Dimitri Mbuyu doorzwom al vele watertjes, dweept met Aimé Anthuenis en heeft onnoemelijk veel ideeën. Voorlopig raakt hij die alleen kwijt bij de Nederlandse zondagamateurs van VV Terneuzen.

De voetbalmicrobe raakt Dimitri Mbuyu maar niet kwijt, moet hij zelf toegeven. Liefst van al zou hij aan de slag gaan bij de jeugd van zijn Lokeren, maar daar zijn alle plaatsjes bezet. Bovendien koos zijn beschermheer Aimé Anthuenis met Eddy Snelders al voor een andere assistent. Daarom dat hij dit seizoen zijn werkterrein verlegde naar Nederland en koos voor hekkensluiter VV Terneuzen. Maar dat deert de voormalige spits, ooit de eerste kleurling in het shirt van de Rode Duivels, niet. “Die beleving is er totaal anders. Voetbal wordt er gezien als een ideale uitlaatklep en ik kan er mijn visie kwijt. Maar het liefst zou ik met vijftienjarigen werken, jongens die ik zelf mentaal en sportief nog ietwat kan kneden. Waarom zelfs niet individuele begeleiding bij enkele ploegen ? Dat is nog onbewerkt terrein.”

Zijn bewondering voor onze huidige bondscoach is groot. Hij was het die de jonge Mbuyu – na zijn debuut onder Robert Waseige – in de jaren tachtig liet uitgroeien tot een gevreesde goalgetter. Lokeren was trouwens ook de club van vader Jean en jongere broer Didier. “De gekste dingen op training heb ik er meegemaakt, waarvan zelfs de kinesist zei : wat ga je nu uitspoken ? Maar alles lukte toen. Je moet weten dat Aimé enorm bijgelovig is. Ik herinner me dat we het laatste jaar op zaterdagmorgen met onze rug op de ijzeren omheining rond het oefenveld moesten gaan liggen. (schiet spontaan in de lach) Je moet dat echt eens proberen. Eigenlijk nutteloos en slecht, want je bent half gebroken. Maar ja, dat is typisch Aimé, hé.

“Zo stonden we op Anderlecht aan de rust eens met 0-3 voor, maar verloren we uiteindelijk met 4-3. De euforie na 45 minuten was zodanig groot, dat we aan Aimé al vroegen om champagne te bestellen. Maar je kent hem, hé. Hij panikeerde en begon al met zijn gekende ho ho ho en kreeg gelijk.”

Mbuyu kende ook een paar frustrerende periodes, waar hij nu nog altijd spijt van heeft. ” Het ding bij Antwerp, waar ik honderd procent gelijk in had”, herinnert hij zich nog altijd levendig. “Ze vergaten me op de transferlijst te plaatsen. Aangezien ik niet veel had gespeeld door problemen aan de buikspieren, zou ik meer dan vijftig procent moeten inleveren. Dat wou ik niet. Het was een fout van hen, die ze niet wilden toegeven. Ik wilde het spel niet al te cru te spelen, maar dat was zonder Eddy Wauters gerekend. We hielden beiden om ter langst het been stijf, waardoor de voetbalbond pas na acht maanden een positie innam. Het bleef altijd grijs, nooit wit of zwart. Maar ik zat wel met de gebakken peren, hé. Toen we dreigden met de burgerlijke rechtbank, kwam er schot in de zaak. Maar met het gevolg dat ik een beetje geboycot werd door de andere eersteklassers. Jammer, want Aimé wilde me toen net terughalen naar Lokeren. Voorzitter Gaston Keppens verzette zich, want hij wilde niet ingaan op het zogenaamde gentlemen’s agreement dat was gesloten.”

In zijn leven verloor Mbuyu op geregelde tijdstippen aan niveau, prestige en inkomen, waardoor hij vaak vanop nul diende te herbeginnen. Het zorgde ervoor dat hij een grote loopbaan miste. “Met mijn talent heb ik er gewoon veel te weinig uitgehaald”, durft hij de hand in eigen boezem te steken. “Ik was wat te braaf, te bescheiden en nam gewoon vaak impulsief de verkeerde beslissingen. Een absolute topper ben ik nooit geweest. Ik had niet de startsnelheid van een Mpenza of Sonck, maar bezat bijvoorbeeld wel de nodige koelbloedigheid. Ik had naar mijn vader moeten luisteren en bij Standard blijven. Maar de drang om te willen voetballen, was te groot. Mijn loopbaan stopte eigenlijk toen ze pas echt moest begonnen. Vanaf mijn 26ste is het immers sportief alleen maar bergaf gegaan. Gelukkig was Geel een goede reddingsboei.”

Nog altijd kan hij niet echt zijn weg vinden in het voetbal. Zo stopte hij bijvoorbeeld begin 2000 zijn activiteiten als voetbalmakelaar in het bureau dat hij samen met zijn broer opstartte. Die job viel niet langer te combineren met zijn baan als sportief manager van Verbroedering Geel. Toch behoudt Mbuyu nog altijd het nodige zelfvertrouwen. “Ik werd bij Geel een beetje het slachtoffer van de kerktorenmentaliteit, die leidde tot emotionele beslissingen. Het was daar op het einde een echt wespennest. Geel en Westerlo moeten absoluut fusioneren. Een grote industrieel moet daar eens de debatten gaan leiden. Toch heb ik daar nog altijd goede contacten, ondanks het feit dat ik en Jos Heyligen daar op een schandalige manier werden buitengezet. (flauw lachje).”

De vuile was heeft Mbuyu nooit willen buitenzetten. “Het waren wel een paar manden geweest. Het was nochtans een droomjob, perfect op mijn lijf geschreven. Ze noemen me niet voor niets een people manager. Ik leg gemakkelijk contacten, kom goed overeen met mensen en kan perfect schipperen indien nodig. In principe presteer ik het best in de schaduw. Het moet plezant zijn om die functie uit te oefenen bij een subtopper, waar je middelen hebt om een goed scoutingsapparaat op poten te zetten en de jeugdopleiding uit te bouwen. Bij Geel was het een gevecht tegen de bierkaai. Maar in België zijn we daar nog niet rijp voor. Ik ben realist genoeg. Bestuurders willen nog altijd te graag hun eigen wil opdringen, terwijl er te weinig wordt geluisterd naar mensen met praktijkkennis. Het beste voorbeeld is Marc Degryse en Club Brugge. Alles begint en eindigt bij macht, hé. Waarom kon Alain Courtois niet samenwerken met Michel Verschueren ?”

door Frédéric Vanheule

‘Met mijn talent heb ik er gewoon veel te weinig uitgehaald.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content