Na een moeilijk eerste halfjaar is de Braziliaanse middenvelder Claudemir (27) van Club Brugge bezig aan een goeie periode. Een monoloog.

CLAUDEMIR DOMINGUES DE SOUZA: ‘Ik kom uit een grote familie, zoals de meesten in Bahia. Toen ik acht was, zijn we met de hele familie naar São Paulo verhuisd. Mijn pa zat in de landbouw en probeerde zo een beter leven op te bouwen. Makkelijk was het niet. Mijn pa heeft nooit gestudeerd, moest huur betalen. We hadden het moeilijk. Mijn ma is ook beginnen te werken, in een ziekenhuis. Gelukkig kreeg ik rond mijn achttiende de kans om voetballer te worden, zodat ik kon bijspringen.

‘Zodra je voetballer bent, heb je plots veel vrienden, dat viel me op. Of liever: mensen die rond jou komen hangen omdat ze denken dat je veel verdient, en van wie je denkt dat het vrienden zijn. Tot je hen nodig hebt. Ik dacht er vijftig te hebben, tot mijn vader kanker kreeg en ik zélf wat steun kon gebruiken. Slechts op drie, vier kon ik écht rekenen. Toen heb ik wat geschift in mijn bestand.

‘Mijn pa werkte ook als bouwvakker. Ik ben nog zijn collega geweest. (lacht) Niet te lang, een maand of zeven. Ik was zeventien en ging ’s morgens naar school, van halfacht tot ’s middags. Daarna ging ik thuis snel wat eten en dan werkte ik in de bouw, van twee tot elf uur ’s avonds. In het weekend voetbalde ik. Als ze me hadden ingeroosterd voor werk, ruilde ik met anderen. Dan werkte ik tijdens de week wat langer, om toch te kunnen voetballen.

‘Via een vriend kreeg ik een kans bij São Carlos. Ik sprak er de baas op het werk over en die was keihard: doe wat je niet laten kunt, maar als je wegblijft voor een test, moet je niet meer terugkeren. Gelukkig liep het wél goed, maar financieel boerde ik achteruit. Als bouwvakker verdiende ik 800 real (aan de huidige wisselkoers zo’n 185 euro, nvdr), met mijn eerste profcontract maar 400. (toont een groot litteken op zijn arm) Dat is een souvenir uit een eerdere periode bij Palmeiras. Ik zat er rond mijn twaalfde. Het was een zondag en de trainer nam alleen de jongens die hij al een tijd kende mee naar een wedstrijd. Met een paar bleven we achter en omdat ik wilde voetballen, trok ik naar de favela. Daar ben ik tijdens een wedstrijdje slecht neergekomen. Arm gebroken. Na de operatie en het herstel was ik bij Palmeiras niet meer welkom. Slecht was dat niet, ze betaalden niks terug van transportkosten, zorgden niet voor vervoer, het kostte mijn pa veel moeite om me naar de training te brengen. Dat is iets wat ik later meenam voor het leven: soms gooien ze een deur dicht, maar even later opent men een andere.’

VITESSE

‘Met São Carlos speelden we een bekercompetitie voor 17-jarigen. Ik was zeker niet de beste, maar toch goed. Een zaakwaarnemer stuurde een dvd naar Aad de Mos. Die nodigde me uit voor een test bij Vitesse en zo geraakte ik in 2008 in Europa. Ik heb aan De Mos veel te danken. Ik sprak amper Engels, hij weinig Portugees, maar toch gaf hij me vertrouwen. Veel Brazilianen die naar Europa komen, hebben moeite om zich aan te passen. Je moet hier goed zijn aan de bal, maar tegelijk ook meeverdedigen. Dat kon ik.

