In welke wereld kwamen de Belgische voetballers die naar de Premier League verhuisden terecht? Wij gingen op onderzoek, het Kanaal over, voor een Red Devils Tour van noord naar zuid. Deel twee: de Midlands, het zuiden en Londen.

West Bromwich. Wat moet een mens zich daarbij voorstellen? Greater Birmingham, ooit onbetwistbaar de tweede stad van Engeland, zeker qua omvang. Inmiddels qua uitstraling toch wel voorbijgestoken door Manchester. We nemen even de M5, en dan er direct weer af, bij junction 1. Linksaf, wat fabrieken voorbij en je bent bij The Hawthorns, home van West Bromwich Albion. Welcome in The Black Country.

In de fanshop geen foto’s van Romelu Lukaku aan de muren. Anders dan bij Everton, waar Marouane Fellaini het uithangbord van de club is, werd Lukaku ‘slechts’ geleend van Chelsea. Het is de tijd van de eindejaarscadeautjes en nu West Brom het goed doet in de subtop kan er eentje af, vindt John. Hij heeft tijd voor een babbel, want hij is werkloos. We spreken af in een pub in het centrum van West Bromwich. Ik kan die niet missen, zegt hij, vlak bij High Street. Opvallend: in een hoekje van het stadion is er een Memorial Ground. Hondstrouwe fans hebben hier hun eigen gedenksteen, met zicht op het stadion. Een minikerkhofje, waar je wordt gegeseld door een gure wind. Dit stadion is, afgemeten aan de zeespiegel, het hoogst gelegen voetbalstadion in Engeland. Op een kouwe dinsdagmiddag is dat te voelen. Met de rug naar het stadion zie je de buurt. Industrieterrein zo ver het oog reikt. Haast niet te geloven dat als je even verderop de hoek om draait, aan de andere kant een groene oase is.

Na een uurtje duikt John op in de pub, voor a quick pint. Waarom vind je in de clubshop T-shirts met het opschrift ‘The Black Country is ours‘, vragen we. John: “Dat heeft met ons mijnverleden te maken. Historisch gezien, is er wel wat discussie of Wolverhampton nog net in of net niet in The Black Country ligt. Op voetbalvlak vinden wij van wel, en nu zij het niet goed doen, voelen wij ons de beste ploeg.”

Black by day, red by night, zo was het hier vroeger in deze buurt, die niet één echte kern heeft maar verschillende. Birmingham zelf behoort niet tot The Black Country, ook al ligt het stadscentrum maar zes kilometer verder. Dit is een samenraapsel van kernen, probeert John me uit te leggen, één grote agglomeratie die jaren leefde van een groot steenkoolveld. Zwart was het hier overdag, van het roet dat uit de schoorstenen neersloeg, rood in de nacht, van de gloed van brandend steenkool. Hij nodigt me uit voor een wandelingetje, hij moet bewegen van zijn dokter. Hij wijst me op de inwoners. Anders dan in hartje Manchester is dit hoofdzakelijk een gekleurde gemeenschap, met zwarten en Indiërs. Wat blank is, is onveranderlijk oud, schuifelend en uitstervend. Ooit ontstond hier een tegenbeweging ‘Keep the black country white‘, maar die vocht een verloren strijd. In het vervallen shoppingcenter Queen’s Square, waar de helft van de winkels leegstaat, hebben Indiërs beslag gelegd op de centrale ontmoetingsplaats. Het shoppingcenter werd opgericht met centen uit het pensioenfonds voor mijnwerkers, lezen we op een gedenksteen. Het is aan een grondige vernieuwing toe.

De teloorgang van High Street, ook hier, net als in Sunderland. High Streets zijn niet langer lively, dynamic, excitingand social places, al doen de uitbaters van de diverse kerststandjes wel hard hun best om wat leven in de brouwerij te brengen. De werkloosheid is groot hier in Sandwell, de overkoepelende agglomeratie.

Villa Park

Als iets over vijven de duisternis valt, trekken we naar Villa Park, home van Aston Villa en de nieuwe thuis van Christian Benteke. De avondspits verloopt moeizaam, onder gutsende regen. Op een sportshow van de BBC WM (West Midlands) is het kommer en kwel. Villa doet het slecht in de Premier League en de vanavond ook voetballende tweedeklassers Birmingham City (de ploeg van Brice Ntambwe) en Wolverhampton Wanderers zijn er ook beroerd aan toe. Lange non-winning streaks. In de overnameperikelen van City komt ook al geen schot, zucht de speaker. De huidige eigenaar, Carson Yeung, een zakenman uit Hongkong, heeft in eigen land problemen met de politie voor het witwassen van een smak geld, ruim 70 miljoen euro. De zaak komt in april 2013 voor en Yeung probeert op dit moment zijn voetbalploeg van de hand te doen.

