De terugkeer van Jeroen Simaeys bracht meer balans in het elftal van Club Brugge. ‘Natuurlijk komt het allemaal door mij’, lacht hij. Als geen ander weet hij dat het onzin is. ‘Maar je moet van elk type iemand in de ploeg hebben.’

Sinds Jeroen Simaeys (25) vast in het elftal van Club Brugge kwam, eind december, gaat het weer beter met de West-Vlamingen. Er werd nog amper verloren, Club slikte veel minder tegendoelpunten. Het wankele evenwicht dat voordien nagenoeg evenveel verlies- als winstwedstrijden opleverde, raakte plots hersteld. Zondag miste Simaeys vanwege een gele schorsing de topper tegen Anderlecht, maar als daarna de eindspurt voor de prijzen wordt ingezet, is hij weer helemaal beschikbaar. Door de halvering van de punten is Club zelfs een outsider in het titeldebat, maar toch is de middenvelder geen voorstander van play-offs. “Omdat het wat veel wordt. Vier keer Anderlecht, vier keer Standard, vier keer Gent, zes keer zelfs vorig seizoen met de bekermatchen. Een topper is nu iets minder charmant dan ervoor, het is niet meer zo speciaal. Het is jammer dat ik zondag Anderlecht miste, maar aan toppers geen gebrek dezer dagen.”

Neen, hij is niet de man die Club Brugge kampioen kan maken. Lacht: “Dat lijkt me niet, neen. Ik geloof niet in één speler die zoiets kan. Het is wel zo dat we niet veel verloren sinds ik in de ploeg kwam. Mensen wijzen me daarop en ik zit in een makkelijke positie om te zeggen: natuurlijk komt het allemaal door mij. Maar dat zou liegen tegen mezelf zijn. Men heeft het vaak over balans en zo is het. Je moet van elk type speler of persoonlijkheid iets in je ploeg hebben. Wij hebben heel veel goeie spelers. Soms misschien iets te veel goeie spelers. Die kunnen in balbezit fantastische dingen laten zien, maar als je twee seconden erna je man laat lopen, heb je alles wat je net zelf hebt gedaan, ook zelf in de vuilnisbak gesmeten. Mijn zwakheden worden door pakweg Dirar of Perisic aangevuld, terwijl ik hun zwakheden op mij probeer te nemen. Dat is het ideale scenario. ( lacht) Als Vadis Odjidja op de positie voor de verdediging speelt, is dat anders. Ik denk eerder gedisciplineerd, aan geen kansen tegen krijgen, hij misschien eerder aan kom, we gaan scoren. Die twee kwaliteiten heb je nodig voor de balans.”

Simaeys brengt ook grinta mee op het veld. Speelt hij soms op het randje? Simaeys: “Dat is totaal niet mijn gevoel. Na elke match probeer ik rationeel terug te kijken. Ik ben zeker een agressieve speler, maar ga niet over de grens. Ik denk dat ik in mijn leven nog nooit een directe rode kaart kreeg. Dat wil niet alles zeggen, maar het duidt er toch op dat je geen smerige dingen doet. Provoceren? Nooit. Ik praat ook bijna nooit tegen een tegenstander. Daarmee doe je meer schade dan voordeel. Er gebeuren tijdens een wedstrijd een miljoen dingen rond je, de stress komt van overal, en als je dan nog eens gaat denken van: wat kan ik tegen die zeggen om hem uit zijn evenwicht te brengen? Ik zou het niet kunnen. Het zijn verhalen die een eigen leven gaan leiden. Ik heb psychologie gestudeerd en er was een paar jaar geleden dat gevalletje met Nicolás Frutos die rood kreeg en zo krijg je een imago. Tegen scheidsrechters zeg ik wel iets, in de emotie. Natuurlijk is dat niet rationeel, de scheidsrechter is gewoon een makkelijk doelwit. ( lacht) In het heetst van de strijd zeg ik thuis ook dingen waarvoor ik me achteraf moet excuseren. Ik merk wel dat ik met ouder worden meer beheerst ga spelen. Vroeger was het 90 minuten knallen en niet stoppen, terwijl ik nu soms denk: ho, misschien beter even blijven staan. Dat is ervaring, denk ik.”

Een lesje geleerd

“Mijn seizoen is een beetje stom begonnen, met een ontwrichte elleboog en een breuk tijdens een oefenwedstrijd. Dat genas niet zo snel als ik zelf had gewild. Alle dokters die naar me toe kwamen, deden super ernstig: ‘Dit is geen gewone breuk, Jeroen.’ Ik had zoiets van: dat zijn dokters, het komt wel in orde. Maar het was echt vervelend. Pas toen besefte ik hoe vaak je een arm nodig hebt. Als er maar iemand langs mijn linkerkant kwam, beschermde ik die arm al. Ik hield die ook heel lang tegen het lijf, niemand mocht eraan komen. Ik was wel snel terug bij de groep, om te lopen, maar totaal niet wedstrijdfit.

“Pas in oktober, november zelfs, voelde ik dat ik weer aan het komen was. Toen ik op dat moment naar de wedstrijden keek, zag ik dat ik iets kon bijbrengen. Ik herinner me nog een interview uit die tijd, dat men me vroeg: en, hoe ziet het eruit voor je? Ik antwoordde: geen probleem, ik kom er zeker in. Die man vond dat choquerend, volgens mij zag hij het zelf niet zo zitten. ( lacht) Op een gegeven moment stonden we pas achtste. Dan is de conclusie dat je als ploeg een onvoldoende hebt en er iets moet veranderen.