‘Ik kwam vrijwel direct in de ploeg, als tweede centrale middenvelder. Uitzonderlijk, want sla er de statistieken maar eens op na: 90 procent van de nieuwkomers uit Zuid-Amerika doet er ongeveer een halfjaar over voor ze zich hebben aangepast. Hier in Brugge heb je het perfecte voorbeeld met Carlos Bacca, het eerste halfjaar zelfs geregeld in de tribune. LeandroPereira maakt het nu ook mee. Ander klimaat, ander tempo, ander voetbal, vaak twee tegen één. Veel intensiever, veel sneller, hardnekkiger verdedigers. Zijn uur komt nog wel. Af en toe bel ik hem eens, om te zien hoe hij het stelt. Onze vrouwen zijn inmiddels vriendinnen. Het is vooral buiten het veld dat hij wat hulp kan gebruiken. Op een gegeven moment had hij een nieuwe telefoon nodig, maar hij kreeg in de winkel niet uitgelegd wat hij wilde. Dus belde hij mij op en legde ik aan het meisje via de telefoon alles uit. (lacht)

‘Ik haat verliezen. En wie verliezen haat, vecht en knokt en loopt. Dat is mijn stijl. Voor een box-to-box scoor ik niet zo vaak, neen. Ik heb dat ook nooit echt zo als mijn rol gezien. Mijn eerste functie is strijden op het middenveld en dan de bal geven aan de spelmaker, of de gasten die goed aan de bal zijn, zodat zij zich minder van het verdedigende moeten aantrekken. Zij moeten weten dat ze bij eventueel balverlies na een actie mij in hun rug hebben om de boel op te kuisen. Ik ben anders dan RuudVormer, iemand die minder blijft. Dat is zijn spel, hij doet dat goed. Ik ben ook anders dan TimmySimons. Tot ik hier kwam, had ik nog nooit op de 6 gespeeld. De eerste twee wedstrijden wist ik niet hoe ik me moest plaatsen, maar Timmy coachte me goed en de trainers ook. Ik kreeg video’s te zien, ze gaven tips. Misschien heb ik ook wel het voordeel dat het voetbal steeds agressiever, brutaler wordt. Sinds ik in Europa ben, werd de kwaliteit telkens wat minder en het fysieke aspect wat belangrijker.

‘Weet je dat ik thuis nog een truitje heb van Timmy, uit zijn PSV-periode? Gewisseld na een duel. Tegen Ruud en DavyDe fauw, toen bij Roda JC, heb ik ook nog gespeeld, maar van die duels weet ik minder. De Mos zadelde me tegen PSV vaak op met de bewaking van Afellay. Individuele dekking, wat alleen tegen topploegen gebeurde, vandaar dat ik het me herinner.’

KOPENHAGEN

‘In 2010 werd ik getransfereerd naar FC Kopenhagen. Vitesse had geld nodig en ik deed een goeie zaak. Ik kwam er terecht in een ploeg die de kwalificatie voor de groepsfase van de Champions League afdwong. Roebin Kazan, Panathinaikos en FC Barcelona waren de tegenstanders. We overleefden zelfs die fase en gingen eruit tegen Chelsea. Thuis speelden we gelijk tegen Barça, 1-1, ik scoorde. Fantastisch. Je zag hen altijd op tv en plots waren Messi, Iniesta, Xavi de tegenstanders. Die goal zal ik nooit vergeten. Grønkjær zette voor, Piqué weerde af met het hoofd, maar ik sloot goed bij aan de tweede paal en met een gekruist schot klopte ik Valdés. Via de paal binnen. Van wat daarna gebeurde, weet ik niet veel meer. Helemaal gek werd ik. Twee jaar later speelden we tegen Real Madrid, Juventus en Galatasaray. Van al die ploegen was Real Madrid de moeilijkste. Tegen al de andere ploegen speelden we minstens een keer gelijk of wonnen we, maar tegen Real hadden we nooit het gevoel dat we iets konden halen. 0-2 en 4-0. Di María was de grote man in Madrid. Twee goals, één assist. Die heeft ons echt afgemaakt.

