In welke wereld kwamen de Belgische voetballers terecht die naar de Premier League verhuisden? Wij gingen op onderzoek, het Kanaal over. Voor een Red Devils Tour, van noord naar zuid. Via twee universiteitssteden naar Sunderland, Liverpool, Manchester, Birmingham, Southampton en Londen. Deel één: het noorden.

Simon Mignolet heeft slecht nieuws. Het begin van de thuiswedstrijd tegen West Bromwich Albion (met Romelu Lukaku) is vervroegd naar kwart voor één, op de middag. “Maar”, zegt Andrew, die voor de club werkt, “dat is niet zo erg. Kom gerust al rond elven. We zorgen wel voor een warme maaltijd.”

Rond elven in Noord-Engeland? Dat betekent een dag vroeger vertrekken. Van de tussenstop in Cambridge profiteren we om wat bij te lezen over Sunderland. Vrolijk wordt een mens daar niet van.

Wearside is one of the worst places in the country to find a job‘, titelt een krant. Per vacature zijn er 53 kandidaten, schrijft een website die jobaanbiedingen groepeert. Het versterkt het beeld van de North-East dat overal in het land heerst: lage scholingsgraad, veel werkloosheid, allesbehalve aangenaam leven. Als er in Engeland lijstjes worden gemaakt, staat Sunderland steevast ergens onderin.

Het was niet altijd zo. Vroeger werd hier literatuur geschreven, door monniken. En glas geblazen. Het National Glass Centre krijgt op dit moment een opknapbeurt om als modern museum de 21e eeuw in te treden. Later kwamen de mijnen en was er de scheepvaartindustrie. Op een gegeven moment rolde een derde van de Britse schepen van een van de werven hier. Het adagium van Sunderland was in die tijd: ‘Als het gemaakt kan worden, kunnen wij het beter.’

Maar de laatste 25 jaar verdween de zware industrie. “Gelukkig”, zegt Paul, die ons de weg toont naar het Stadium of Light, “is er nog Nissan.” De Japanse autogigant plantte hier zijn Europese hoofdkwartier. Paul grijnst als hij de woelige jaren tachtig opnieuw voor de geest haalt. Het was de tijd van get drunk, come home late and beat the wife, de tijd van de grote stakingen, onder leiding van Arthur Scargill. Maanden hield de grimmige vakbondsleider de mijnstaking vol, waarbij het vaak tot gewelddadige conflicten kwam tussen stakers en politie. Margaret Thatcher bleek evenwel toen al staalhard en de mijnen gingen toch dicht. Voor deze zwaar getroffen streek had de overheid nog wel een cadeautje: een contract met Nissan. Vandaag is Nissan Sunderland de grootste autobouwer in het UK. Ooit werkten er 5000 mensen, na de crisis van 2008 werd dat cijfer iets naar beneden herzien.

In het stadion valt meteen de boodschap op de shirts van de spelers op: ‘Invest in Africa’. Nieuw sinds deze zomer. Minstens twee jaar zal deze non-profitorganisatie op de shirts van de club prijken. Het is de meest lucratieve deal die de club afsloot en hij levert ruim 24 miljoen euro per jaar op. De overeenkomst werd mogelijk gemaakt, horen we, dankzij onder meer de tussenkomst van David Milliband, vicevoorzitter van de club en gewezen Brits minister van Buitenlandse Zaken.

In de perszaal horen we vooral kritische geluiden over de shirtsponsor. Invest in Africa heeft op dit moment maar één partner: Tullow Oil, een oliemaatschappij die vooral in Afrika actief is en die nogal wat verwijten krijgt. Onder andere dat ze de natuurlijke bronnen in Afrika gebruikt om zich te verrijken en te weinig oog heeft voor pakweg de vissersgronden in de buurt van haar bronnen.

Uitverkocht is het Stadium of Light niet voor de komst van West Brom. Het gaat ook op voetbalvlak niet goed met Sunderland. Na de 2-4-nederlaag – met een goal en een assist van Romelu Lukaku – doet even het gerucht de ronde dat trainer Martin O’Neill de handdoek gooit. De lokale journalisten rekenen het uit: “Slechts twee zeges dit seizoen, dat is bitter weinig. Big crisis.” O’Neill zal het drie dagen later, na een gelijkspel tegen hekkensluiter QPR (0-0) ook toegeven: “We zitten volop in de degradatiestrijd.”