Villa Park, zo had een fan ons een dag eerder verteld, is uitgewoond. Dat blijkt mee te vallen. In de straten rond het stadion probeert een gepensioneerde wat bij te verdienen. Als we hem twee pond betalen, zal hij onze auto ‘bewaken’. Zo gaat hij bij alle chauffeurs langs. Wat extra geld voor de pub.

In het stadion hebben we afgesproken met Matt, journalist bij de Birmingham Mail en volger van het voetbal in de Midlands. Uitgangspunt: waarom gaat het zo slecht met het voetbal in de tweede stad van het land?

Matt: “We snappen er zelf niks van. Een paar jaar geleden dreven we nog op een wolk, met vier ploegen in de Premier League, maar nu zijn we op de sukkel. Bij Birmingham City speelt ongetwijfeld het probleem van het eigenaarschap mee. Bij Aston Villa werd de relatie tussen eigenaar Randy Lerner en manager Martin O’Neill een paar jaar geleden dan weer gezien als ideaal, maar intussen weten we beter. Er is toen zo hard gegokt om in de Champions League te geraken… Ze kwamen er zeer dicht bij, maar het kostte een pak geld en gokken kun je maar een paar keer. De financiële restricties zijn nu duidelijk groter. En het verhaal van Wolves… Wat de grote drie, Wolves, Aston Villa en Birmingham, gemeen hebben, is een zekere naïviteit. Randy Lerner (een Amerikaan, nvdr) is nog maar zes, zeven jaar in het Engelse voetbal, Carson Yeung slechts tweeënhalf jaar. Steve Morgan, nu de grote baas van Wolves, is er eigenlijk ook nog maar korte tijd. Voor alle drie geldt: een rijke zakenman is niet noodzakelijk ook een goede clubleider. De verhalen die wij horen uit kleed- en bestuurskamer is dat er bij die clubs de voorbije jaren te veel verkeerde beslissingen zijn genomen. Wat we ook merken, is dat uit de jeugdopleiding nog amper talenten opduiken. Daar had met name Villa in het verleden wel een hand in. Joleon Lescott of Daniel Sturridge zijn nog wel jongens uit deze regio, maar onze clubs zijn niet succesvol genoeg meer om hen te houden.”

Villa legt het persvolk in de watten. Tegen een gemengde lamsschotel met verse groentjes zeg je niet neen, lacht een journalist. Matt zegt dat ik vanavond niet té veel volk moet verwachten: “We hebben nog steeds zeer gepassioneerde fanbases, maar de recessie heeft de fans toch getroffen. Birmingham City kreeg dit seizoen shocking crowds over de vloer, wedstrijden met minder dan 15.000 man. Villa zal vandaag ook minder dan 30.000 man trekken. Het is op dit moment allemaal een beetje vlakjes hier in de stad. Behalve bij West Brom. Die werken op een andere manier. Met een sportief directeur. In veel clubs lijkt dat niet te werken, bij West Brom wel.”

Is Villa te vergelijken met Liverpool, die andere old giant? Matt: “Interessante parallel. Twee Amerikaanse eigenaars, allebei met grote verwachtingen… Die van Liverpool gingen snel een nieuw stadion bouwen. Toen Lerner naar Villa kwam, dachten ze dat hij een soort suikeroom was en zeer veel geld zou uitgeven – de vorige voorzitter werd hier verweten dat hij de zaak runde zoals het kleine winkeltje op de hoek, iedere cent tellend. Lerner zag het groot, mikte op de Champions League, omdat hij dacht dat die stap de ploeg naar een hoger niveau zou tillen. Maar hij realiseerde snel dat het geld kostte… Iemand zei ooit: ‘Wat is de snelste manier om miljonair te worden? Een miljardair zijn en een voetbalclub kopen… (lacht) Dat is de perfecte samenvatting van wat bij Villa toch altijd als een rode draad door de geschiedenis loopt: ze geven de indruk tot iets fantastisch in staat te zijn, maar als je daarin gelooft, laten ze je net op het laatste moment in de steek. Een Villafan heeft een soort natural born pessimism. Op het moment dat je opgewonden geraakt, is het voorbij.”

