‘OP TRAINING WAS HET ELKE KEER OORLOG’

© NICK DECOMBEL

De lange krullen zijn gekortwiekt, de passie is gebleven. Johnny Nierynck (43), Oostendse krijger uit de jaren negentig. ‘Ik ben enorm trots dat er op mijn identiteitskaart ‘Oostende’ staat.’

‘Soms zie ik nog gasten met wie ik samen in de klas heb gezeten. Dan zeggen ze: ‘Chapeau Johnny, jij hebt je doel bereikt.’ Want ik was geen twaalf jaar toen ik thuis of op school zei dat ik profvoetballer zou worden. Dromen komen niet uit, hoor ik dikwijls, de mijne wel. Voetballist! Mijn vader, buschauffeur in Oostende, zei altijd dat je niets voor niets krijgt. Dat heb ik onthouden.

‘KVO haalde me bij de scholieren van SV Bredene, waar ik in één seizoen 110 goals maakte. James Storme, trainer van de A-kern, had de gewoonte om elke donderdag tegen de juniores – mijn ploeg – te spelen. Na amper zes maanden trainde ik met de eerste ploeg mee, geen jaar later – in 1990, net zeventien geworden – mocht ik voor het eerst invallen.

‘Het heeft zeker vier seizoenen geduurd vooraleer ik vaste waarde was, al had dat vooral te maken met het feit dat we onder Raoul Peeters in twee seizoenen van derde naar eerste klasse (1993, nvdr) promoveerden. Ik tekende toen mijn eerste profcontract: 60.000 frank – 1500 euro – bruto per maand, plus premies. Iets meer dan een gewone werkmens, maar om iets achter de hand te hebben, ging ik parttime hamburgers bakken in de McDonalds.

‘Raoul heeft het professionalisme in de club gebracht. Kastjes in de kleedkamer, afzonderingen en iedereen met dezelfde kledij op het oefenveld, want voor zijn komst trainden we in zelf gekochte shirtjes – van Barcelona bijvoorbeeld – die we nog zelf wasten. En, je moest heel snel zijn om een deftig trainingspak te hebben. Kapotte ritsen, te groot of te klein… Meestal legde ik de dag voordien al mijn uitrusting opzij. (lacht)

‘Ik ging met de fiets naar de training, bij slecht weer pikte Mike Origi mij op met zijn oude versleten Mitsubishi. Heel de weg Keniaanse muziek, geweldig! Ik had de sleutels van het oefencomplex, zodat ik de poort en de kleedkamers kon opendoen. De douche, dat was een buis waarin gaten waren geboord. En in het stadion was er slechts één toilet voor de twee ploegen…

‘We waren een bende vrienden, met wie de supporters zich konden vereenzelvigen. Erik Pinson, Xavier Bertien, Christophe Lycke, Danny Devuyst, Björn Renty… Elke maandag samen naar een supportersavond en véél te laat thuis bij Sophie, mijn vrouw. Pinten drinken en de dag erna op training doodgaan. Maar: elke keer oorlog. Tackelen en schoppen. Bart De Waele heeft nog de kegeltjes naar het hoofd van Yves Essende gesmeten, ik heb op training nog gevochten met Mohamed Kanu… Slaan, hé! Maar achteraf werd dat uitgepraat en pakten we elkaar eens goed vast.

‘Raoul Peeters heeft me dikwijls weggestuurd omdat ik té gedreven was. Ik kon niet verliezen. Nog altijd niet, zelfs niet in het vogelpikken, biljarten of kaarten. Een onweerstaanbare drang om te winnen, die ik probeerde over te brengen op de andere spelers. Ik had lang haar en kwam nonchalant over, ook omdat ik al eens dom kon doen, maar ik wilde elk jaar opnieuw bewijzen dat niemand mijn plaats zou innemen. Die druk had ik nodig om te kunnen presteren. Daarom trainde ik veel apart. Drie keer per week krachttraining met de gasten van het basket – Mathias Desaever, Jean-Marc Jaumin, Ronny Bayer, Tomas Van Den Spiegel -, extra sprinttrainingen…’