Toch zijn ze daar te goed voor, vindt Mignolet. “We zijn eigenlijk al elke wedstrijd de evenknie geweest van de tegenstander. Al is het voor ons vrij moeilijk om een goal te maken, ik denk dat we toch de kwaliteiten hebben om in de top tien te eindigen.”

Mignolet woont in Newcastle. De twee steden lopen nagenoeg in elkaar over, via de A184 North. Je zit in een wip in Gateshead (dat met Metro een immens shoppingcenter heeft) en als je vervolgens de Tyne over rijdt, duikel je hartje Newcastle in. Een drukke en luide stad, die vooral in het weekend bruist als de schaars geklede lads en lasses zich er het lazarus zuipen. In deze anonimiteit slijt Mignolet zijn dagen. Hier werkt ook zijn vriendin, als legal assistant. Een voetballer met een diploma en een vriendin die werkt, het is een ongewoon koppel, vindt de pers.

Ook belangrijk in Engeland is liefdadigheidswerk. Elke club heeft hier haar stichting. Mignolet: “De onze besteedt onder meer aandacht aan kinderen met leermoeilijkheden. We doen vrij veel op dat vlak. Hier zijn maar twee ploegen, terwijl dit toch een heel grote regio is. Je mag het belang van ploegen als Newcastle of Sunderland voor de gemeenschap niet onderschatten. Als die naar tweede klasse zouden zakken, is dat voor veel mensen een ramp. Van een nederlaag zijn ze hier écht een hele week ziek.”

Liverpool

Na een nacht in Newcastle is Liverpool onze volgende halte. In 1994 waren we hier een eerste keer, voor een reportage met Daniel Amokachi, de Nigeriaanse buffel die Club Brugge toen inruilde voor Everton. Wat we ons nu nog van die reis herinneren: regen. Kilte. Een uitgewoond hotel in het hartje van de stad. Een moeizame zoektocht naar wat toen nog als hét symbool van Engeland gold: de rode telefooncel. Het was de tijd dat de cell phone, de gsm, net zijn opwachting maakte. Nadien waren we er nog een paar keer. Voor een interview met Dirk Kuijt, een verhaal rond Wayne Rooney, een bezoek aan MarouaneFellaini… En elke keer was de stad weer een stukje mooier. Jarenlang werd de skyline gedomineerd door bouwkranen, die zijn nu nagenoeg weg. In de plaats kwamen chique appartementen, een concerthal (de Echo Arena Liverpool), een afdeling van de Tate Gallery en een Museum of Liverpool, waar je de geschiedenis van de stad kunt volgen. Daarin komt ook de donkere kant van het economische leven aan bod. In de achttiende eeuw hielp men vanuit deze stad de slavenhandel richting Amerika en de import van goederen uit de VS, het product van die slavenarbeid. Het bezorgde zowel deze stad als het nabijgelegen Manchester grote textielrijkdom. Het mag dan ook niet verbazen dat ze hier indertijd de kant van het zuiden kozen tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Het zuiden dreef op slavernij en uitbuiting.

Een donkere kant heeft hier ook het voetbal. Wie weggaat van het stadscentrum en de heuvels naar de buitenwijken inslaat, krijgt al na anderhalve kilometer het andere Liverpool te zien. Het Liverpool rond Stanley Park. Aan de ene kant van het park: Liverpool FC. Aan de mooiere kant: Everton FC. Als je met de rug naar het stadion van de Reds staat, kun je een tip van het dak van de Blues zien. We hebben het voor u afgewandeld: elf minuten stappen scheidt rood van blauw, waar in de fanshop één figuur domineert: Fellaini, de reus van Goodison.

Stanley Park werd ontworpen op het einde van de negentiende eeuw, om de bevolking in het noorden van de stad wat zuurstof en groen te geven. In het winterzonnetje van deze zondagmiddag is het vooral een paradijselijk oord voor honden en hun baasjes, die even kunnen ontsnappen aan de regen die al weken over dit land gutst en hele streken onder water zette. Opvallend: vlak bij de schaarse banken veel gebroken glas. Het leven kan hier hard zijn. Een straat in de schaduw van Anfield staat vol met verkrottende huizen. Overheid en club laten de boel bewust verrotten, om de huizen te kunnen afbreken en het stadion te vergroten. Bij de club hoor je echter een ander verhaal: de Reds doen veel om te helpen deze buurt op te waarderen. A kick in the park is het meest recente initiatief, zegt Mike, die zijn labrador uitlaat. “De rivaliteit voor de derby is groot, maar toch zijn er fans die een brug willen slaan. Everton heeft een clubje supporters: Keeping Everton In Our City. En de Reds hebben er eentje: The Spirit Of Shankly. Beide zijn voorstander van een Football Quarter hier in de buurt.”