‘In mijn eerste seizoen werden we acht speeldagen voor het einde al kampioen. Een zeer sterk team. Daarna viel die ploeg uiteen. We hadden een Noorse trainer die voortdurend op onze huid zat. Zeer veeleisend, Ståle Solbakken. Iemand die wel veel vertrouwen in me had. Hij zag me op dvd, vond mijn type bruikbaar en stelde me altijd op. De dag voor mijn debuut belde hij me op. Het middenveld, zei hij, is jouw terrein. Es seu! Jij moet het team doen voetballen. Ik denk dat ik daarom de eerste twee jaar zo goed speelde. Omdat ik vertrouwen voelde.

(somt op) ‘Dani Alves, Piqué, Pirlo, Pogba, Benzema, Di María, Marcelo, Ramires, Lampard. Een mooie collectie shirtjes heb ik. Ze liggen allemaal in mijn huis in Brazilië. Later wil ik een kamer voor al mijn voetbalherinneringen. De bekendste truitjes ingelijst tegen de muur. Dat huis staat in Araraquara, in het binnenland van de staat São Paulo. Maar ik heb nog veel familie en vrienden wonen in Bahia. Daar trek ik later met mijn zoon zeker nog vaak naartoe. Hij moet inzicht krijgen in de geschiedenis van de familie, zien vanwaar we komen.’

CLUB BRUGGE

‘Ik heb Club Europees met Kopenhagen twee keer gekruist. De eerste keer nog onder Georges Leekens, daarna vorig seizoen. Die 0-4 vergeet ik liever, de 3-2 niet. Mooi voor Ariël Jacobs, zijn eerste duel tegen een Belgische club. Ik vond dat Club twee keer een ploeg met veel kwaliteiten had. Tom Høgli, Igor Vetokele en Steve De Ridder waren lovend over de stad, de trainer, de ploeg. Ik verloor eind vorig jaar mijn vader aan kanker, wilde na vier jaar weleens wat anders… Dat kwam allemaal samen.

‘Het gaat stilaan beter. Ik kan veel meer dan wat ik al heb laten zien. Soms – en dit zeg ik met alle respect voor de trainer of de andere spelers – is het wel moeilijk als je niet alle wedstrijden speelt. Eén keer wel, dan twee keer weer niet. Rotatie… Een speler put daar niet altijd vertrouwen uit. Ik respecteer de politiek van de club, van de trainer, maar het is niet eenvoudig om ermee om te gaan. Het was ook nieuw voor mij, ik heb zes jaar alles gespeeld. Goed, ik blijf trainen, mijn uur komt. Maar ik wil spelen. En dat zeg ik echt met alle respect voor Ruud en Timmy. Ik ga mijn ruimte zoeken en vechten om op dat veld te blijven. En hoe meer wedstrijden je speelt – dat zie je aan mij – hoe beter je in het ritme geraakt. Fysiek, met meer zelfvertrouwen de bal raken… Je snapt de richtlijnen van de trainer beter, je geraakt ingespeeld.

‘Thuis gaat het goed, uit niet. Ik denk dat we ‘beslister’ op het veld moeten komen, met veel meer aandacht. In Moeskroen vond ik ons na de rust slaperig. Voetbal duurt 90 minuten en vanaf het moment dat je denkt te winnen, riskeer je verlies. Meer aandacht, en ook meer als team voetballen, beslister. Je kunt een foutje maken, iets uit het oog verliezen, maar dan moet de reactie veel sneller zijn. Een tweede bal proberen te winnen, een duel. Die explosiviteit moet er meer komen.

‘We hebben de kwaliteiten voor de top drie, daar moeten we nu niet aan twijfelen. Vic Vázquez was vorig jaar de beste speler, we hadden de beste trainer. Er zijn Refaelov, Gedoz… Het team is misschien op dit moment wat minder sterk, maar we geraken wel uit deze fase. Daar ben ik zeker van.’

DOOR PETER T’KINT – FOTO BELGAIMAGE

‘Club heeft de kwaliteiten voor de top drie, daar moeten we niet aan twijfelen.’ – CLAUDEMIR

‘Een speler put niet altijd vertrouwen uit rotatie, maar ik respecteer de politiek van de trainer.’ – CLAUDEMIR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content