PIJNLIJK AFSCHEID

Dennis van Wijk, nog altijd een heel goede vriend, vond ik nog een niveau hoger dan Peeters. Alle twee gedreven en echte winnaars, maar van Dennis heb ik meer geleerd. Er telkens op hameren dat we de bal op de goede voet moesten inspelen. Dat hij een paar maanden na de promotie door Jean- Marie Pfaff werd vervangen, kon ik echt niet bevatten.

‘Plots stond daar iemand voor wie ik heel veel respect had als doelman, maar die als coach niet goed genoeg was. Ik vind het nog altijd jammer dat ik dat moest meemaken. Maar, zoals ik wel vaker moest vaststellen in Oostende: we hadden het jaar ervoor, in tweede, een betere ploeg dan in eerste. Wéér gedegradeerd, iets wat ik altijd als een persoonlijke nederlaag heb ervaren.

‘We werden allerlaatste, maar in het klassement van de gemiddelden stond ik in jullie blad destijds zevende. Ik kon naar Beerschot en Westerlo, maar had nog een contract voor een jaar en moest blijven van Eddy Vergeylen. Ik zou hetzelfde verdienen als in eerste klasse en we speelden opnieuw de eindronde. Ik denk niet dat ik ooit meer heb verdiend dan dat seizoen. (lacht)

‘Ik speelde altijd en zou nooit in Oostende vertrekken, tot de voorzitter zei dat ik bij een manager moest tekenen. ‘Waarom? We zitten nu toch samen aan tafel?’ Ik wist dat ik zou moeten inleveren, maar ze boden minder dan de helft. De voorzitter zei dat ze voor dat bedrag drie Brazilianen konden halen. ‘Doe maar, antwoordde ik.’ Hij heeft ze genomen, die Brazilianen, maar hij zakte wel naar derde klasse. Samen zoveel meegemaakt – twee titels, drie promoties en drie seizoenen eerste klasse – en dan afscheid moeten nemen van het stadion waar je als klein kind met je vader al naar den As ging kijken. Niet meer kunnen spelen naar die spionkop, waar een soort aantrekkingskracht van uitging…

‘Ik wou bij Cercle absoluut bewijzen dat ik ook buiten Oostende kon presteren, dat had ik ook tegen voorzitter Paul Ducheyne en zijn opvolger – Frans Schotte – gezegd. ‘Ik zal ervoor zorgen dat Cercle binnen drie jaar kampioen in tweede is.’ En dat is in mijn derde seizoen ook gelukt (2003, nvdr), alleen ging ik drie wedstrijden voor het einde door mijn knie. Dertig jaar en mijn droom was over, maar het voetbal heeft me zó veel gegeven.

‘Ik ben enorm trots dat er op mijn identiteitskaart ‘Oostende’ staat en ik heb me ook verzoend met KV Oostende. Als ik bel, dan ligt er een kaartje klaar. Dat ik onlangs in de Wall of Fame ben opgenomen, gaf een goed gevoel. En dat heb ik aan Marc Coucke ook gezegd. ‘Leuk dat je nog eens aan ons denkt.’ Hij maakt heel veel Oostendenaars gelukkig. En nu nog de beker. We hebben met een groep vrienden een bus ingelegd, van ’s morgens vroeg een feestje bouwen. Een finale tegen Francky Dury, de enige trainer die ik ooit zag roepen naar spelers van de tegenpartij. Hij heeft mij verschillende keren uitgescheten. ‘Jij met je lang haar, jij kan niet shotten.’ Ik had niets liever. Tackeltje, beetje treiteren voor zijn bank…’ (schatert)

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO NICK DECOMBEL

‘De douche, dat was een buis waarin gaten waren geboord.’ – JOHNNY NIERYNCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content