Zonder nieuw stadion geen toekomst ? Lierse en heel België verkeken zich op de bouwdrift in Nederland. De sporteconoom krijgt weer gelijk : ‘Het marktgebied is gewoon te beperkt.’

Even was er sprake van 30.000 zitjes, maar al gauw werd 15 of 20.000 toch realistischer gevonden. Lierse was pas landskampioen geworden en het zou een nieuw stadion gaan bespelen. Langs een grote uitvalsweg, op grond ter beschikking gesteld door de gemeente. Een multifunctionele arena, zoals dat heette, geïntegreerd in een geheel met bedrijven en hotels die het ambitieuze project zouden financieren. Lierse zou het stadion huren van de stad en het uitbaten. “Want”, zei voorzitter Freddy Van Laer in 1997, “zélf bouwen kan in deze tijd niet meer.”

Nederland was het grote voorbeeld. Hun inspiratie deden Van Laer en zijn ploeg op in Breda (NAC) en Tilburg (Willem II). Onder de indruk waren ze geraakt van het comfort dat de Nederlandse stadionbezoeker in versneld tempo werd aangeboden. Zonder nieuw stadion geen toekomst. Maar het hele project viel in het water en toen Lierse twee jaar later de Belgische beker won, had het al beslist zelf de renovatie van het Vanderpoortenstadion aan te vatten. Via een openbaar bod op de aandelen werd het ook eigenaar van de gronden.

Met Anderlecht en Genk is Lierse de enige eersteklasser die zelf zijn stadion bezit. Nadat de hoofdtribune was aangepakt, verrees drie jaar geleden achter een van de doelen een nieuwe tribune, annex torengebouw met kantoorruimte. De andere helft van het stadion bleef zoals hij was. Ondanks het toegenomen comfort bleef het effect uit : van een gemiddeld toeschouwersaantal van 7435 in het seizoen 1998/99 groeide Lierse slechts door naar 7986 in 2002/03. Dit seizoen is er van groei zelfs helemaal geen sprake meer (7234 tot de wedstrijd tegen Heusden-Zolder).

Iets vergelijkbaars speelde zich af in Sint-Truiden. Plannen voor een nieuw stadion werden opgeborgen, waarna de Limburgse club Staaien onder handen nam. Vandaag geeft ze toe dat ze zonder suikeroom Roland Duchâtelet de licentie voor volgend seizoen niet gehaald zou hebben.

“De uitbouw van beide stadions heeft niet voor de verwachte meerinkomsten uit toeschouwers gezorgd”, zegt de Gentse sporteconoom Trudo Dejonghe. “Dat had ik ze in Sint-Truiden ook gezegd : de uitbreiding zou hen enkel in staat stellen de piekmomenten tegen de topclubs op te vangen. Dat blijkt ook : tegen Anderlecht, Brugge, Standard en Genk haalde STVV gemiddeld 10.940 toeschouwers, tegen de overige clubs 6938. Voor Lierse zijn de cijfers respectievelijk 8690 en 6750. Het marktgebied van beide clubs is te beperkt. Bovendien is het redelijk uitgeput : bijna iedereen uit de regio komt al kijken.”

Duidelijk is dat België zich grondig heeft verkeken op de bouwdrift in Engeland en Nederland. Dat de toeschouwersaantallen daar nadien wel stegen, had te maken met een eerdere onderconsumptie in beide landen. Nergens in Europa ging – én gaan – er verhoudingsgewijs zoveel mensen naar het profvoetbal als in België : per wedstrijd gemiddeld 9700 (op 10 miljoen inwoners). Door de nieuwe stadions beende Nederland dat niveau bij : vandaag gemiddeld 15.500 toeschouwers (op 16 miljoen inwoners).

Anders dan in België beantwoordde de bouwwoede in Nederland en Engeland aan een vraag bij het publiek. Veel clubs hadden/hebben lange wachtlijsten voor seizoenkaarten en nieuwe stoeltjes werden meteen ingepalmd. In Lier of Sint-Truiden niet. Dat veel Nederlandse clubs zich toch in financieel zwaar weer bevinden, heeft te maken met te hoge uitgaven aan spelerslonen. Ook bij Lierse kan dat hebben meegespeeld. “Waarschijnlijk”, vermoedt Dejonghe, “had het die verwachte meerinkomsten uit toeschouwers wél ingecalculeerd in de begroting en ook de spelerscontracten in die zin aangepast.”

In zijn volgende maand te verschijnen boek Sport & Economie : een noodzaak tot symbiose schetst Dejonghe de aparte financiële structuur van de voetbalsector. In tegenstelling tot in andere bedrijfssectoren, waar men eerst kosten maakt en dan zijn product met winst probeert te verkopen, gebeurt dat in het voetbal omgekeerd : eerst komt het geld binnen (bv. abonnementenverkoop) en daarna wordt het uitgegeven (bv. lonen).

