RAAST DE TORNADO NOG EEN LAATSTE KEER?

© TIM DE WAELE

Als de nieuwe kasseigod stormde hij in Parijs-Roubaix het profpeloton binnen, maar al snel bleek Tom Boonen, naast een grote motor, ook over een verwoestend eindschot te beschikken. Kwaliteiten die vooral van pas komen in ‘zijn’ Qatar, waar zondag het WK wordt gereden.

Maart 2001, Zuidkempense Pijl. Op 20 kilometer van de finish knalt de 20-jarige belofte Tom Boonen weg uit een kopgroep. Gewaagd, want Gert Steegmans zet met zijn ploeg de jacht in op zijn grote concurrent. Die krijgt nooit meer dan twintig seconden, bijt van de pijn letterlijk zijn lip kapot, maar soleert naar de zege, voor eigen supporters in Mol. Boonen zal het later zijn strafste prestatie bij de jeugd noemen, op een manier zoals hij het al van bij de nieuwelingen graag deed: door ver voor de finish tomeloos aan te vallen – niet toevallig werd hij toen Tom De Beuker genoemd. Vaak breekt hem dat in de finale zuur op, tot vader André zoonlief af en toe zelfs verplicht om in het peloton te blijven – zo niet, dan moet hij met de fiets naar huis. Even vaak laat pa Boonen hem echter gewoon knallen, en stuurt hij hem richting Ardennen, om zijn pk’s op te drijven.

Dat onder Boonens carrosserie een Ferrarimotor zit, blijkt al in zijn eerste profseizoen (2002), wanneer hij op zijn 21e in Parijs-Roubaix de wereld verbaast, als derde eindigt, en winnaar Johan Museeuw op het podium voorspelt dat de Kempenaar ooit ook op het hoogste trapje zal staan. Elke vergelijking gaat die echter uit de weg: ‘Ik een tweede Museeuw? Liever een eerste Tom Boonen.’

De parallellen zijn echter wel te trekken, want zoals de West-Vlaming in zijn eerste profjaren vooral teert op een krachtige eindspurt, zo blijkt ook de jonge Boonen over dynamiet in de benen te beschikken. In juli 2002 laat hij in de tweede rit van de Ronde van Oostenrijk Davide Bramati, Arnold Eisel en nog 51 renners achter zich – zijn eerste bloemen bij de profs. Een jaar later meet hij zich in de Ronde van Nederland voor de eerste keer met de echte hazewinden van het peloton: Alessandro Petacchi, Erik Zabel en Robbie McEwen. Boonen eindigt, zonder treintje, tweemaal als vierde. ‘De dag dat ik goed gepositioneerd raak, klop ik Petacchi en Zabel. Ik mis alleen iemand die me in een zetel afzet aan de laatste 200 meter. En ik moet ook mijn angst overwinnen, want ik ben geen kamikaze.’ Enkele weken later, in de Vuelta, toont Boonen weer zijn snelle benen: derde in Santander, na Petacchi en Zabel, en tweede in Cuenca, op amper vijf millimeter van de Duitser.

De pers stelt hem meteen voor de keuze: topsprinter worden of uitblinken in de klassiekers? ‘Het ene staat het andere niet in de weg’, reageert Boonen. ‘Bovendien verwerf je door te spurten meer inzicht en explosiviteit, en dat heb je ook in bijna alle klassiekers nodig. De Ronde van Vlaanderen, dat is toch tachtig keer ontploffen?’

Robbie McEwen is, voor de Ronde van Qatar het jaar erna (2004), echter sceptisch: ‘Boonen een rassprinter? Niet als Petacchi, Zabel, Oscar Freire of ik. Met wat geluk misschien eens top drie, maar wínnen? Neen, Tom is meer een man voor de klassiekers.’ De Belg geeft de Australiër in de woestijn lik op stuk met een eerste echte sprintzege, waarbij hij McEwen remonteert. Niet toevallig na een moordende waaierkoers, op initiatief van Quick.Step-Davitamon en Boonen zelf. Gemiddelde snelheid: 52 km per uur…

De Kempenaar heeft bovendien gekregen waar hij om gevraagd had: een lead-out man. De allerbeste zelfs: Stefano Zanini, die de jaren ervoor Tom Steels bij Mapei richting vele zeges heeft gepiloteerd. Ook met Boonen klikt het meteen, al ziet de Italiaan wel een verschil met Steels: ‘Die is explosiever in de laatste meters. Tom is meer een machtsmens, maar als hij me blind vertrouwt, zal hij nog veel sprinten winnen.’