Het zou mooi zijn, zucht hij. Mooie vernieuwde stadions, een voetbalmuseum dat de beide teams covert, sportfaciliteiten voor de jongeren uit de buurt, een leisure centre én het liefst van al: een nog groter park. Zonder glas op de grond. Hij schopt een blikje weg.

Downtown duiken we de pub in, in Hanover Street. Het is immers zondag en zondag is voor Engelsen: pubdag. Eten, drinken, relaxen, bijpraten. Een traditie. Zeer populair is het dan ook om live een pot voetbal mee te pikken. Als u zich afvraagt vanwaar die vroege aanvangsuren komen, hier is het antwoord. Overal hangen schermen. Straks is er Chelsea-Manchester City, maar hier gaat alle aandacht naar Swansea-Liverpool.

We komen naast een reus van een vent te zitten. Stevige tatoeage, een buik waarin al veel is geïnvesteerd, kaalgeschoren kop, en veel fucks als zijn ploeg nog maar eens een aanval verkwanselt. Tijdens de rust raken we aan de praat. Ook hij is getekend door het leven: werk in de haven kwijtgeraakt, daarna in de bouw gesukkeld, soms centen, soms geen. Hij vraagt of wij enig idee hebben van wat die fucking voetballers verdienen. “En toch zijn sommigen niet gelukkig.” Hij vraagt of we het verhaal van Michael Branch kennen. “A fucking drugsdealer“, klinkt het hard. Eentje van de Blues, of wat had u gedacht? Een tragisch verhaal over hoe het zelfs voor een getalenteerde voetballer verkeerd kan gaan. Op zijn zeventiende al in de eerste ploeg, een topschutter, “dé speler op wie alle Evertonfans hadden gewacht. They thought they had a Robbie Fowler.” Toen Wayne Rooney tien was, hing er een poster van Branch tegen zijn muur, beweert de man. Daarna ging het van hero naar zero. In de ban van de cocaïne werd hij opgepakt en onlangs is hij achter de tralies beland.

De tweede helft begint, mijn buurman is weer een en al oog voor het scherm. “Life is hard.” Swansea-Liverpool zal op een bleke 0-0 eindigen. Na afloop stroomt de pub leeg, Chelsea-Manchester City is een strijd onder rijken, daar hebben zij niks mee te maken.

Manchester

Van Liverpool naar Manchester is het een boogscheut, een goeie zestig kilometer snelweg, via de M62. Engelsen hebben wat met snelwegen die de stad induiken. In Liverpool eindigt die op een paar kilometer van de Mersey en de stadions. In Manchester is het iets ingewikkelder, met een ringweg, maar toch ook hier deze constante: snelweg tot nagenoeg in het hartje van de stad. Wel opvallend: als we ’s anderendaags de gordijnen van ons hotelraam opentrekken: amper verkeer in de straat. Op de ringwegen zit je vast, maar in hun grote steden hebben de Engelsen het fileprobleem opgelost. Veel volk neemt het openbaar vervoer, want parkeren kost stukken van mensen. Wie hier moet zijn, komt met trein, bus of een elektrisch zoemend metrostel. Ook opvallend aanwezig in het centrum: fietsenwinkels. De meest chique wedstrijdfietsen wachten in de etalage op kopers. Juweeltjes – Bradley Wiggins, Chris Boardman, Mark Cavendish,… ze hebben hier wat losgeweekt.

Manchester heeft de voorbije twee decennia een ontzettende inhaalbeweging gemaakt. Net als Liverpool werd ook hier in concentrische cirkels gewerkt, vanuit het hart steeds breder uitdijend. Opvallend is de geslaagde architectuur, modern vermengd met oud, opslagplaatsen en fabriekshallen van weleer. Canalside, waar gays cruisen, is hip. Ons hotel ligt in een andere, hip wórdende buurt, Castlefield. Ook hier musea die het roemrijke textielverleden belichten, maar die eveneens oog hebben voor de uitbuiting van de arbeiders, uitbuiting die door de vakbonden werd aangeklaagd.

