Lokeren OV wil graag swingend de trots van Oost-Vlaanderen worden. Over den ijsboer, het paradijs van Beirke, de kledij van Diallo en een koppel ooievaars.

“Welkom in mijn feestpaleis.” De begroeting door Patrick Orlans op maandag om halfnegen ’s morgens is hartelijk en spontaan, ook al verloor Lokeren twee dagen voordien van AA Gent. Een delicate materie voor de stroppendrager, die het thema liever onbesproken laat en ons via de Voetbalstraat (“afgekeken van VTM met zijn Medialaan”) naar zijn bureau op de derde verdieping loodst. De sponsors krijgen ruimschoots de gelegenheid om hun producten aan te prijzen. Naast een glazen kast met wijn en andere geestrijke dranken is het contrast groot met het assortiment van hoofdsponsor Edialux, die uitpakt met ‘milieuverantwoorde oplossingen voor vele netelige huis- en tuinproblemen’.

Verspreid over de gang staan de levensgrote kartonnen versies van Tailson, Runar Kristinsson, Arnar Gretarsson, Arnar Vidarsson en Franky Van der Elst. “Leuk voor de fans,” weet de commercieel directeur, “maar ook een fel gewild attribuut. Vooral in de nachtelijke uurtjes dreigen ze wel eens te verdwijnen. Ooit liep mijn dochter iemand achterna die er bijna vandoor was met zo’n ding. Die man was minstens 1,90 meter, maar ze bracht hem toch mooi mee terug. Een straffe stoot”, grijnst Orlans.

Wie, zoals wij, de trap en niet de lift neemt om naar boven te gaan, wordt bij het bestijgen van de eerste treden meteen geconfronteerd met drie ploegfoto’s. De eerste dateert uit een ver verleden, 1940, toen de club nog in bevordering vertoefde. Drie jaar later promoveerden de Waaslanders dan toch naar eerste klasse. Het tweede beeld gaat terug naar 1978, toen trainer Urbain Braems onder andere over Bob Bouke Hoogenboom, Wlodek Lubanski, James Bett en een zekere Arnor Gudjohnsen beschikte. Onder leiding van Urbain Haesaert en Jozef Vacenovsky werd in de regeerperiode van voorzitter EtienneRogiers in het seizoen 1980/81 een tweede plaats behaald, de beste prestatie tot op heden. Spelers als GregorzLato, Preben Elkjær Larsen, René Verheyen, BobDalving en René van der Gijp krijgen net als bondscoach Aimé Anthuenis en Angelo Nijskens op de overloop met actiefoto’s hun moment de gloire.

“Veel nostalgie, hé”, zegt Orlans. “Aimé Anthuenis is hier nog altijd enorm populair. Wat de Vanden Stocks zijn voor Anderlecht, is Anthuenis voor Lokeren. Hij wordt door onze entourage op handen gedragen. Zijn neef, Filip Anthuenis, is sinds begin 2001 onze burgemeester. In het verleden is er fel geruzied over de bestemming van onze gronden. Toen ik hier toekwam, was dat conflict op de spits gedreven. Als een echte Kissinger heb ik die koude oorlog kunnen ontdooien, maar ik moet mijn beloning nog krijgen”, blikt Orlans hoopvol vooruit.

Bij het betreden van Orlans’ werkruimte zijn Ariane De Troch en Anita De Vrieze al druk in de weer. Zij vormen samen met Orlans en Romain Van Schoor het kloppend hart van de club. “Van hiërarchie is hier totaal geen sprake”, vertelt De Troch, die met Orlans overkwam van Eendracht Aalst. “Wij zijn een team. Tot in het weekend zijn wij via sponsoravonden of concerten begaan met het lot van Lokeren OV.”

Het is tijd voor de rondleiding. Orlans neemt ons mee voor een tocht van ruim twee uur. “Ik ben dit gewoon, ik doe dit om de vijf à zes weken bij een voorstellingsavond met een groep van dertig mogelijke sponsors.” Aan de overkant van zijn verdieping bevindt zich het bureau van directeur sportieve zaken Willy Verhoost, dat hij deelt met voorzitter Roger Lambrecht. We krijgen het niet te zien, want we dalen snel af naar de tweede verdieping. In een hoekje rechts achter de business-seats bevindt zich een apart zaaltje, met tv en bar. “Hier kunnen de spelers na de wedstrijd met een koffie en een sandwich even apart komen zitten met hun familie”, zegt Orlans. “Hoogstens voor een half uurtje, want spelers moeten bereikbaar blijven. De meesten zakken wel eens af naar de feestzaal. Daar is ons motto : kom erbij en dans. Ambiance verzekerd ! Want hier wordt tot in de vroege uurtjes geswingd. Het zijn niet alleen onze Brazilianen die voor bijzondere danspasjes en entertainment zorgen.”