Southampton

Op naar het zuiden, met een tussenstop in Oxford voor een snelle hap. Even ademen, cultuur opdoen, een snel bezoek aan Trinity College, verdwalen in de straatjes met kasseistenen, waar achter elke inkomhal van een universiteitsgebouw een oogverblindend schouwspel schuilt. Ook tragiek: geen jaar geleden heeft hier een prof een collega vermoord. Wetenschappen, een gevaarlijk vak. InspectorMorse zou ervan smullen.

Niet Oxford United is het volgende doel van onze trip, wel Southampton, tegenwoordig de thuis van veel Polen. Met zo’n 200.000 zijn ze, schat Steve De Ridder, Gentenaar en de ‘onbekende Belg’ in de Premier League. Polen, veelal werkzaam in de horeca die, net als hij, aangespoeld zijn in deze havenstad die sinds jaar en dag een van de transithavens van het Verenigd Koninkrijk is. Van hieruit vertrokken in de zeventiende eeuw de Pilgrim Fathers naar de VS, op het schip Mayflower. Later arme Ieren, Engelsen, Italianen en heel veel joden die inscheepten voor een trip naar de VS, of naar Australië, later het beloofde land.

In SeaCity, het nieuwe museum in het hartje van deze groene universiteitsstad met een directe ferrylink naar het eiland Wight, staat de Titanic centraal. Op dat fantastische cruiseschip dat van hieruit maar één keer de oversteek naar New York zou maken – het zonk onderweg na een aanvaring met een ijsberg – werkten 897 mensen. Drie vierde had een band met de stad.

Logisch. Toen de Titanic zich in 1912 klaarmaakte voor de oversteek, had rederij Harland & Wolff geen probleem om volk te vinden. De bevolking van Southampton, zo’n 117.000 man, leefde van de haven en haar volk, maar kamerverhuurders en dokwerkers beleefden barre tijden. Elders in het land was een mijnstaking aan de gang en geen kolen betekende geen uitvaart van boten (die werden aangedreven door steenkool) en dus geen centen, want dokwerkers werden per prestatie betaald. Werk op de Titanic stond gelijk aan een paar weken gegarandeerd loon én voedselzekerheid. Het zinken van het schip zou de dood betekenen van 549 inwoners uit de stad.

SeaCity bezocht Steve De Ridder (nog) niet. “Ik heb de film gezien”, lacht hij. Anderhalf jaar voetbalt hij nu voor deze club, die een goeie faam geniet als opleidingsinstituut. Gareth Bale werd hier gekneed, Matt Le Tissier scoorde hier, en de legendarische Alan Shearer maakte hier zijn eerste profdoelpunten. Hét grote talent van vandaag heet Luke Shaw. Zeventien, linksachter, een klein manneke, maar een lichaam als een uit de kluiten gewassen dressing. Groot talent.

De Ridder voelt zich hier – excusez le mot – als een vis in het water. Hij woont in het centrum van de stad, vlak bij de haven. Het voetbal hier is fantastisch, getuigt De Ridder volmondig. Zijn verhaal is opmerkelijk. De Ridder is een van de mannen van de zogenaamde lichting van ’87. Op het EK in Polen bij de U19 stond hij in de spits. “Mirallas achter mij, rechts Legear, links Lamah. Ook nog in de ploeg: Vermeulen, Pocognoli, in doel Bolat. Fellaini stond erbij… Mertens was niet eens geselecteerd. Dembélé wel. Vertonghen ook. (op zijn Gents) Vree jaar! Na dat EK is iedereen hogerop gegaan, ik op mijn manier ook wel een beetje.”

Hij zegt het: ‘op zijn manier’. Begonnen bij AA Gent, dan uitgeleend aan Eendracht Aalst. Vervolgens terug naar Gent, geen kans onder Georges Leekens, naar tweedeklasser Hamme. Dan Nederland, De Graafschap, en uiteindelijk bij Southampton. De Ridder: “Ik zei eerst neen, stond dicht bij Zulte Waregem. Maar hier zeiden ze: vlieg gewoon eens over.” Hij kwam, zag en was verkocht.

