Kan de man die ‘uitverkoren is door God’ zijn land eindelijk naar de triomf leiden op een groot toernooi?

Hij is snel, tweevoetig, heeft een hard schot en is goed voor ongeveer een doelpunt per wedstrijd. Bovendien wordt hij door de FIFA omschreven als ‘almost unchallenged as Portuguese football’s greatest name‘. De naam Cristiano Ronaldo zal waarschijnlijk al meteen door uw hoofd flitsen, maar in feite gaat het hier om… Eusébio. De Zwarte Panter maakte 581 doelpunten in 574 wedstrijden, werd elf keer kampioen met Benfica en veroverde met de club in 1962 Europacup I, de voorloper van de Champions League. Daarnaast leidde hij Portugal naar een halve finale op het WK 1966. In dat WK speelde hij Brazilië op een hoopje (3-1, twee goals van Eusébio), rolde hij in de kwartfinale in zijn eentje Noord-Korea op nadat de Portugezen verrassend 0-3 achter waren gekomen (5-3, vier goals van Eusébio), maar strandde hij met A Selecção in de halve finale tegen Engeland, de latere winnaar van het toernooi. Gezegd werd dat hij de pech had samen te moeten spelen met een niet zo begenadigde generatie.

De parallellen met Cristiano Ronaldo zijn treffend. Ook hij prikt er gemiddeld eentje per match tegen de netten, is supersonisch snel, heeft buskruit in de benen en twee ‘goede voeten’. En ook hij staat bij Portugal op eenzame hoogte, hoewel João Moutinho en Nani nu niet bepaald manteldragers zijn. Maar zoals Pepe zegt: ‘Bij de nationale ploeg kan iedereen vervangen worden, van de doelman tot de voorste linie. Behalve Cristiano. Voor hem bestaat geen tegenhanger van hetzelfde niveau.’

Met 41 goals in 64 wedstrijden voerde Eusébio heel lang de topschutterslijst van de nationale ploeg aan, tot hij in 2005 werd bijgebeend door Pedro Pauleta (47 goals in 88 wedstrijden). Dat record werd ondertussen uiteraard van de tabellen geveegd door Cristiano Ronaldo, die al aan 56 goals zit. Tijdens het EK wordt hij vermoedelijk ook de Portugees met de meeste caps. Dat is tot nu toe Luis Figo, die andere grootheid uit het Portugese voetbal, met 127 caps.

De discussie over wie nu de grootste voetballer van het land is, woedt al enige tijd in Portugal. De in januari 2014 overleden Eusébio zei daar ooit zelf over: ‘Vergelijken is onmogelijk. Ik heb bijvoorbeeld nooit met Portugal tegen landen als Liechtenstein of Azerbeidzjan gespeeld. Ik ben verdrietig omdat je niet kunt vergelijken.’ De reactie van Cristiano liet niet op zich wachten: ‘Er is geen reden om verdrietig te zijn. Eusébio zal altijd Eusébio zijn en Cristiano zal altijd Cristiano zijn. Hij moet niet verdrietig zijn, want hij zal altijd bovenaan staan.’ Ook Figo mengde zich in het debat: ‘Eusébio is O Rei, je kunt niemand met hem vergelijken.’

TERRASJE DOEN

Vergelijken is inderdaad moeilijk, maar Eusébio had zijn populariteit ook voor een stuk te danken aan zijn nederige karakter. In zijn jaren bij Benfica (1960-1975) moest hij voortdurend racistische spreekkoren over zich heen laten gaan. Portugal was toen nog een fascistische staat, waar in de betere kringen de opvatting leefde dat Eusébio een inferieure Afrikaan was – hij was afkomstig uit de Portugese kolonie Mozambique. Zijn loon in Lissabon was destijds dan ook veel lager dan het salaris van andere Europese topspelers. Toen Inter interesse toonde in hem, verzette eerste minister Salazar zich persoonlijk tegen de transfer omdat hij vond dat ‘Eusébio eigendom was van het Portugese volk’. De Zwarte Panter droeg het juk van zijn huidskleur in stilte, nooit kwam er een onvertogen woord over zijn lippen.