De Balenaar verliest de eindzege in Qatar door een lekke band, maar heeft, ook in het spel met de waaiers, grote indruk gemaakt. Organisator Jean-Marie Leblanc: ‘Ik voorspel Boonen dit jaar winst in een grote klassieker.’ Dat zit er (nog) niet in (25e in de Ronde, 9e in Parijs-Roubaix), maar in de E3 Prijs, Gent-Wevelgem en de Scheldeprijs lijkt de Antwerpenaar in de sprint een straaljager te hebben ingeslikt.

CIPOLLINI KLOPPEN

Boonen, nog altijd pas 23, trekt de lijn door met sprintoverwinningen in de Rondes van Picardië, België en Duitsland, plus een proloogzege en winst in de heuvelrit van de SterElektrotoer. Zijn eerste echte test tegen álle topsprinters wordt echter de Tour, maar daar slaat zijn ketting twee keer over – Boonens trapstangen blijken te licht voor de power die hij ontwikkelt, tot bijna 1700 watt. Nieuwe manivellen doen wonderen: in Angers raast Tornado Tom voorbij Stuart O’Grady en Zabel, en ook in het WK voor sprinters, op de Champs-Elysées, demonstreert hij zijn oerkracht. ‘Ik ben niet de snelste, maar de sterkste sprinter’, concludeert Boonen, die begin 2005 in Sport/Wielermagazine uitgebreid over zijn opgelaaide passie voor het sprinten vertelt. ‘In een klassieker de rest uit het wiel kegelen op een helling of een massasprint winnen? Het laatste! De hele dag zit je vol adrenaline, en als je dan wint, ben je euforisch.’

Euforisch is Boonen als hij in februari, niet toevallig in Qatar, voor het eerst Mario Cipollini klopt. ‘Kicken, zo’n vedette verslaan.’ Al remonteert de dan al 38-jarige Italiaan in de vierde rit op zijn beurt de Belg. ‘Een oude meester heeft sprintles gegeven!’, grijnst die. Maar, merkt Boonen fijntjes op: ‘Cipollini vergeet dat hij rustig in het wiel kon meedrijven, terwijl ik de hele dag in de wind heb geknokt.’

Ondanks zijn sprintzeges drijft immers nog altijd de jeugdrenner in Boonen boven. En dat betekent: aanvallen! In Qatar, maar ook in het voorjaar: in de E3 Prijs al op 57 kilometer van de finish, samen met Andreas Klier, en in de Ronde van Vlaanderen met een magistrale solo van acht kilometer – zijn eerste klassieke triomf. ‘Waarom sprinten als je ook alleen kunt arriveren? Nog altijd het allermooiste’, vertelt Boonen in 2013 in Sport/Wielermagazine.

Na de dubbelslag in Parijs-Roubaix, waar hij George Hincapie en Juan Antonio Flecha klopt in een sprint, wervelt de Boonenstorm ook in zijn tweede Tour. Meteen bingo, in de eerste twee massasprinten in Les Essarts en Tours. Groen wordt een doel, tot de Quick-Steprenner op zijn knie valt en moet opgeven. Een maand later hervat Boonen in de Vuelta, maar daar lijkt de Tornado een schrale bries geworden. In vier massasprinten raakt hij niet verder dan de derde plaats, telkens na Alessandro Petacchi die zich tot dé WK-favoriet uitroept. Boonen stelt de panikerende Belgische pers gerust: ‘Wie zegt dat mijn doel niet nul zeges was? Ik wilde in de Vuelta alleen koersritme opdoen.’ In Madrid haalt Boonen zijn gram: na een lastige finale blijft hij als enige sprinter over en sprint hij naar de wereldtitel.

Ook het seizoen erop (2006) blaast Tommeke in Qatar de tegenstand weg als woestijnzand: winst in de GP Doha, víér (op vijf) ritoverwinningen, plús het eindklassement. Al beleeft hij nog meer deugd aan zijn eerste sprintzege tegen Petacchi, in de Ruta del Sol. ‘Nooit heb ik me in de sprint zó oppermachtig gevoeld.’

