De lucht is ijl bij een topclub. Vraag het bij Club maar aan Sebastian Hermans, Birger Van de Ven en Kevin Roelandts. ‘Het is’, aldus de benjamins van de A-kern, ‘bijna niet te doen.’

Het verleden

Sebastian Hermans (20) : “Dit is mijn derde seizoen bij Club Brugge. Eerder speelde ik voor Delta Londerzeel, in mijn geboorteplaats, voor Merchtem en voor Aalst, waar ik van eerste klasse proefde en meteen kon scoren. Sinds de knapen ben ik jeugdinternational. Ik speelde op 10, als spits of als rechtsbuiten. Explosiviteit is mijn kwaliteit. Ik teerde op flitsen en scoorde vaak. Ik kon naar Roda JC en Vitesse, maar koos voor Brugge. Omdat ik mij nog niet klaar vond voor het buitenland, omdat Club de beste club van ’t land is, waar ik altijd al supporter van ben geweest.”

Birger Van de Ven (21) : “Ik speelde vijf jaar bij Kapelle-op-den-Bos en acht bij KV Mechelen, waarvan twee in de A-kern. In het begin was ik aanvaller, linksvoor of diepe spits, maar vanaf 14 jaar ben ik linksachter geworden. Ik moet het vooral van mijn snelheid en mijn redelijke linkervoet hebben. Vanaf 16 jaar, toen ik eindelijk een beetje begon te groeien, werd ik regelmatig opgeroepen voor nationale jeugdelftallen. Er is interesse geweest van Roda JC, Willem II en PSV, maar ik vond het wat te vroeg voor het buitenland. Als Club Brugge zich dan meldt, aarzel je niet, zeker niet als je altijd al supporter bent geweest van die club.”

Kevin Roelandts (21) : “Ik ben een echte Bruggeling en speelde nooit elders dan bij Club, meestal als aanvallende middenvelder. Ik was een vrij technische speler met een goed overzicht en dankzij mijn gestalte sterk met het hoofd. Jeugdinternational ben ik nooit geweest, maar daar lag ik ook nooit wakker van. Ik ben een beetje een losbol geweest, ben ook regelmatig op het matje geroepen bij Hans Galjé. Ik leefde er niet echt voor, ik offerde mijn jeugd niet op voor het voetbal. Veel uitgegaan, gerookt en gedronken, maar nooit bier. Wel Safari en Pasoa, en ook Vodka-Red Bull ging er vlot in. Pas bij de beloften ben ik tot het besef gekomen dat ik het ver kon schoppen. Nu leef ik er wél voor. Maar was het niet van mijn ouders geweest, die mij altijd zijn blijven stimuleren voor het voetbal, dan had ik het waarschijnlijk niet gehaald.”

Club Brugge

Hermans : “Ik ben vrij nuchter. Ik wist dat het onmogelijk was om hier direct te spelen, in een topclub waar er dertig vechten voor elf plaatsen. In het eerste en het tweede jaar ben ik telkens één keer kort ingevallen, scoorde ik zelfs voor de beker tegen Aarschot. Van dit seizoen had ik veel verwacht, maar het is een klotejaar aan het worden. Ik heb hier al wat pech gehad ! Een liesbreuk, een darmziekte, privé-problemen, een trap op mijn enkel die nog altijd dik zit. Het mag eens stoppen !

“Op Standard viel ik in en in Moeskroen voor de beker mocht ik voor het eerst starten. In 3-5-2 moest ik er de hele flank doen, wat niet echt mijn positie is. Eigenlijk zie ik mij ook niet echt als vervanger of opvolger van een monument als Gert Verheyen. In de 4-3-3 zoals wij die spelen, is het makkelijker voetballen op het middenveld dan vooraan. Omdat onze drie spitsen van tijd met de rug naar de goal staan, is het misschien beter dat je groot en sterk bent. Jammer dat ik nog niet wat vaker op de bank zat, maar Club Brugge was hoe dan ook de goeie keuze. Je wordt hier sterker, ook al speel je niet. Het verschil met toen ik hier toekwam, is immens, zeker op het fysieke vlak. Ik ben redelijk geduldig en ik zoek ook meer de oorzaken bij mezelf. Dat ik niet speel, motiveert mij om harder te werken. Ik train vaak bij, poweren of buiten op voorzetten. Het maakt je completer.

“Mensen die mij goed kennen, zeggen mij wel dat ik zo weinig lach. Feit is dat als je meestal in de tribune zit, je het moeilijk krijgt om je te blijven motiveren. Maar ik denk niet dat ze hier te klagen hebben over mijn mentaliteit. Marc Degryse zei al dat hij het tof vindt dat ik er altijd voor blijf gaan. Ik zit van binnen ook met heel veel vragen, maar ik blijf mij inzetten. Je hébt ook maar twee mogelijkheden, hé : je ziek blijven maken of ervoor werken.”