Terwijl we in de business-seats staan, banen vier figuren zich een weg over het terrein. “Dat is den ijsboer – geen idee wat zijn echte voornaam is – met zijn drie knechten”, vertelt Orlans. “Allemaal vrijwilligers. Zij zorgen ervoor dat ons terrein altijd in de beste staat verkeert. Geen putje of stukje loszittend gras slaan ze over. Bijna dagelijks vertoeven ze hier. Echte perfectionisten.” Voor het duel tegen Beveren sloeg de paniek wel even toe toen ’s morgens bleek dat de middenstip en een penaltypunt weg was. “Het kaartje, met het logo van AA Gent, was afgeleverd ‘met de groeten van Davy De Beule‘.”

Achter een van de doelen en een wand met reclamepanelen schuilt een verlaten grindvlakte, die bij wedstrijddagen wordt gebruikt als parking. “Het blijft de bedoeling om daar een actief family leisure complex te brengen”, zegt Orlans. “De onderhandelingen met de stad over een erfpacht zitten in een finaal stadium. Op een strook van 40 op 150 meter kunnen we daar dan iets moois uitbouwen. Naast kinderopvang denk ik spontaan aan een fitnessketen, ruimte voor sportkampen, een gezond uitgaanscentrum. Je kan hier een perfect mountainbikeparcours aanleggen, een cross organiseren. ( Lacht.) Maar ik ga nu ook niet alles prijsgeven.”

Op een deur hangt een poster van Kamiel Spiessens, met de melding ‘Kamiel is onze man !’ Sinds 2000 geldt Chris Van den Durpel als officiële peter. “Het is een Vlaamse vedette die het volk aanspreekt”, ervaart Orlans. “Maar in eerste instantie is hij, als echte Lokerenaar, supporter. Chris volgt negentig procent van al onze thuiswedstrijden. Herman Van Molle houdt zich liever wat afzijdig.”

Wie op Lokeren naar het spelershome op de eerste verdieping wil, moet eerst langs de (kleine) keuken van mamaHilda Cornelis passeren. Op een bord staan met krijt de namen van de opruimers van dienst aangeduid. Ademilson, Griffin De Vroe, Aristide Bancé en Mamadou Diallo zorgden vorige week voor de service. “Ik kan niet verlangen dat ze ook nog eens afwassen”, oordeelt Hilda. “Gewoon het vuil even van de borden doen. Soms, zoals bij Diallo, moet je hen even attent maken op de functie van een vaatdoek.” Ze kookt regelmatig van thuis uit voor 30 tot 32 spelers. “Hier heb ik maar twee kleine vuurtjes, beschik ik zelfs niet over een dampkap.” Ze kent ook de eisen voor de thuiswedstrijden. “Altijd groentesoep, spirelli of capellini met kippen- of kalkoenfilet, tomatensaus, spinazie, verse boontjes. En als dessert een rijsttaartje.” Soms moet Hilda ook op een andere manier inspringen. “Toen Diallo hier toekwam, putje winter, had hij alleen een zomerjasje en een lichte broek aan. Ik ging met hem kleren kopen. Hij trok zijn ogen nogal open. Die jongen is me daar nog altijd dankbaar voor.”

Het spelershome is tamelijk ruim bemeten. Centraal een bar, op tafel prijkt een schaal met appels. Achteraan is er een zithoek met een groot tv-scherm, waar de muziek van TMF of JIM meestal loeihard opstaat voor de biljart spelende jongeren. “Meer hebben de spelers niet nodig, want zo lang vertoeven ze ook niet op de club”, spreekt Orlans. “Bij wedstrijden wordt deze ruimte omgetoverd tot buffetzaal.”

Weer op het gelijkvloers wijst Orlans vanop de gang naar de feestzaal. “In het begin deden we een test met een tent, want bij Roger Lambrecht moet je eerst iets kunnen bewijzen vooraleer je iets definitief krijgt. Zonder deze feestzaal zou Lokeren het financieel misschien moeilijk hebben. Zonder te stoefen, mag ik zeggen dat er hier bij elke thuiswedstrijd wel iets te beleven valt.”

Op het einde van de gang, naast een goed gevuld schoenenrek, zit Albert Bocklandt in een stoel zijn krant te lezen. Beirke is materiaalmeester, doet de was en is elke dag vanaf zes uur ’s morgens op de club. Hij is de echtgenoot van Hilda. “Ik zal u eens mijn paradijs tonen”, zegt hij als hij zijn zaaltje met reservekledij opent. Aan de muur hangt een vergeeld stuk krantenpapier met daarop Aimé Anthuenis. “Dit is mijn lang leven. Ik ben tien jaar geleden begonnen met drie wasmachines, nu heb ik beter gerief. Voor elke training leg ik het pakket van de spelers klaar. Aan hun schoenen kom ik niet. Die moeten ze zelf poetsen.”

