Maaseik werd voor de twaalfde keer in de clubgeschiedenis landskampioen. Vier betrokkenen verklaren waarom de Limburgers dit seizoen sterker waren dan Roeselare.

Waar in ’t bronsgroen eikenhout, ’t nachtegaaltje zingt.

Over ’t malse korenveld, ’t lied des leeuw’riks klinkt.

Waar de hoorn des herders schalt, langs der beekjes boord.

Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord.

Daar is mijn vaderland, Limburgs dierbaar oord. (*)

Wie ook de vorige seizoenen naar Maaseik afzakte voor de finale-wedstrijden in de play-off van het volleybal, had deze keer de indruk in een andere wereld te zijn beland. Vroeger werkten de Limburgers hun matchen af in de stedelijke sporthal, een lelijk gedrocht met wankele tribunes. Begin dit seizoen wijdden ze hun Lotto Dôme in, een fonkelnieuwe arena.

Precies een jaar geleden begonnen gewillige fans zo’n 2600 zitjes één voor één te monteren in de toen nog kille, betonnen bunker. Zaterdag droeg zowat elk stoeltje een warme poep. De zaal werd intussen aangekleed en kreeg zo ook iets warms over zich. Er is onder meer een trendy, witte lounge van waar je met een drankje de wedstrijd kan volgen. Met de nieuwe tempel wou de club een breder en groter publiek aanspreken. Dat lukt kennelijk.

Manager René Corstjens hoopte ook dat de Lotto Dôme “een andere manier van supporteren” met zich zou meebrengen. De Maaseikfans kregen effectief een boost. Vroeger maakten ze weleens een makke indruk. Maar wie hen zaterdag vóór de wedstrijd het officiële Limburgse volkslied uit volle borst hoorde meezingen, kreeg haast kippenvel.

Toen de zaal daarna donker gemaakt werd voor de ploegvoorstelling met spotlights, steeg de spanning. Het hitste de gemoederen op, net als de meeslepende muziek die zo luid door de boxen gejaagd werd dat je er niet onverschillig bij kon blijven. De meegereisde Roeselarefans probeerden met oorverdovende toeters hun mannetje te staan, maar het huisorkest van Maaseik en de veel grotere massa Limburgers overstemden hen. Aan de schminkstand onder een van de tribunes hadden veel supporters van de titelverdediger het logo van Maaseik laten aanbrengen, eens in het rood op de linkerwang, eens in het wit op de rechterwang.

Tijdens de match sprongen enkele energieke twintigers op en neer bij de vette schijven die weerklonken. En om het plaatje compleet te maken joelden in een nok van de zaal ook zeven jonge gasten die de wedstrijd zowaar in bloot bovenlijf volgden. N-O-L-I-K-O stond er op hun lichamen te lezen, de naam van de hoofdsponsor van Maaseik, één rode letter op elke torso. Kortom, er overviel zaterdag elke toeschouwer het besef dat het die avond om topsport ging, een gevoel dat vroeger weleens ontbrak in Maaseik.

Rood-wit kon de nieuwe wind qua beleving en infrastructuur vieren met een twaalfde landstitel. Een heel seizoen domineerden de Limburgers de competitie. Wat maakte Maaseik sterker dan Roeselare? Wij vonden vier redenen en legden ze voor aan vier kampioenen: coach Vital Heynen, assistent-coach Brecht Van Kerckhoven en spelers Jo Van Decraen en Bert Derkoningen.

1. Teamspirit

Vital Heynen: “Je kan over technische zaken gaan spreken en elke positie vergelijken met Roeselare en dan win je op bepaalde plaatsen en verlies je op bepaalde plaatsen. Het element dat voor mij echter de doorslag geeft, is van een andere aard. Na vorig jaar had ik nooit verwacht dit vandaag te kunnen zeggen, maar de spirit, de geest in het team is nog beter geworden. Heb je gezien hoe de mensen die niet aan spelen toekwamen, reageerden na de tweede wedstrijd, onze overwinning in Roeselare? Hoe Gert Van Walle het terrein opstormde om zijn vervanger, Kevin Klinkenberg, te feliciteren met het laatste punt, dat zegt alles. Dat was niet toevallig, dat was niet zomaar gespeeld, het was ‘gemeend positief opstellen’ ten opzichte van je ploegmaats.

“We beschikken over een groep mensen die elkaar succes gunnen. Je mag elf goede spelers hebben, maar als ze niet voor elkaar willen vechten, dan blijven het elf individuen. Als het over teamgeest gaat – men spreekt soms over synergie, het elkaar beter maken, die elementen – zijn wij voor het derde jaar op rij zeer sterk. De samenhang van deze groep, het aan elkaar hangen van het team, vind ik samen met onze bredere kern de belangrijkste factor voor het behalen van landstitel en beker.”

2. Bredere kern / betere bank

Brecht Van Kerckhove: “Het is al meerdere jaren de ‘politiek’ zal ik zeggen van Maaseik om de competitie met de volledige kern af te werken. De week voor de finale van de play-off maakten we een analyse op van alle statistieken en daaruit bleek dat iedereen heel wat wedstrijden heeft gespeeld. Vroeg of laat werpt dat zijn vruchten af. Voor mij is het feit dat we kunnen rekenen op elf volwaardige kernspelers dan ook de voornaamste reden waarom wij kampioen werden.