Even voor vieren – het wordt al langzaam donker – sturen we de auto vanuit het stadscentrum richting Sale, een voorstad. We passeren Old Trafford, waar de drukte toeneemt. Vanavond ontvangt de competitieleider West Ham. In Sale, op goed anderhalve kilometer van dat stadion, woont de Belg Mathias Bossaerts. Pas zestien en een jongen met een droom: ooit voetballen in de Premier League.

Vorige zomer verhuisde de hele familie naar hier. Bij wie de naam misschien een belletje doet rinkelen: die verhuis werd gefilmd door een VRT-ploeg voor het programma Iedereen Beroemd. Mama Saskia: “Het was een heel drukke periode, en dat kwam er ook nog eens bij. Maar als het even te veel werd, bleven die mensen discreet op de achtergrond.” Ze houden er een veel beter gevoel aan over dan aan de reportage die een andere zender draaide, en waar het hen iets te veel ging om de andere kant van het profvoetbal, de centen.

Ze zijn niet de enigen met zo’n droom. Zo’n tien minuutjes hiervandaan woont Andreas Perreira, de zoon van Marcos, ex-profvoetballer. Mathias en Andreas kennen elkaar van bij de nationale ploeg, maar zochten elkaar hier nog niet op. Ook voor United voetbalt Adnan Januzaj, van Albanese afkomst en ploegmaat van Bossaerts bij Anderlecht. En als ze tegen Chelsea voetballen, riskeren ze daar een van de zoons van Charly Musonda te ontmoeten. Ze horen allemaal tot dezelfde lichting, tieners nog, maar al zo gekoesterd door Jan Boskamp, die waanzinnig enthousiast over hen is.

Anders dan Andreas Perreira, die bij een gastgezin woont, volgde de hele familie Bossaerts hun zoon naar Engeland. Pa, een rustige discrete man, nam op zijn werk (in de bouw) loopbaanonderbreking. Hun zoon van tien, Thomas, loopt school aan de overkant van de straat. De moeder van een Nederlandse ploegmaat van Mathias, Karim Rekik, helpt hem bij zijn integratie. Mama Saskia: “Alle dagen zit zij één tot anderhalf uur bij hem in de klas. Zij zegt ons: hij begrijpt al veel meer dan je denkt. Die kinderen, dat is zoals een spons, die zuigen alles op. Nu gaat het goed, maar in het begin was het even moeilijk.”

Thomas heeft geen belangstelling voor voetbal. Hij knutselt liever. Of tekent. Dat was bij Mathias al snel heel anders. “Hij was er altijd over bezig”, zegt Saskia. “Voetbal, voetbal, voetbal. Hij heeft nooit met iets anders gespeeld dan met een bal.” En nu zitten ze dus in Manchester, een beslissing van Mathias zelf. Zijn parcours: van Gooreind naar Beerschot en dan anderhalf jaar geleden een transfer naar Anderlecht. Maar amper hadden ze daar getekend of een scout contacteerde hen. Die had Mathias met de jonge Rode Duivels in Schotland aan het werk gezien en polste of ze geen zin hadden om naar Manchester City te verhuizen. Voor ouders geen makkelijke beslissing. “De keuze lag volledig bij hem”, zegt zijn papa. “Als hij bij Beerschot was gebleven, was dat voor mij ook goed geweest. Voor allebei mijn zoons geldt: als ze maar gelukkig zijn.”

Zodra de beslissing genomen was, werd er ook niet getwijfeld. Iedereen ging mee. “We hangen zeer hard aan mekaar als familie”, zegt Saskia. “Dan ineens zeggen: ga maar alleen naar Engeland… Ik heb het verhaal gehoord van een jongen die naar Liverpool was gegaan, alleen, en ze hebben later de mama moeten laten overkomen. Die kon gewoon niet meer…”

En kunnen ze zich wat bezighouden overdag? Mama Saskia: “Ja, hoor. Wat winkelen, wat kijken hoe alles in de buurt in elkaar zit…” Papa: “Wat sporten.” Geregeld komt er familie over, dan nemen ze het openbaar vervoer en duiken ze de stad in. Recent nog allemaal samen naar de derby. Met de oma en de opa, fans van het eerste uur die alles van hun kleinzoon bijhouden.

Het huis waar ze nu wonen, in Sale, hebben ze zelf gezocht. De club hielp wel om het vast te leggen. Het is een mooi huis, ruim, veel licht, mét tuin. “Als je ergens wil wonen,” zegt Saskia, “moet het goed zijn. Als wij gelukkig zijn, straalt dat ook af op Matthias.”