Dat gevecht heeft Cristiano Ronaldo nooit moeten aangaan. Oké, als tiener je gezin op Madeira moeten achterlaten om bij Sporting Clube in Lissabon te gaan trainen, is ook geen lachertje, maar als je vandaag ongeveer 350.000 euro per week mag bijschrijven op je bankrekening, zullen de traantjes stilaan wel opgedroogd zijn. CR7 leeft in zijn XXL mansion in een Madrileense, beveiligde villawijk in een andere dimensie. Zeven slaapkamers, een gymzaal, een binnen- en buitenzwembad en een garage voor acht auto’s. ‘Hij woont daar omdat dat eenvoudigweg de beste plaats voor hem is’, zegt Manu Sainz, journalist bij het sportblad AS. ‘Hij weet dat hij daar kan rusten en relaxen, dat hij er veilig is en dat hij zich er helemaal kan loskoppelen van de druk.’

Eén keer nog deed hij afgelopen seizoen de test: hij ging in het dichtstbijzijnde winkelcentrum een thee drinken op een terras. In een mum van tijd stonden honderden mensen te drummen rond hem, smekend om een selfie. Conclusie: het is pas tussen de vier muren van zijn villa dat CR7 echt vrij kan zijn. Wil hij eens een avondje uitgaan in Madrid, dan belt een van de mensen uit zijn entourage naar een etablissement met de vage mededeling: ‘Er komt straks een belangrijke voetballer.’ Meestal worden zelfs meerdere etablissementen gecontacteerd, om de paparazzi te misleiden.

De wereld waar Cristiano Ronaldo, uit noodzaak, in toeft, is ver verwijderd van die van de man in de Portugese straten. De immer beminnelijke Eusébio was veel toegankelijker en had al dat gedoe niet nodig. Dat maakte van hem een volkse en populaire figuur, die in zijn land op handen gedragen werd. Tekenend in dat verband is dat Eusébio van Benfica een standbeeld kreeg aan de ingang van het Estadio da Luz in Lissabon. Cristiano Ronaldo heeft ook een standbeeld in Funchal, zijn geboorteplaats op Madeira, maar het is er wel eentje dat hij zélf liet oprichten, aan de ingang van een museum waar allerlei memorabilia over hemzelf zijn uitgestald.

MAXIMALE DRUK

Wil Cristiano Ronaldo zich echt onsterfelijk maken en definitief boven Eusébio uitstijgen, dan weet hij wat hem te doen staat: de nationale ploeg naar een triomf leiden op een groot toernooi. Het EK 2016 lijkt voor het 31-jarige fenomeen een laatste, uitgelezen kans.

Ironisch genoeg was hij er het dichtste bij toen hij voor de eerste keer met Portugal aan een EK deelnam, in 2004 in eigen land. Negentien was hij toen nog maar. Het efficiënte roofdier dat hij nu is, was toen nog een speelse welp die in de voetbaljungle dacht te overleven met dribbels en schijnbewegingen. Zo draaide hij in de met 2-1 gewonnen poulewedstrijd tegen Spanje Carles Puyol hoorndol.

Ook in de finale stond hij aan de aftrap. Met aan zijn zijde grote spelers als Figo, Deco en Pauleta. Op de bank zat ook nog Rui Costa. Het Griekenland van de geslepen Duitse coach Otto Rehhagel was de tegenstander. Voor het eerst in de geschiedenis van een EK stonden de twee ploegen die de openingswedstrijd van het toernooi speelden, ook in de finale tegenover elkaar. In die eerste match hadden de Portugezen hun tanden stukgebeten op de stugge Grieken, die met 1-2 wonnen. In de finale trapte A Selecção, voortgestuwd door 50.000 uitzinnige supporters, echter opnieuw in de val: 0-1, doelpunt van Angelos Charisteas. Na affluiten zeeg Cristiano Ronaldo neer op zijn knieën in de middencirkel. Hij huilde van verdriet. Hij huilde om de gemiste kansen. Hij huilde omdat hij op zijn negentiende kampioen had willen zijn. Even later klonk hij echter alweer strijdvaardig: ‘Ik zal nog veel Europese kampioenschappen in mijn carrière meemaken, om deze grote teleurstelling van me af te spelen.’

Maar de ontgoocheling is vandaag nog niet weggespoeld. Dichter bij een trofee dan in 2004 zal Portugal niet meer geraken (zie kader). Terwijl de laatste vertegenwoordigers van de gouden generatie voetballers die het WK U20 wonnen in 1989 en 1991 (Luis Figo, Rui Costa, João Pinto, Fernando Couto) één voor één hun schoenen aan de haak hangen, is de nieuwe lichting niet van hetzelfde niveau. Spelers als Nani en Ricardo Quaresma kunnen de hoge verwachtingen die rond hen gecreëerd worden, nooit echt inlossen.