Het is een mooi land, een mooie club ook, maar het bestaan heeft één donker randje: hij geraakt amper in de ploeg. De Ridder: “Ik vind het fantastisch om mee te maken, zo professioneel was het nog nooit. Na een wedstrijd krijg je alle details. Hoeveel kilometer je hebt gelopen, hoeveel meter sprint, hoeveel meter high intensity… Top.” Alleen is hij nog steeds ongeduldig en knaagt het. “Ik word 26 in februari. Ik heb nog een jaar of zeven om op mijn eigen manier voort te doen. Mijn gevoel zegt dat dit het moment is om de carrière een nieuwe doorstart te geven.”

De interesse is er, maar wat doe je ermee? “Een lastige beslissing, je zit in de Premier League… Als ik ergens naartoe ga, wil ik het wel over lange termijn zien. Trainer, spelers en fans moeten je leren kennen. Toen Dominic Foley destijds naar Gent kwam, stond er tien of vijftien keer ‘verhuurd’ achter zijn naam. Dat staat niet schoon.” Terug naar België lijkt hem voorlopig geen optie, ook al is zijn vriendin in Mariakerke een huisje aan het opknappen. De Ridder: “Engeland is veel te mooi om nu al achter te laten zonder te slagen. Ik heb het gevoel dat mijn verhaal hier nog niet af is.”

Geniet van Londen, zegt hij bij het uitzwaaien. Zullen we zeker doen. Een uur later slaan we in Feltham onze tenten op voor de laatste etappe op de trip. Van hieruit is het een half uurtje met de trein tot Waterloo Station, hartje Londen. En van daaruit kun je met de tube nagenoeg elk voetbalstadion bereiken. Keuze te over, maar Belgen vinden we vandaag bij de grote drie: Tottenham, Chelsea en Arsenal.

Londen

Arsenalligt op de Picadilly Line, Highbury op de Victoria Line. Makkelijk zat. Dit is het land van Arsène Wenger. Arsenal is Wenger. De coach van de Gunners liet in Colney, Londen, een mooi trainingscentrum uitbouwen. In de clubmond heet dit de Nicolas Anelka Training Ground, omdat het werd opgetrokken op het moment dat de Fransman voor veel geld naar Real Madrid verhuisde. En ook in de bouw van het Emirates had Wenger een grote stem. De spelers worden er in de watten gelegd met state of the art-kleedkamers. Voor zichzelf hield Wenger de ruimte klein.

Klein is ook het transferbudget dat Wenger gemiddeld spendeert. De Fransman gelooft niet in gekochte elftallen, wel in elftallen die groeien. Spenderen doet hij vooral aan lonen (gemiddeld verdienen jonge voetballers van Arsenal zeer goed), niet aan hoge transfersommen. Wenger wil ook ver gaan in het laten bijtekenen van spelers, maar anders dan pakweg tien jaar geleden – toen Bergkamp, Henry en andere Pires zijn club trouw bleven – slaagt hij daar niet meer in. Arsenal pakt geen prijzen meer, klaagt een fan die hekelt dat vorig seizoen de prijzen nog maar eens met zes procent stegen – en ze waren al duur. Maar Arsenal slaagt er ook niet meer in de sterren bij zich te houden. Van Persie, Fàbregas, Clichy, Nasri… allemaal gingen ze.

De fan raadt ons het boek Arsènal aan. Zeer verhelderend, zegt hij. Het overspant de Wengerjaren en de uitbouw van de club, die ooit de plannen van Emirates ontvouwde om Manchester United financieel beter te kunnen bekampen. Het oude Highbury zou de club zelf op de vastgoedmarkt te gelde maken. Dat lukte, maar moeizaam. En inmiddels zijn er met Chelsea en Man City twee nieuwe superspelers op de markt en lijkt de ploeg van Wenger met haar nog steeds beperkte budget eerder vooral Barcelonalight en een opleidingsinstituut. Men hoopt er nu dat de financial fair play van de FIFA de kaarten zal herschudden. Een journalist van de Daily Mail die we tegen het lijf lopen, denkt dat Wenger zijn contract – tot 2014 – wel zal uitdoen, maar dat hij daarna stopt. “Of een andere functie binnen de club krijgt, want dat verdient de man wel.”