Van de Ven : “Mijn eerste seizoen hier was vrij goed. Na een aanpassing kende ik een periode van vijf, zes wedstrijden waarin ik mocht starten of invallen. Ik kreeg mijn kans, bij afwezigheid van Nastja(Ceh, nvdr), en ik greep ze. Ik leverde een paar assists en scoorde op Lokeren in de halve finale van de beker van België. Links offensief in de driehoek op het middenveld was een positie die ik nooit eerder had gespeeld, maar in mijn rug stuurde Timmy(Simons, nvdr) mij constant. Maar toen ik de ligamenten van mijn linkerenkel scheurde, is het serieus bergaf gegaan. Daarna sloeg ik ook nog eens mijn rechterenkel om en werd ik aan de knie geopereerd. Ook dit seizoen, mijn derde, ben ik geblesseerd begonnen, omdat ik ben blijven sukkelen met een scheur in de quadriceps, die ik eind vorig seizoen opliep. Constant hervallen ! Als je zo altijd wordt afgeremd, loop je wel een beetje gefrustreerd rond. Zonder al die blessures denk ik dat mijn leven er heel anders had uitgezien, dan stond ik misschien drie keer zo ver als nu.

“De druk om te winnen leeft hier dag in, dag uit ; en voor één positie heb je drie, vier man. Voor jeugdspelers is het moeilijk, bijna niet te doen. En als je dan eens een beetje vertrouwen krijgt, word je er plots weer uitgezet en krijg je daar meestal geen uitleg voor. Terwijl je op jongere gasten juist wel moet inspreken, vind ik. Daar wordt veel over gebabbeld als de jongeren eens bij elkaar zitten. Ik vraag mij wel eens af hoe het was gelopen als ik destijds naar Nederland was getrokken. Als je daar 18 bent en kunt shotten, sta je direct in de basis. Daar draaien ze niet rond de pot. De begeleiding is er tien keer beter. Ik denk dat al die jonge Belgen die in Nederland spelen, meer respect krijgen dan hier.”

Roelandts : “Dit is mijn tweede jaar in de A-kern. Vorig seizoen speelde ik in de voorbereiding een paar zeer goede wedstrijden en spraken de trainers lovend over mij. Maar toen de internationals erbij kwamen, was het plots gedaan. Ik vond dat wel raar. Later ben ik nog eens ingevallen op Stuttgart. Ik sukkelde een tijd met de schildklieren. Nu is alles onder controle, maar ik moet wel anderhalf jaar pilletjes nemen. Aanvankelijk speelde ik dit seizoen alleen met de reserven en zelfs de beloften. Ik vroeg mij toen af of ik niet beter uitgeleend zou worden. Maar in Celta de Vigo keerde het plots, toen ik inviel en de assist voor de gelijkmaker leverde. Ondertussen startte ik al op vier verschillende posities in de basis : als linksbuiten, als rechtsback, als centrale verdediger en als offensieve middenvelder. Ik denk wel dat ik sterker ben geworden. Fysiek, mentaal. Tactisch ook, met een trainer voor wie positiespel zeer belangrijk is en met spelers als Timmy, Gert(Verheyen, nvdr) en Clement die je op het veld enorm sturen.

“Bij een topclub is de concurrentie enorm. Als iedereen fit is, is het zeer moeilijk. Nu Stoica, Ceh, Spilar en Englebert uit blessure terugkeren, begin je op training al te tellen. Dit is ook een trainer die een typeploeg heeft. Iederéén kent een mindere periode, maar spelers uit zijn typeploeg blijven dan automatisch staan. Je moet mentaal zéér weerbaar zijn, je moet tegenslagen aankunnen. Er zijn op een seizoen drie individuele evaluaties, maar verder is dit een trainer die weinig individueel met je communiceert. Nu ben ik niet direct iemand die dat nodig heeft, maar de meeste jonge gasten vinden dat er wel op hen zou mogen worden ingepraat als ze uit de ploeg vallen en dat als een grote klap ervaren. Het moeilijkste is een hele week trainen en weten dat je er niet bij zult zijn. Wat je ook hebt, is dat de buitenwereld van een jongere precies verwacht dat hij meteen een meerwaarde zal bieden, terwijl meedraaien eigenlijk al een prestatie op zich is.”

De toekomst

Hermans : “Ik denk dat het voor ons belangrijk is dat we wedstrijden met inzet kunnen spelen. Zoals Karel Geraerts, uitgeleend worden aan Lokeren, is ideaal. Hij raakte ook enorm gedemotiveerd en fleurt nu helemaal op. Ik sta ook wel open voor zoiets. Als het hier niet lukt, zal het elders moeten lukken. Ik hoop alleen maar dat de mensen mij de kans zullen geven om me te bewijzen.”

Van de Ven : “Het liefst zou ik het hier nog een jaar proberen, er blessurevrij nog eens alles uit schudden. Lukt het dan niet, dan weet ik dat ik er alles aan gedaan heb en kan ik met opgeheven hoofd vertrekken. Dan moet ik een stap terugzetten om elders ervaring op te doen en moet ik maar zien dat het meevalt. Misschien kan ik daarna weer twee stappen vooruitzetten.”

Roelandts : “Als je niet aan de bak komt, moet je je erbij neerleggen dat je misschien niet goed genoeg bent, maar ik geloof dat ik hier kan doorbreken. Ik heb kansen gekregen en heb het gevoel dat ze in mij geloven. Ik weet ook dat het in voetbal snel kan keren, maar momenteel zie ik mijn toekomst bij Club Brugge goed in. Ik wil zeker nog blijven, ook omdat het hier ook op het financiële vlak zeer goed is, hé.”

door Christian Vandenabeele

‘In Nederland is de begeleiding tien keer beter.’ (Birger Van de Ven)’Je moet mentaal zéér weerbaar zijn.’ (Kevin Roelandts)

‘Je wordt hier sterker, ook al speel je niet.’ (Sebastian Hermans)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content