White Kompany

Mathias Bossaerts speelt ondertussen mee met de beloften, op diverse niveaus. Next Gen, regionale competitie, wat bekertoernooien, FA Youth Cup… “Fysiek is het zwaar”, geeft hij toe. “Veel lopen, krachttraining. We trainen elke dag één keer en meestal ga ik nadien nog naar de gym, om kracht- en/of stabiliteitstrainingen te doen voor het lichaam. Hetzelfde als in België, maar veel professioneler, begeleiding, andere apparaten. We deden bij Anderlecht alles veelal op een matje. Eén keer per week mochten we krachttraining doen.”

Intussen is de droom realiteit geworden: meetrainen met het eerste. Mathias: “A-ploeg en reserven trainen samen op één complex. Af en toe train ik met de eerste ploeg, één keer per week of zo. Te vroeg? Als ze je roepen, doe je dat… De eerste keer gaf dat toch wel wat stress, je kent die mannen van op tv, maar je weet niet goed hoe die te verdedigen. Coach Roberto Mancini is er elke dag.”

De begeleiding is top en alles wordt gefilmd. Toen Mathias onlangs aan de enkel geblesseerd raakte, konden de kinesisten hem perfect laten zien waar en wanneer het gebeurde. Bij de revalidatie staan ze met drie, vier klaar om te helpen. Tijdens de matchen is het wel werken. Mathias: “Hard werken. Bij Anderlecht had ik toch wat meer rust in de wedstrijden, vond ik. Hier komt er veel meer druk, direct van bij de aftrap. Belgische aanvallers zijn ook vrij statisch in balverlies, hier totaal niet. Ze lopen voortdurend in je rug.”

De white Kompany, zo wordt hij hier neergezet. Vanwege de nationaliteit allicht. En de positie, centraal rechts achterin. Mathias: “Zo veel hoor ik dat niet, maar ik vind het wel leuk. Vincent Kompany is natuurlijk mijn voorbeeld. Elke dag kom ik hem tegen en vraagt hij hoe het met mij is. En als er een wedstrijd is geweest, vraagt hij hoe het is gegaan. Superattent.”

Mama: “Een toffe. Gene zever, gewoon, bescheiden.”

Papa: “Hoeveel weegt Kompany ook alweer?”

Mathias: “97 kilo.”

Papa: “En Richards 98 kilo. Als je die mannen ziet. Daar hangt geen grammetje vet aan. Vroeger was Kompany zo toch niet.”

Mathias: “Ik weeg nu zelf 75 kilo voor 1,84 meter. Je ziet het verschil.”

Mama: “In België was hij groot, hier niet.”

Mathias: “Dat is omdat ik hier niet met mijn leeftijdsgenoten speel. En omdat ik nog niet systematisch met krachttraining bezig was.”

Papa: “Hij heeft nog tijd.”

Mathias: “Ik hoop dat ik dit seizoen met de reserven mag blijven meetrainen en volgend jaar misschien al een keer meer met het eerste. Maar ik blijf vooral rustig. ’s Nachts lig ik nergens wakker van, ik ben blij dat ik hier ben. Het antwoord op de vraag of dit de beste stap is, ken ik niet. Sommige jongens blijven in hun land, anderen vertrekken. Ik weet niet wat het beste is, dat weet niemand zeker?”

Buiten, op weg naar de volgende halte, passeren we weer Old Trafford. De lichten lokken. Het Theatre of Dreams.

Volgende week in aflevering twee: de teloorgang van het voetbal in Birmingham, op bezoek in Southampton, dat van de Titanic waar Steve de Ridder zich beraadt over zijn toekomst, en een tocht door het Londen van Hazard, Vermaelen, Vertonghen en Dembélé met de vraag: waarom presteert het Londense voetbal niet op topniveau?

DOOR PETER T’KINT

Het adagium van het industriële Sunderland was ooit: ‘Als het gemaakt kan worden, kunnen wij het beter.’

Bossaerts, Perreira, Januzaj en de Musonda’s behoren allemaal tot dezelfde lichting Belgische tieners waar Jan Boskamp zo enthousiast over is.

Zondag is voor de Engelsen pubdag: eten, drinken, relaxen, bijpraten en een pot voetbal meepikken.

“Elke dag kom ik Kompany tegen en vraagt hij hoe het met mij is.” Mathias Bossaerts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content