In de kleedkamer heeft iedere kernspeler een apart kastje. De dokter beschikt over een apart lokaal, voor de kinesisten is er plaats genoeg. “Het plafond boven de douches moesten we een paar jaar geleden volledig renoveren, want door een vijver in de buurt was het een verzamelplaats voor de muggen. Dit is zeker niet de absolute luxe, maar ruim voldoende. De sauna wordt niet meer zo veel gebruikt”, vertelt Orlans terwijl hij rustig doorwandelt naar het vergaderzaaltje van de trainersstaf. We bevinden ons net voor het hoofdveld. Het bureau oogt leeg en koud, met alleen een computer, een volledig lege (!) koelkast, een ouderwetse tv en wat grote vellen papier met een speelveld voor tactische richtlijnen. “De trainers zitten tijdens de week ook vaak bij de scheidsrechters”, weet Orlans. “De biotoop van een trainer ligt trouwens in de kleedkamer, niet in een apart bureau.” Vlakbij de bezoekende kleedkamers (voldoende ruimte, massagetafel, zes douches en drie toiletten) ligt de post van het Rode Kruis, op de plaats waar vroeger de cellen voor opgepakte hooligans lagen.

Vlak voor de perszaal, die tijdens evenementen wordt gebruikt als vestiaire, gunt Orlans ons ook een blik in de kleedkamer voor het scheidsrechterlijke viertal. Soberheid overheerst. “Mooi en proper, maar in een oud gebouw zit je natuurlijk benepen. Na de wedstrijd krijgen de arbiters altijd champagne. Dat is onze standaardformule.” Achter het hoekje treffen we op een deur het opschrift anti-doping room, waarachter enkel een toilet schuilgaat. Spitsvondigheid ten top.

Buiten zijn de fanshop en het themacafé Foot & Fun gevestigd. “Eigenlijk is Lokeren te klein voor een super-renderende shop, maar we kunnen onze supporters toch niet in de kou laten staan”, zo omschrijft Orlans de moeilijke situatie. “Hier in België hebben we geen echte merchandisingcultuur. Bij Manchester United komt een chirurg met zijn truitje van Ruud van Nistelrooy naar de wedstrijd, hier zit hij het liefst met zijn stropdas aan tafel. Vooral onze replica’s scoren goed. Ik denk dat het shirt van Tailson momenteel het best wordt verkocht. De commerciële winst die we hier uithalen, is echt verwaarloosbaar. Je blijft vaak zitten met een grote stock, die je dan moet weggeven voor tombola’s.”

Om de conciërgewoning – waar een beroepsmilitair woont die twee tot drie nachtrondes houdt – en het Sport Medisch Conditie Centrum te bereiken, moeten we met de wagen naar de overkant van het stadion. De kinesisten Tom Geerinck en Kristof Fumière voeren op de loopband conditietests uit bij Ademilson, Joao Carlos en Tailson. “Die houden we drie tot vier keer per jaar”, zegt Geerinck, die bijna dagelijks op de club vertoeft. De laatste maanden vertoefde hij vooral met Filip De Wilde in de kleine sporthal naast de fitnessruimte. “De kurkvloer is ideaal. Alleen de scanners ontbreken. Wij hoeven bijna nooit naar het ziekenhuis te gaan”, toont Geerinck zich tevreden over zijn werkomstandigheden.

Een bospad leidt naar de jeugdterreinen, waar de lamentabele staat van het eerste veld meteen opvalt. “We hebben te weinig pleinen. Jaarlijks moeten we zeventig jongens laten afvloeien. En door een koppel ooievaars speelden we nog eens twee terreinen kwijt”, klaagt jeugdvoorzitter Marc Vervaet. “De schuld van de habitatwet”, verduidelijkt Orlans. “Een stuk grond dat geklasseerd werd als natuurgebied. Het is de bedoeling om hier tegen mei een clubhuis te bouwen. Voor de Voskescup moeten we minstens drieduizend kinderen kunnen opvangen.”

Als directeur jeugd heeft Orlans zijn eigen mening over de opleiding. “Ik spreek altijd van een ijskast waar de grootste beloften warm moeten worden gemaakt voor het grote werk. Paul Mortier en Willy Reynders durven daarbij hun verantwoordelijkheid opnemen. In het verleden liepen hier te veel sologangers en carrièremensen zonder clubliefde rond. Elk jaar moeten we drie tot vier jongens kunnen afleveren voor de A-kern.” Vervaet toont vol trots de acht kleedkamers, het secretariaat, het trainerslokaal, het materiaalkot met voor elke speler een bal en de (veel te kleine) vergaderzaal. “Hier is voetbal nog een feest”, besluit Vervaet in het gebouw dat – om inbraken te vermijden – maar één venster telt.

Dit is de achtste aflevering in een reeks waarin alle clubs uit eerste klasse worden doorgelicht.

door Frédéric Vanheule

‘Wat de Vanden Stocks zijn voor Anderlecht, is Anthuenis voor Lokeren.’

‘Als een echte Kissinger heb ik de koude oorlog met de stad kunnen ontdooien.’

‘In het verleden liepen hier te veel sologangers en carrièremensen zonder clubliefde rond.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content