Het voordeel van foto’s is : soms hoeft er geen tekening bij. Neem nu deze prent van Inge de Bruijn. Jonge vrouw. Knap, natuurlijk. Maar te veel vlees voor zwemkampioene : zwemmers in topconditie staan scherp als messen – kunnen ze sneller door het water klieven. Deze foto verklaart waarom de meervoudig wereldrecordhoudster, olympisch kampioene, wereldkampioene eind juli niet deelnam aan het EK in Berlijn. Ach, Berlijn. Daar zijn al muren gevallen – dan houdt een mens algauw de eer aan zichzelf. Liever wegblijven dan breken.

Zou ze weer een party animal zijn ? Het heeft er, geef toe, een beetje de schijn van. Paul Bergen dacht in die termen toen Inge de Bruijn in 1997 voor hem stond. Zijn indruk : soft type, verloren voor de zwemsport. 24 jaar was De Bruijn toen – geboren op 24 augustus 1973 in Barendrecht bij Rotterdam. Haar loopbaan als topzwemster lag op apengaaien. Jammer. Van gebrek aan talent kon ze niet worden verdacht. Integendeel, vermoedelijk genetisch voorbestemd voor geniale prestaties. (Haar tweelingzus Jakline, haar oudere zus Yvette en haar oudere broer Matthijn zaten/zitten in het Nederlandse waterpoloteam.) Zelf had ze beloftevol aangetikt : succesvol op het EK en WK van 1992, finaleplaatsen op de Olympische Spelen van Barcelona het jaar nadien en zonder voedselvergiftiging had ze daar misschien op het podium gepronkt.

De eenzaamheid van de zwemmer. Overgeleverd aan het water. Het water dat even wijkt voor een lichaam en een seconde later de rangen weer sluit. Zwemmen is als een bij voorbaat verloren gevecht. Banen trekken, van de ene kant naar de andere, en dan terug, en dan terug, en dan… Tegen zoveel doelloos doorzettingsvermogen leek Inge de Bruijn niet bestand. “Ik deed alles wat een topsporter niet mag.” Ze bleef ter plaatse trappelen. De selectie voor de Olympische Spelen van Atlanta (1996) haalde ze nog, de Games zelf bereikte ze niet. Bondscoach Ron Dekker gooide haar uit de ploeg, haar clubtrainer bij PSV Jacco Verhaeren verbande haar uit het water. Onvoldoende vlijtig. Het hield op, de droom stond droog.

Ten einde raad zocht ze een vriend op in de Amerikaanse staat Virginia. Hij zwom er in de lokale club.

Daar duikt Paul Bergen op. Inge de Bruijn had nog nooit van de man gehoord. Bizar, Bergen begeleidde al topzwemsters sinds de Olympische Spelen van 1972. Had het water een tijdlang vaarwel gezegd, dat wel, maar was naderhand weer aangespoeld. Bergen en De Bruijn, hun verhaal loopt synchroon. Na Barcelona voelde ook Bergen zich uitgekeken op de zwemsport. “Ik was moe. Burned out. Ik had alles gezien.” Hij pikte een oude liefde op, ging racepaarden trainen. “Paarden klagen nooit. Ze hebben bovendien geen lastige ouders.” Paarden zijn ook veel atletischer dan mensen. “Maar kwetsbaarder. Als gevolg daarvan wordt er veel gerotzooid met doping.”

Dat brak Bergen op. Terug naar de zwemsport. (Onthou het woord doping.) Paul Bergen en Inge de Bruijn – Inky noemde hij haar – hoe moest dat in hemelsnaam aflopen ? Het slappe meisje bij de drill sergeant. Bergen : “Zwemmers hebben naar mij te luisteren. Ik coach al dertig jaar beter dan wie ook in de wereld. Ik moet niet weten van discussies over de inhoud van trainingen. Ik bepaal wat er gebeurt, niet de individuele atleet.”

Hallo De Bruijn (“Ik deed alles wat een topsporter niet mag”) ? Het was aanpassen. “Mijn programma zag er elke dag monotoon hetzelfde uit. Opstaan om half vijf, trainen tot zeven uur, ontbijten, loslopen, emails nakijken. Na de middag volgde de krachttraining. Om vijf uur weer een zwemtraining van twee en een half uur. Soms met schoenen aan, om het extra zwaar te maken.” Gedwee, zelfs toen de trainer een nieuwe zwemtechniek introduceerde : hoofd boven ellebogen. De Bruijn wilde weigeren, Bergen accepteerde dat niet. “Al de andere meisjes veranderen hun techniek en dan kan het niet zo zijn dat binnen mijn club de topzwemster haar oude stijl handhaaft. Ik heb haar voor de keuze geplaatst : change or go home.”

Ze koos voor verandering, en inde het loon van die keuze : aan de lopende band verzamelde ze Europese titels, wereldtitels, olympische titels (drie stuks in Sydney) en van eind mei tot eind september 2000 brak ze tot tien keer toe een wereldrecord.

Was zoveel vooruitgang nog wel normaal ? Veeleer verdacht, vonden velen. Doping ! Paul Bergen – remember waarom hij kapte als trainer van racepaarden – steigert. “Trainen, trainen en nog eens trainen. Ik heb haar ongelooflijke dingen zien doen. Vooral in de droge trainingen. Vanuit een zithouding, met gespreide benen, binnen een minuut drie keer vijf keer omhoog klimmen in een touw en weer terug. En dat hield ze zestien keer achter elkaar vol. Inky heeft er alles gedaan om de beste van de wereld te worden.”

Maar misschien doet ze inmiddels weer alles wat een topsporter niet mag. In mei brak ze met het Dream Team dat Philips na de Spelen in Sydney in elkaar timmerde : wou ze de zon niet delen met haar mannelijke equivalent Pieter van den Hoogenband ? Vervolgens bleef ze weg uit Berlijn. Naar verluidt mikt ze op Barcelona 2003 (WK) en Athene 2004 (Olympische Spelen). Zou het ? Het ergste wat een zwemmer kan overkomen, is het verwateren van ambitie en discipline.

door Ben Herremans

‘Paarden klagen nooit. Ze hebben bovendien geen lastige ouders.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content