Van Oezbekistan over Nigeria naar Rusland en terug. ‘Als je kon voetballen, stond je meteen goed bij de zware jongens’, zegt Peter Odemwingie in La Louvière. Aflevering twee in de reeks wereldwandelaars.

“Raar,” zegt PeterOdemwingie, “maar in Rusland werd ik voor een zwarte genomen, terwijl ze mij in Nigeria als een blanke zagen. Soms was het niet zo makkelijk half zwart half blank te zijn. Je voelt je niet altijd even op je gemak omdat je er vooral in Rusland soms te veel aandacht door krijgt. Maar in Oezbe- kistan viel het nogal mee omdat dat in het Aziatisch deel ligt en iedereen daar wat donkerder is. Maar toen we naar Moskou verhuisden, wilde iedereen op school mij van dichtbij bekijken. Als kind zou je er complexen van krijgen, maar gelukkig kon ik mij op het voetbalveld altijd manifesteren als een leider. Voetbal liet me toe veel dingen te vergeten.

“Mijn moeder is een Russische, een gynaecologe, en mijn vader een Nigeriaan, een anesthesist. Hij kreeg in Nigeria een studiebeurs om in Tasjkent, de hoofdstad van Oezbekistan, te gaan studeren, zie je. Zo leerden ze elkaar kennen. Ik ben in Oezbekistan geboren en ik heb er de eerste drie jaar van mijn leven gewoond. Daarna zijn we, mijn ouders, mijn oudere zus en ik, naar Nigeria verhuisd omdat mijn vader heimwee kreeg. Maar op mijn zevende zijn we teruggekeerd naar Tasjkent omdat mijn ouders het beter vonden dat we daar school liepen. Daar ben ik ook beginnen te voetballen op de academie van Pahtakor. Later zijn we van Tasjkent naar Celny in Rusland, dichter bij Moskou, verhuisd en speelde ik twee jaar voor Kamaz FC, een ploeg in de stad waar ze auto’s maken die het altijd zo goed doen in de Dakar-rally. Daarna ben ik nog twee jaar bij de reserven van CSKA Moskou gaan voetballen.

“Mijn hele middelbare school heb ik dus in het Russisch gedaan, waardoor ik iedereen die uit Joegoslavië, Slovenië, Polen, Bulgarije… komt, min of meer begrijp. Onlangs, tegen wie speelden we ook alweer, Cercle Brugge, ja, hoorde ik er twee tegen elkaar bezig en ik antwoordde iets in hun taal ( lacht). ‘Geen probleem, ik ben een Ruski’, zei ik ( lacht). Ze waren verrast.

“Toen ik als tiener opgroeide in Celny moet dat bij jongeren de crimineelste stad ter wereld geweest zijn. Ging je buiten je wijk, werd je meteen lastiggevallen door groepjes jongeren. Politie was er ook altijd veel aanwezig. In scholen waren ook voortdurend problemen. Oppression and shit like that. Het uiteenvallen van de USSR is lastig geweest. Maar voetbal heeft mij altijd geholpen. Je stond meteen goed bij de bad boys in je wijk als je goed speelde, want iedereen houdt van goeie voetballers. Soms speelden ze op de pleintjes mee met ons en als je dan zelf wat acties kon maken, gaven ze je al eens een schouderklop of een hand. Dan voelde je je meteen een stuk veiliger, you know ( lacht). Want zulke geruchten gaan altijd snel rond. Anderen moesten twee keer nadenken voor ze iets zeiden ; ik kreeg nooit problemen. Voetbal verenigt, zie je. Op het veld vergeet iedereen wie wie is.

“Maar op de duur werd de situatie in de Sovjetunie toch te labiel. Na een uur of zeven, acht was het beter dat je naar huis ging, anders wist je maar nooit wat er allemaal kon gebeuren. De hele boel stond op zijn kop en voor onze eigen veiligheid zijn we – ik was 18 – dan maar naar Nigeria getrokken. Toen had Nigeria net een zekere naam verworven op het WK in Amerika en de Olympische Spelen. Dat kwam mij goed uit, want dat trok ook buitenlandse scouts aan en ik wist zeker dat er passie voor voetbal heerste. Ook al was in Nigeria het voetbal niet goed georganiseerd. Rusland, CSKA, had alles : zwembad, synthetisch veld, overdekt veld, open veld, sauna, van a tot z, alles. Nigeria had niks. You just play. Een jaar heb ik dat bij Lagos gedaan, daarna twee seizoenen voor Bendel Insurance omdat mijn vader daar clubdokter was geworden.