De inkomsten van een voetbalclub concentreren zich in de maanden juni, juli en augustus. De fans kopen hun abonnement, sponsors zeggen hun bijdragen toe, spelers worden getransfereerd en nieuwe merchandisingproducten aan de man gebracht. Een tweede, kleinere piek doet zich voor in januari, wanneer de clubs de tv-gelden ontvangen en eventueel nog spelers van de hand kunnen doen. In de overige maanden zijn er de ticketverkoop voor de thuiswedstrijden en de opbrengsten uit merchandising en horeca-activiteiten.

Aan de uitgavenzijde ligt het piekmoment eveneens in juni, juli en augustus. Clubs trekken spelers aan en betalen hen tekengeld. Opnieuw is er een tweede, kleinere piek in januari, wanneer nog versterking kan worden aangetrokken. Tijdens de rest van het seizoen zijn de kosten constant. Een groot deel gaat naar vaste spelerslonen (bruto, dus inclusief sociale zekerheid en belastingen) en variabele winstpremies.

Buiten de twee piekmomenten heeft een club meer uitgaven dan inkomsten. In een evenwichtige situatie worden die exploitatietekorten, net als de inkomende transfers, gedekt door de inkomsten vóór en halfweg het seizoen. Het gevaar zit echter in de structuur van het systeem. Een ploeg kan beter dan verwacht presteren, zodat er meer winstpremies moeten worden betaald en de variabele kosten plotseling toenemen.

Het overkwam Lokeren, STVV en Lierse, de revelaties vorig seizoen, toen ze respectievelijk als derde, vierde en vijfde eindigden. Dat kostte hen meer premies dan ze hadden gebudgetteerd. Bijgevolg diende voorzitter Roger Lambrecht bij te passen bij Lokeren, gooide STVV zich in de armen van Roland Duchâtelet en verkocht Lierse al na één speeldag Stein Huysegems en Arouna Kone. Precies hetzelfde voltrekt zich momenteel in Moeskroen, vorig jaar dertiende, nu vierde. In de winterstop al probeerde het Mbo Mpenza te slijten, nu Luigi Pieroni.

Het is het probleem van de kleinere (en vaak onrealistisch ambitieuze) clubs in België : niet hun stadion, maar hun hinterland is te klein om nog extra inkomsten te vinden. Bijkomende uitgaven kunnen dan noodlottig zijn. “Ik ben van mening”, zegt de Antwerpse sporteconoom Stefan Késenne, “dat de licentiecommissie, met haar niet altijd even zinnige eisen inzake minimumgrootte, aantal zitjes, comfort en veiligheid, mee verantwoordelijk kan worden gesteld voor de financiële problemen van sommige clubs.”

De realiteit in Lier was simpel : de nieuwe tribunes bleven zonder noemenswaardige economische return, maar ze stonden er wel en elke maand moest er worden afbetaald. Door de goede resultaten op het veld kwam ook nog eens de loonmassa onder druk te staan. Dure vogels als Geir Frigard, Igor Nikolovski en Archie Thomp- son raakten niet weg wegens de ingestorte transfermarkt.

“Als in een seizoen de kosten hoger oplopen dan de opbrengsten,” zegt Dejonghe, “kan een club vanaf februari problemen krijgen met het uitbetalen van de lonen. Dit noemen we een operationeel cashflow- of liquiditeitsprobleem. Lierse had er vorig jaar al mee te maken. Je kan dat opvangen door leningen aan te gaan, of door de minst dringende facturen niet te betalen, zoals die aan de sociale zekerheid of de leveranciers, of door de inkomsten van de abonnementverkoop voor het volgende seizoen al aan te boren. Maar dat zijn oplossingen op korte termijn. Als er niets aan de kosten- of inkomstenstructuur verandert, duiken dezelfde problemen in het volgende seizoen opnieuw op. En dan misschien al vóór februari. Op lange termijn leidt zo’n constructie tot een faillissement of vereffening.”

Het overkwam RWDM, Eendracht Aalst, Harelbeke, Lommel, KV Mechelen en nu ook misschien Lierse. Stuk voor stuk clubs waarvan Dejonghe hun lot drie jaar geleden had voorspeld. De licentiecommissie van de KBVB mag mee op de blaren zitten. Zij baseert zich op kalenderjaren en kijkt naar de schuld en de eventuele schuldafbouw per 1 januari. Clubs krijgen vervolgens een licentie uitgereikt voor een seizoen dat een half jaar later pas begint. Dejonghe : “Dat werkt constructies in de hand waardoor clubs de noodzakelijke schulden tot december aanzuiveren, waarna ze er vanaf januari meteen nieuwe beginnen te maken. Niemand belet hen om met schulden aan het nieuwe seizoen te beginnen. Het gevolg is dat ze steeds vroeger in de problemen komen.”

door Jan Hauspie

‘Met een groter stadion vangen Lierse en STVV alleen de pieken op.’

‘Clubs komen steeds vroeger in de problemen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content