De wereldkampioen voegt daar een nieuwe dubbel E3/Ronde van Vlaanderen aan toe, maar in de Tour is het buskruit uitgeblust: op de Cauberg verovert hij wel zijn eerste gele trui maar na vijf massaspurten staat de Balen Express nog steeds met lege handen en vloekt hij op zijn Kempens, de stenen uit de grond: ‘Wa veu ne nieuweling zen ekik na!‘ Oorzaak: de sprinttrein met FilippoPozzato, Matteo Tosatto en Steven de Jongh die telkens ontspoort, Boonen die inschattingsfouten maakt én te traag is. Want: te veel bergop getraind. ‘Conditioneel ben ik dan wel beter, maar dan spurt ik trager. Die pure topsnelheid heb ik niet zomaar in mij. Aan het prikkelen van die snelle spiervezels moet ik veel aandacht besteden. En ik moet meer rusten. Sprinten is voor mij pure frisheid.’

KANTELPUNT

Het jaar erna, 2007, vindt Boonen opnieuw de juiste balans: weer vier ritzeges in Qatar, waarvan drie keer voor Petacchi, sprintoverwinningen in Kuurne-Brussel-Kuurne, Dwars door Vlaanderen en de E3 Prijs, en in twee Touretappes, plús zijn eerste groene trui.

In 2008: opnieuw dertien sprintzeges, plus zijn tweede Parijs-Roubaix, maar door de fameuze cocaïneaffaire mist hij de Tour, waar Mark Cavendish zich ontpopt tot de nieuwe maat der sprinters. Boonen heeft de Brit de maanden ervoor nog tweemaal geklopt (zie kader), maar zag de Manx Missile in de Scheldeprijs ook voor het eerst voorbij zoeven.

Dat en het gedwongen forfait voor de Tour wordt het kantelpunt in de sprinterscarrière van de ex-wereldkampioen. Boonen wint nog wel twee Vueltaritten, in een uitgedund sprintveld, maar in de eerste maanden van 2009 is Cavendish hem weer drie keer te snel af: in Californië en – symbolisch – in ‘zijn’ Qatar, waar de Kempenaar ook ‘slechts’ één rit op zak steekt. Een nieuwe klassieke zege in Parijs-Roubaix – een solo van 13 kilometer – maakt alles goed, maar wanneer Boonen in de Scheldeprijs zwaar tegen het asfalt kwakt, sluipt de angst in het hoofd. ‘Ik ben, op mijn 28e, niet meer de kerel die in 2004 met een mes tussen de tanden sprintte. Niet dom genoeg meer’, zegt hij voor de Tour. Dat blijkt, want als Belgisch kampioen wordt hij, ook bij een gebrek aan een treintje, een figurant in een nieuwe Cavendish-show.

De switch in het hoofd is definitief gemaakt, zeker wanneer valpartijen, in onder meer Californië en Zwitserland (2010) en in zijn laatste Tour (2011) hem nog meer angst aanjagen. In de hectische massasprinten in de grote rondes zien ze Boonen niet meer en ook de andere sprinten worden tussendoortjes. Als hij tenminste niet te veel risico’s moet nemen. Zoals in kleinere rittenkoersen als die van België en natuurlijk Qatar, waar de wind automatisch ruimte schept en hij in 2010, 2011, 2012 en 2014 telkens nog één of twee etappes wint.

Of in de lastige semiklassiekers in het voorjaar, waar een uitgefilterd peloton richting finish stormt, zoals in de E3 Prijs en Gent-Wevelgem in 2012, Boonens laatste echte topjaar, met ook nog de dubbel Ronde/ Parijs-Roubaix. Symbolisch: die wint hij na respectievelijk een sprint met drie, tegen Pozzato en AlessandroBallan, en na een solo van 53 kilometer, zijn langste sinds… de Zuidkempense Pijl van 2001.

DOOR JONAS CRETEUR – FOTO’S TIM DE WAELE

‘Ik ben niet de snelste, maar de sterkste sprinter.’ – TOM BOONEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content