.”

Ben je bij een beoordeling ook wel eens volledig de mist ingegaan ?

“Het laatste geval dat mij wat ontgoocheld heeft, is Jérémy Perbet. Ik had die 700 kilometer van hier zien spelen in Villemomble. Hij speelde alleen als diepe spits. Was snel, werkte, scoorde gemakkelijk, rond de achtentwintig doelpunten in een ploeg die degradeerde. Toen is hij naar Staatsburg gegaan – we konden hem niet naar Charleroi halen – en daar ben ik hem nog een paar keer gaan volgen. Daarna is hij toch naar Charleroi gekomen, maar die zes doelpunten die hij gemaakt heeft, waren niet genoeg. Als scout moet je verantwoordelijkheid durven nemen. Je moet als scout kunnen zeggen : het is goed of niet.”

Je bent ook even in contact gebracht met Lokeren.

“Rond Nieuwjaar, ja. Maar ik voelde mij in die organisatie niet helemaal thuis. Als ik scouting doe, wil ik beslissingen kunnen nemen en mijn mening laten gelden. Als ze mij elke dag zelf gaan zeggen waar ze mij naartoe gaan sturen, zonder dat ik het mag doen zoals ik het gewend ben, dan wordt het voor mij moeilijk. Het ging mij daar allemaal wat te gemakkelijk in Lokeren. Het werd te schoon voorgesteld. Ik had er mijn twijfels bij of het in werkelijkheid ook zo zou zijn.”

Zou je het veld kunnen missen ?

“Ik stond in Charleroi nog veel op het veld ook, voor individuele trainingen aan de beste jeugdspelers. Ik deed dat graag. Hier bij Anderlecht zal ik waarschijnlijk minder tijd hebben. Maar ambitie om trainer te worden : nooit meer. Ik heb dat ooit eens drie maanden gedaan bij Charleroi, maar ik heb die ambitie nooit echt gehad.”

Op de Afrikacup in Egypte deed je je anders wel eens voor als trainer.

“Met een kaartje van de Belgische voetbalbond heb ik eens beweerd dat ik trainer was van België, ja. Anders kon ik die wedstrijd niet bekijken. Er bleek niks van kaarten besteld of ontvangen. Ik liet mijn kaart van de nationale ploeg zien en de chauffeur, had ik gezegd, was mijn assistent. Hup, door. Hij is met mij binnen geweest en we zijn daar ontvangen met eten en al wat je wil. Die kerel wist niet waar hij het had (lacht).”

Wat kom je zo nog al tegen als je zoveel onderweg bent ?

“Op de Afrikacup in 1998 in Burkina Faso moest ik het contract van AlhassaneOuedraogo laten verlengen voor Charleroi. Burkina Faso is een van de armste vijf landen ter wereld. Burkina Faso, dat is één lange weg en voor de rest niks. Dus ik zie daar een paar spelertjes in dat rode zand voetballen. Badou Kéré was daar een van. Die stond ’s morgens op de boulevard wisselstukken van een fiets te verkopen. Hij had alleen zijn broer en moeder nog en wou wat geld verdienen. Dus terug in Charleroi zei ik dat ik een goeie had gezien van zestien jaar. Ik wou zijn vliegbiljet zelfs zelf betalen. Uiteindelijk heb ik hen kunnen overtuigen bij Charleroi. Die jongen is in oktober naar hier gekomen in korte mouwen, zonder iets. Ik ben zelfs nog een jas voor hem gaan kopen. Na twee maanden heeft hij een contract getekend en op zijn zeventiende stond hij in de eerste ploeg. In november begon het tijdens een training eens te sneeuwen en iedereen ging binnen en de lichten op het veld uit. Toen ze ze weer aanstaken omdat we Badou niet vonden, bleek hij aan de andere kant aan de cornervlag ineengekrompen te zitten. Monsieur, c’est quoi ça ici, j’ai le peur de ma vie ! Hij noemt mij nu als enige papa.”

Je geeft eigenlijk een heel privéleven op om zo te kunnen werken.

“Inderdaad. Dat is een keuze die je maakt. Als mijn huis kon spreken, het zou niet veel te vertellen hebben. Ik ken mijn buren trouwens zelfs niet. Ik heb in Edingen, Marke, een huis gekocht met het voetbal in mijn achterhoofd : ik zit op twintig minuten van Brussel, dertig van Rijsel, dicht bij Brugge, de kust, kwartier van Doornik, twintig van Charleroi … Maar ja, je hebt geen normaal privéleven.”

Een eenzaam leven ?

“Tja, veel contact is er niet, hé (lacht). Maar ik voel mij daar goed bij. Ik doe dat graag, hé. Nu is het bovendien nog meer een motivatie omdat de stap hoger wordt.” S

Door Bruno Govers en Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content