Jérémy Perbet, de goalgetter van Charleroi, praat over zijn ervaring aan de Spaanse top en vooral over zijn neus voor doelpunten. Welkom in de grote rechthoek.

Sommigen noemen het geluk, anderen spreken dan weer van een natuurlijk instinct. Een fee zou zich boven de wieg van Jérémy Perbet gebogen hebben om hem een gave te schenken: ‘Jij zult goalgetter worden.’ In de grote rechthoek lijkt het nummer 21 van de Zebra’s altijd op de juiste plaats te staan. En dan te weten dat Charleroi play-off 1 vooral miste omdat het te weinig tot scoren kwam. Een frustrerende paradox. ‘In het hoofd van de mensen is het normaal geworden dat ik scoor’, zegt de 31-jarige Fransman. ‘Het is bijna iets banaals en dat zou uiteraard niet mogen.’

Aan het begin van dit kalenderjaar kwam je aan de leiding van de topschuttersstand. Was dat niet net je minst goede periode van het seizoen?

JÉRÉMY PERBET: ‘Het klopt dat ik toen twee, drie mindere wedstrijden speelde. Collectief zaten we in een mindere periode en ik ben een speler die een ploeg nodig heeft om voor de juiste passes te zorgen. Ik kom het best tot mijn recht bij aanvallend combinatievoetbal. Fysiek had ik het ook lastig. Dat kwam ongetwijfeld doordat ik de voorbereiding miste. Dat durven de mensen wel eens te vergeten.’

In jouw rol zou je kunnen denken dat fysiek top zijn niet het belangrijkste is.

PERBET: ‘Het is nochtans essentieel. Zeker voor een speler als ik, iemand die niet bij de snelste aanvallers van de competitie hoort.’

Heeft je gebrek aan snelheid je indirect geholpen om je grote kwaliteit – positie kiezen in het strafschopgebied – te ontwikkelen?

PERBET: ‘Absoluut, want zonder die kwaliteit zou ik nooit zo veel gescoord hebben. Misschien beschik ik wel over het instinct van de echte goalgetter, de speler die weet waar de bal zal komen. Soms komt er geluk bij kijken, dat is waar. Maar er zijn wedstrijden waarin ik vijf, zes keer achter de bal jaag. De mensen zien dat niet altijd en als de bal dan de zevende keer in mijn voeten komt en ik scoor, dan zeggen ze: ‘Perbet, die heeft altijd geluk.’ Niet dus, je moet kijken naar het werk, al het lopen, dat eraan voorafgaat. Positie kiezen is voor mij het allerbelangrijkste: weten waar ik de bal het best krijg om te kunnen scoren.’

ENIGE DIEPE SPITS

Jij hebt altijd beweerd dat je liever met twee aanvallers speelt, maar dit jaar maakte je bijna al je doelpunten toen je op je eentje diep in de spits stond. Hoe komt dat?

PERBET: (denkt na) ‘Misschien omdat mijn medespelers alleen mij maar moeten bevoorraden als ik de enige diepe spits ben. Aanvankelijk dacht ik daar niet over na, maar na verloop van tijd begin je erbij stil te staan. Ik heb er ook met de trainer over gepraat en de statistieken bewijzen inderdaad dat mijn rendement hoger ligt als ik alleen in de punt van de aanval sta.’

Maar verkies je nog altijd een systeem met twee aanvallers?

PERBET: ‘De trainer vraagt aan DavidPollet om de ruimte te zoeken. Met hem erbij houden we het veld breed, maar bijgevolg spelen hij en ik ver uit elkaar. We komen er niet toe om te combineren. Bij Villarreal sloot de andere aanvaller altijd kort aan als de ene diep ging. Zo kun je de combinatie zoeken. Met David slaagde ik daar niet in. In sommige wedstrijden gaven we nauwelijks een pass naar elkaar.’

Zonder voorbereiding slaagde je er toch in om met regelmaat te scoren. Ben je op een punt gekomen dat je zelfs doelpunten maakt als je je minder goed voelt?

PERBET: ‘Ik ben altijd uitgegaan van het principe dat een aanvaller moet scoren. In het begin van mijn profcarrière hebben ze me altijd gezegd: ‘Als je een hele wedstrijd onzichtbaar bent, maar je scoort twee keer, dan ben je de beste. Dan heb je je match gespeeld.’ Daar geloofde ik sterk in, tot ik naar het buitenland vertrok. Bij Villarreal veranderde mijn idee en later zeker in Turkije. Daar voetbalden we zo defensief dat we alleen maar speelden om te scoren uit een hoekschop. We waren waardeloos, ik kreeg geen enkele kans, maar we wonnen. Nu speel ik soms slechte wedstrijden, maar ik weet dat ik een kans zal krijgen. Maar dat volstaat niet meer in de ogen van de mensen. Als Perbet scoort, dan is dat normaal. Als hij geen doelpunt maakt, dan is dat abnormaal.’

SPAANSE TOP

Je zat bijna bij Standard, daarna bijna bij Club Brugge. Heb je er geen spijt van dat je nooit voor een van de Belgische topclubs voetbalde?

PERBET: ‘Er was wat pech mee gemoeid, vaak een slechte timing. Maar ik heb er geen spijt van omdat ik in de Spaanse Liga gevoetbald heb, bij een grote club als Villarreal. Ik verkies die ervaring boven die bij een Belgische topclub. Wat ik wel jammer vind, is dat ik bijna dertig was toen ik het seizoen bij Villarreal afsloot met elf doelpunten op mijn teller. Was ik drie, vier jaar jonger geweest, dan zou ik daar zeker gebleven zijn.’

Heb je achteraf ook geen spijt over je vertrek naar het Turkse Basaksehir?

PERBET: ‘Neen, het was mijn keuze. Onze keuze, ook die van mijn vrouw. Ik wist dat ik sportief alles zou verliezen, maar ik heb er lang en goed over nagedacht. Ik heb gedacht aan mijn toekomst, aan onze toekomst. Ze stelden me zelfs nog een contract van een jaar voor, aan uitstekende financiële voorwaarden – daar ga ik niet over liegen.’

Beseffen we in België eigenlijk wel hoe hoog het niveau van de Spaanse competitie is?

PERBET: ‘Eerlijk waar: neen. Zelf in de Spaanse tweede klasse ligt het tempo bijzonder hoog. Dat is in niets te vergelijken met het lage tempo in België.’

Is het moeilijk om speler te blijven en niet toeschouwer op het terrein als je tegen FC Barcelona of Real Madrid voetbalt?

PERBET: ‘Ik heb me op elke wedstrijd op dezelfde manier voorbereid. Mijn vrienden en familie zeiden me: ‘Besef je het goed? Je gaat tegen Barça spelen!’ Als ik zo zou denken, dan zou ik niet spelen. Ik zou op het terrein staan, maar helemaal onder de indruk zijn. Uiteindelijk speel je in Spanje zoveel topwedstrijden op een seizoen. En op training voetbalde ik met mannen als Marcos Senna en Giovani Dos Santos. Je maakt deel uit van hen. Je moet je dus niet minderwaardig voelen. Als je daar bent, dan is dat omdat je dat niveau aankunt.’

DOOR GUILLAUME GAUTIER – FOTO BELGAIMAGE

‘Zelf in de Spaanse tweede klasse ligt het tempo hoger dan in België.’ JÉRÉMY PERBET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content