Het maakt dat de focus binnen de nationale ploeg steeds meer op Cristiano Ronaldo komt te liggen. Pepe zegt daarover: ‘De druk op hem is altijd maximaal. En dat weet hij. Hij weet dat er van hem vier of vijf keer meer geëist wordt dan bijvoorbeeld van mij. Omdat hij uitverkoren is door God. Hij is rustig, werkt hard en is eerlijk. Dat laat hem toe om de voetballer te zijn die hij nu is.’

KLEINSTE KANT

De druk komt niet alleen van de supporters, ook zelf legt hij de lat hoog. Al voor de dood in 2005 van zijn vader Dinis, die ten onder ging aan een alcoholverslaving, voelde hij zich verantwoordelijk voor het gezin. Hij deed er alles aan om te slagen, en dan botste hij weleens met zijn omgeving. Ook nu gebeurt dat nog. Afgelopen seizoen sneerde hij na de met 0-1 verloren thuiswedstrijd tegen Atlético Madrid dat Real ‘wél eerste zou staan als zijn ploegmaats van zijn niveau waren’. Erg diplomatisch is het niet.

Dat vooringenomen, arrogante kantje heeft Cristiano altijd gehad. Zijn gedrag is er niet altijd op gericht om conflicten te vermijden. Er lijkt iets ontembaars in hem te zitten. Vooral op het veld denkt hij niet met zijn hoofd, maar met zijn hart. Zoals in de kwartfinale van het WK 2006, toen Wayne Rooney natrapte op een Portugees. Cristiano stoof met gespreide armen naar de scheidsrechter en leek om een (terechte) rode kaart te vragen voor Rooney, op dat moment nochtans zijn ploegmaat bij Manchester United. En inderdaad, de arbiter tastte naar zijn borstzak en haalde er rood uit voor de Engelse nummer 10. Zat heel Engeland toen al schuimbekkend voor het scherm, dan ging het licht in heel wat Britse huiskamers helemaal uit toen in een volgende shot Cristiano knipoogde naar de Portugese bank, als om te zeggen: ‘Ik heb het geflikt.’

Vier jaar later, op het WK in Zuid-Afrika, toonde CR7 zich na de uitschakeling in de achtste finale door de latere wereldkampioen Spanje weer van zijn kleinste kant. Zelf had hij op het veld niet veel klaargespeeld. Vier schoten, twee op doel: één vrije trap slapjes in de handen van Iker Casillas en één vrijschop vanaf dertig meter. Voor de rest: twee voorzetten, één overtreding op hem, twee mislukte dribbels. Dat waren zijn statistieken. Na de met 1-0 verloren wedstrijd verliet Cristiano verslagen het veld. De camera toonde hem in close-up, hij draaide zich om en spuugde. Naar de camera of naar de grond? Dat was niet te zien, maar het was een smerige geste. Op de persconferentie achteraf verklaarde hij misnoegd: ‘Hoe de wedstrijd verliep? Vraag dat maar aan Carlos Queiroz.’

Queiroz, op dat moment Portugees bondscoach, antwoordde nog in de perszaal: ‘Als iemand zich te groot voelt voor dit shirt, hoeft hij niet te spelen, want zolang ik de selectie in handen heb, zal ik niemand een voorkeursbehandeling geven.’ Tot op de dag van vandaag hebben de twee geen woord meer met elkaar gewisseld. Queiroz kwam jaren later nog wel één keer terug op het voorval: ‘Ik blijf vinden dat het geen gepast gedrag was voor de kapitein van de nationale ploeg. Maar ik heb niks tegen hem. Als hij dacht dat hij zo moest handelen, dan moet ik dat respecteren.’

VIJFTIG JAAR LATER

Straks begint Cristiano Ronaldo aan zijn zevende grote toernooi. Sinds het EK 2004 heeft hij een cruciale rol gespeeld in de kwalificatie van Portugal voor alle daaropvolgende WK’s en EK’s. De grote vraag is of hij de magische momenten die hij in Bernabéu soms uit zijn voeten schudt, zoals toen hij VfL Wolfsburg met drie doelpunten uit de Champions League knikkerde, ook eens tevoorschijn kan toveren bij A Selecção in de matchen die er écht toe doen. Kan Cristiano, vijftig jaar na het wonderlijke WK van Eusébio, Portugal eindelijk in vervoering brengen?

DOOR STEVE VAN HERPE – FOTO’S BELGAIMAGE

De ontgoocheling van het EK 2004 is vandaag nog niet weggespoeld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content