“De blessure heeft me wel iets geleerd. Net erna viel de eerste week thuis best mee. Je traint een maand aan een stuk elke dag twee keer, een week thuis is dan … fantastisch. Maar als dat blijft duren, dan voel je je nutteloos. Op dat vlak heb ik een waardevolle les gehad: apprecieer toch maar wat je doet, ook al is het soms een geweldige last.”

Handleiding

Ben je de leider waar Club nood aan had en naar wie het tijdens de winterstop even zocht op de transfermarkt?

Jeroen Simaeys: “Wat is een leider? Iemand die andere spelers coacht? Ben je dan een leider? Je kan als leider ook destructief zijn, jezelf zo belangrijk vinden dat het ten koste gaat van een ander. Als je het hebt over communiceren op een veld, voel ik me zeker aangesproken. We hebben in onze ploeg niet zo veel spelers die het doen en als je dat constateert, vind ik het nog meer mijn taak, omdat het wél in mijn aard ligt.”

De website Scandinavian Soccer noemt je “a born leader on the pitch”.

( schiet in de lach) “Waar heb je dat gevonden? Het is wel zo dat er in de jaren dat ik bij Club ben – nu toch al sinds 2007 – hier nooit een speler heeft gevoetbald van het type Gerrard bij Liverpool. Iemand die incontournable is. Die zo goed is dat hij alles kan zeggen. Maar kan één iemand vandaag nog zo belangrijk zijn dat heel de ploeg rond hem draait? Ik kan van vroeger ook niet zeggen dat Timmy Simons de absolute leider was, om er een te noemen. In die periode stonden Philippe Clement en Gert Verheyen op hetzelfde niveau, vind ik. Over de kleedkamer heb ik nooit te klagen gehad. Altijd als ik iets te zeggen had, kon ik dat kwijt. Ook op het veld. Communicatie is een kwaliteit als een andere, en soms heb je er totaal geen nood aan. Als je 2-0 voor staat en alles gaat fantastisch, moet je niet praten.”

Tenzij het 4-1 is en je heet Nabil Dirar.

“Dan heeft het ook geen zin meer. Als zijn knop eenmaal is ingedrukt, kun je hem niet met twee woorden weer op off zetten. Het is pas als het moeilijk gaat, dat je moet kunnen terugvallen op vaste principes en vragen aan die jongens: stop even met dribbelen en doe een tijdje normaal.”

Maar zijn ze dan nog te coachen?

“Dat is een beetje hun zwak punt, vind ik. Het zijn extra getalenteerde spelers, maar op momenten dat het er niet uit komt, ligt het ook helemaal aan henzelf. Duizend keer probeer ik hen te zeggen dat ze rendement in hun actie moeten steken. Waarschijnlijk zal het 900 keer geen zin hebben, maar ik ga ervan uit dat het 100 keer wel zin heeft en daar kan ik mee leven.

“Sommige van onze jongens hebben een handleiding. Nabil kan drie kwartier met iemand zitten lachen, en vervolgens tegen diezelfde persoon in één minuut zo kwaad worden … Vijf minuten later is dat dan weer volledig weg. Is hij een slechte gast? Neen. Maar als hij ontploft, ben je hem kwijt voor een paar minuten. Toen hij in Gent werd getackeld en weer reageerde, dacht ik: dat kan je niet menen! Mensen hebben vaak de indruk dat hij een verschrikkelijk mens is, die met iedereen boel heeft, maar dat is niet zo. Ik krijg dat niet uitgelegd. Opmerkelijk is wel dat er niks blijft hangen. Als ik ooit op iemand zo kwaad ben als hij, dan praat ik er vier jaar niet meer mee. Maar hij heeft het vermogen om zes minuten erna weer te zeveren en lachen.”

Opvallend is dat de club geen ideale manier lijkt te vinden om ermee om te gaan.

“Er zijn al zo veel verschillende tactieken toegepast op de jongens en nog niet een was honderd procent succesvol. Het is niet dat er één plan is, wij trekken grenzen en wie erover gaat, wordt genadeloos aangepakt. Soms wordt geprobeerd om dingen met de mantel der liefde te bedekken, soms wordt er iemand een week weggestuurd, soms krijg je een geldboete. Het is stilaan naar een situatie geëvolueerd dat ze van bovenaf tussenbeide moeten komen.”

Verliest een trainer dan aan respect?

“Bij mij niet, maar ik weet niet hoe een ander daarover denkt. Onze trainer is nu eenmaal geen bullebak die met de vuist op tafel slaat en spelers uitkaffert. Na een maand wist ik al ongeveer welk type hij was. Dat type is op veel vlakken héél goed, maar niemand is perfect. Trouwens, bij de aanstelling van je trainer moet je dat weten. Dat moet je niet achteraf constateren.”

DOOR PETER T’KINT

“Vroeger was het 90 minuten knallen, terwijl ik nu soms denk: ho, misschien beter even blijven staan.”

“Als Dirars knop eenmaal is ingedrukt, kun je hem niet met twee woorden weer op off zetten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content