“De spelers waren nooit zeker wie wanneer speelde. Pas tijdens de laatste korte bespreking net voor de wedstrijd maakte Vital bekend wie er zou starten. Het was ook effectief zo dat wij vaak pas op dat moment een definitief besluit namen van: we doen het vandaag zo. Dat werkte niet negatief, wel integendeel, het hield iedereen scherp. Een speler hoefde ook niet ontgoocheld te zijn als hij een wedstrijd op de bank zat, want de volgende match kon hij net zo goed wel in de basis staan. Ik heb ooit voor ploegen gevolleybald waar het niet zo was. Dan merkte ik dat de zes die altijd speelden, toch een beetje op hun lauweren gingen rusten en de minder belangrijke matchen – tussen aanhalingstekens – wat meer op hun gemak aanvatten. Op die manier ontstond er wrevel, kwam er zelfs een soort tweestrijd tussen de basis en de jongens die nauwelijks aan de bak kwamen. Dat is bij ons helemaal niet het geval.

“De enige positie waar we konden spreken van een titularis was de spelverdeling. Nuno Pinheiro is tevens de leider op het veld, maar – als ik me nogmaals op de scoutinggegevens baseer – Nuno zat op een heel seizoen aan ongeveer 600 opslagen en Tom Schrijvers aan net geen 500. Dat wil zeggen dat Tom ook heel wat aan spelen toekwam. Bovendien was hij onze vaste spelverdeler tijdens de voorbereiding, omdat Nuno op dat moment nog ontbrak, én hij heeft een belangrijke rol naast het terrein waar hij met zijn enthousiasme de ploeg op sleeptouw neemt.”

3. Beste spelverdeler

Jo Van Decraen: “Nuno Pinheiro is van grote waarde voor ons. Als je gaat vergelijken met Guilherme Santos van Roeselare, dan steekt Nuno daar ver boven uit. Ten eerste is hij een sterk karakter. Ik denk dat je dat altijd moet hebben bij een spelverdeler. Ten tweede betrekt hij heel de groep bij het verhaal, hij kan iedereen bijzonder goed motiveren. Vechtlust ontbreekt nooit bij Nuno, en dat is belangrijk tijdens sleutelmomenten in bepaalde wedstrijden.

“Nuno is nog maar 24, maar niemand in de ploeg heeft het gevoel van: daar staat een jonge kerel. Hij is al een man met veel volleybalervaring en hij kan die ook overbrengen, zowel naar jongere spelers als naar oudere. En daarnaast zijn er de speltechnische en tactische componenten. Nuno heeft een enorm spelinzicht, hij weet iedereen te vinden. Hij is niet iemand die zegt: ‘Zoek het maar uit, dit zijn mijn passes en probeer maar.’ Hij overlegt constant met zijn aanvallers.

“Met Nuno beschikken we over een spelverdeler die graag eerste tempo speelt, ook in situaties waarvan weinigen verwachten dat hij het zal doen. Als middenman vind ik dat natuurlijk super. Van mij mag hij gerust vanaf de 3-meterlijn of van nog verder eerste tempo spelen. Daar wordt ook mee geëxperimenteerd op training, af en toe een nieuwe set-up bedenken. Hij is er een heel jaar mee bezig om iedereen zo goed mogelijk aan te spelen en dat bevordert uiteraard de automatismen. Ja, het is echt een plezier om Nuno als spelverdeler in de ploeg te hebben.”

4. Meer automatismen

Bert Derkoningen: “Een belangrijk gegeven is dat onze spelverdeler Nuno Pinheiro al verscheidene jaren in Maaseik volleybalt. Verder konden we bouwen op de andere jongens die hier ook vorig seizoen al speelden. Daarbij kwam dat de spelers die erbij kwamen van nature goed en professioneel waren, waardoor ze de automatismen meteen aanleerden. Wij trainden daar in elk geval heel veel op.

“Wij hebben ook een vastere ploeg dan Roeselare, niet in de zin dat er zes basisspelers zijn, maar wij hebben wel een vast spelpatroon. Roeselare heeft dat minder, zij hebben wat moeten schuiven, bijvoorbeeld met hun opposite omdat Rouzier zolang geblesseerd was. Zij hebben lange tijd gezocht naar de juiste vorm qua team en dan blijven de automatismen langer uit.

“Anderzijds was het Roeselare dat wij in de finale van de play-off tegenover ons kregen niet meer het ‘zwakkere’ Roeselare van drie maanden geleden, anders had de finale geen vijf wedstrijden geduurd. Zij hadden op het einde wel degelijk hun automatismen gevonden, net op tijd, want cru gesteld gaat het er in de competitie alleen maar om dat je in de finale raakt. Ze stonden er en speelden goed, we wonnen echt niet meer met gemak tegen hen en dat was eerder op het seizoen wel al eens gebeurd. Maar goed, bij ons waren de automatismen er al langer, zeker in block-defence. We konden er meer op terugvallen en bleven daardoor ook meestal kalmer in de rally’s. Het was een van de puzzelstukjes die ons dit seizoen kampioen maakten.” S

(*) Uit Limburg mijn Vaderland, het officiële Limburgse volkslied, dat dit seizoen voor elke thuiswedstrijd van Maaseik weerklonk.

door roel van den broeck en kristof de ryck – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content