“Het was Nigeria dat mij het eerst uitnodigde om voor zijn nationale ploeg te spelen. Niet dat ik anders voor Rusland gekozen zou hebben, want mijn voetbalhart lag toch in Nigeria. Ze spelen onderhoudender en ze beschikken ook over grotere wereldsterren dan de Russen.

“Na de wereldbeker in Japan, waar ik op de bank zat, kwam ik via BillJennings, een Engelse makelaar, voor een test naar Anderlecht. Twee maanden zat ik daar, zonder dat ik nieuws kreeg, wat het een zware periode maakte. Uiteindelijk ben ik bij La Louvière terechtgekomen. Maar ik ben maar geleidelijk kunnen doorbreken, want met de reserven tegen Beveren liep ik een gebroken kaaksbeen op. Ondertussen heb ik toch al wat naam kunnen maken. Ook door de Afrikacup, waar ik niet alleen de eerste ploeg haalde, maar ook nog drie keer scoorde.

“Ik heb in het leven nooit grote dingen gehad om naar uit te kijken. Thuis zijn, familie, een voetbalveld. Verschillen in mentaliteit heb ik in de landen waar ik nu al heb gespeeld nooit gemerkt. Elk land is hetzelfde omdat ik met de mensen rond mij altijd het voetbal gemeenschappelijk heb. Ik voel mij daardoor nooit een vreemde. Ook omdat de omgeving, de mentaliteit van het land waar ik ben, mij eigenlijk niet interesseert. Ik doe gewoon mijn job. Ik heb altijd veel tijd in voetbal gestoken. Thuiskomen, eten, training, wedstrijd. Sinds mijn zevende heeft mijn leven er hetzelfde uitgezien. Tijd voor socializing buiten het voetbal had ik nooit, zelfs op school niet. Ik geef eigenlijk niet zoveel om mensen, you know. Maar mijn familie, dié is belangrijk.

“De Russische mentaliteit helpt mij veel, want het is een land met veel humor. Mijn leven is grotendeels : lachen. Russische talkshows, oudere films, I’m really into it. Ik kijk vaak naar de tapes die ik ervan heb. Ik ben ook christen, ik lees de bijbel. Onder het communisme waren er in Rusland geen godsdienstboeken te vinden. Mijn ogen zijn pas geopend in Nigeria. Daar begon ik naar de kerk te gaan. Mijn moeder duwt mij ook altijd boeken onder de neus. Zoveel boeken heb ik niet, maar ik pak er af en toe een vast om een paar bladzijden te lezen. Filosofie vooral. Misschien komt mijn coolness daar vandaan. Ik maak me niet gauw zorgen over het leven. Seneca is mijn favoriet, you know, omdat hij niet gelukkig was met zijn leven tot hij besefte dat het materiële niet belangrijk is. Daar kon ik mij wel in vinden. Als je vaak reist zoals ik, weet je dat je geen materiële zaken moet najagen. Zeker niet als je ziet dat spelers ook zomaar dood neer kunnen vallen op een veld.”

“Ik ben pas 22, ik heb nog niet de leeftijd dat ik over een thuis moet beginnen na te denken. Mijn leven is nu nog : hotels, hotels, hotels. Van hier naar ginder, naar daar, zonder te weten wanneer er een eind aan komt. Maar een einde zal eraan komen. Soms mis ik wel eens de stabiliteit : er zijn altijd te veel veranderingen geweest. Maar tegen de tijd dat ik 25 ben, wil ik mij settelen op een goeie plek. De Franse competitie zegt mij wel iets. Ik hoop dat ik daar dan drie, vier jaar rust kan vinden voor ik terugkeer naar Nigeria. Daar zal ik dan, zoals overal, welkom zijn om wat ik nu op mijn tweeëntwintigste al gedaan heb. Dat weet ik. Ik ben misschien een beetje lui en ik verveel mij soms, waardoor ze wel eens zeggen dat ik te cool ben, te veel vertrouwen heb dat alles goed komt, maar het leven, vind ik, reikt je vanzelf dingen aan. Iedereen vindt altijd wel iets om te overleven. No matter how.

door Raoul De Groote

‘Ik geef eigenlijk niet zoveel om mensen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content