Via de tube gaat het naar de andere kant van de stad, waar ook het beleid haaks staat op dat van Arsenal. Fulham Broadway op de District Line. De duurdere kant van Londen, waar eigenaars onder de grond hun huis vergroten omdat er bovengronds te veel beperkingen zijn. Hier staat het Stamford Bridge van Chelsea, waar het vandaag, een kouwelijke vrijdag, veel rustiger is dan toen we hier waren bij de viering van de tweede titel van de club, in 2005. De gouden tijden van José Mourinho waren dat, The Special One, wiens legendarische grijze Armani-jas van toen nu in het clubmuseum hangt. Net als het bureautafeltje dat Mourinho zou hebben gebruikt om zijn strategie op te ontwerpen. Het ziet er zo oud, petieterig en afgeleefd uit dat we het amper kunnen geloven. Maar Engelsen hebben wat met traditie – ook in het Emirates werden lang meubels van Highbury gebruikt.

Ooit reed, neen gleed, hier de Bentley van Marcel Desailly zacht zoemend door de poorten van het stadion, terwijl we Yves Makaby-Makalambay interviewden. Een speler zien we vandaag niet. Wel hun werkomgeving in het stadion, de luxueuze kleedkamer. Chelsea groepeert daarin zijn spelers naar taalgebied. De Engelsen zitten links bij elkaar, Eden Hazard zit tussen de Spanjaard César Azpilicueta, afkomstig van Marseille, en Florent Malouda, terwijl aan de rechterkant het contingent Brazilianen een onderkomen vond. Ook opvallend: in het vandaag lege stadion hangen vlaggen van supportersclubs. Dat van de Mighty Blues Belgium hangt boven de loge van Roman Abramovitsj, de afgelopen tijd een gretige afnemer van Belgisch talent: Courtois, Hazard, Lukaku en De Bruyne.

Sinds de komst van Wenger naar Arsenal op 1 otober 1996 kende Chelsea al dertien managers. De fans hebben het ontslag van Roberto Di Matteo nog niet verteerd. “Nooit”, zwoer zijn opvolger Rafael Benítez ooit, “zal ik Chelsea coachen.” Maar inmiddels zit hij er wel. Di Matteo is bij de fans een held omdat hij deze club, én per uitbreiding deze stad, zijn eerste European Cup bezorgde. Want dat is toch opmerkelijk: ondanks de overvloed aan (top)clubs en een inwonersaantal van 7,8 miljoen, ondanks het feit dat dit het kloppende economische hart van het Britse koninkrijk is, kon tot voor Chelsea in mei 2012 geen enkele club uit Londen EC1 winnen. In Manchester en Liverpool deden ze dat eerder wel, net als in ‘ministeden’als Belgrado, Boekarest of Eindhoven. Maar Londen: never!

Ian Hawkey, die jarenlang werkte voor de Sunday Times, probeerde te achterhalen waarom. Londen staat, zegt hij, op dat vlak als hoofdstad niet alleen. Ook geen van de clubs uit Rome, Lazio noch AS, wonnen al EC1. Evenmin een club uit Berlijn, of eentje uit Parijs. Maar dat Londen de voorbije twintig jaar maar drie keer een ploeg in de finale had en slechts één keer kon winnen, dat vindt Hawkey freakish. Heeft hij er ook een uitleg voor? Hawkey: “Misschien wel té veel clubs?” Dat is wat George Graham altijd beweerde. De gewezen coach van Arsenal en Tottenham vond altijd dat zijn team te veel intense derby’s moest betwisten en dat zoiets in the end een dominantie in de weg stond.

Sir Alex Ferguson gooide het altijd over een andere boeg, die van het provincialisme. Gekneed in Aberdeen, ver weg van het Schotse voetbalcentrum dat in Glagow lag, gooide hij dat in Manchester ook in de strijd. Londen is de macht, de FA, de scheidsrechters, de arrogantie… Hawkey, die in Barcelona zijn basis heeft, ziet het ook vanuit dat perspectief: “Barcelona tegen Madrid, München tegenover Berlijn, Marseille tegen Parijs, Porto versus Lissabon. Manchester versus Londen. Het zijn vaak de provinciale steden die de macht grijpen. Ook in het voetbal.”

De provincie… Zouden ze in Manchester ook in die termen over zichzelf denken, vragen we ons af wanneer we 2200 kilometer later de auto weer naar de Kanaaltunnel sturen? De provincie…

DOOR PETER T’KINT

Birmingham is de tweede stad van het land, maar met het voetbal gaat het er slecht.

Southampton geniet een goeie faam als opleidingsinstituut.

Arsène Wenger gelooft niet in gekochte elftallen, wel in elftallen die groeien.

Een rijke zakenman is niet noodzakelijk ook een goede clubleider.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content