Steeds hardnekkiger lijken ze zich voor te doen, de discriminerende uitlatingen op en naast het veld. Hoe komt dat en wat kan er- aan worden gedaan ? Specialisten ter zake geven hun bevindingen.

Dat racisme in voetbalstadions een complexe aangelegenheid is, illustreert Ramón Spaaij. Spaaij is medewerker van de Universiteit Amsterdam en deed als socioloog en bestuurskundige grensoverschrijdend onderzoek. Hij geeft in januari een boek uit over hooliganisme in het voetbal. “Waarmee je ook rekening moet houden,” signaleert hij, “is de zogenaamde media-amplificatie. In het Spaans voetbal bijvoorbeeld zag je voor eind 2004 maar een paar incidenten per jaar in de media, maar na eind 2004 waren dat er meerdere per week. Tijdens Spanje-Engeland van eind 2004 werden namelijk herhaalde racistische uitlatingen opgemerkt en dat is een trigger geweest. De vraag is alleen : is er een werkelijke toename of kwam er meer media-aandacht voor ? Of er een evolutie is, is moeilijk te beoordelen. Er is gewoon een enorm gebrek aan systematisch onderzoek.”

Sport/Voetbalmagazine zocht met dertien concrete vragen een paar academisch geschoolde specialisten op voor een bredere invalshoek. Alain Van Hiel is als sociaal psycholoog verbonden aan de vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent. Jo Vanhecke is diensthoofd van de Voetbalcel op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij is licentiaat in de Rechten en volgde een aanvullende opleiding Criminologie. Bart Vanreusel en Jeroen Scheerder zijn beiden verbonden aan de faculteit Bewegingswetenschappen van de KU Leuven en deden verschillende sociaal-wetenschappelijke onderzoeken in de sport.

1. Hoe ontstaan racistische spreekkoren ?

Bart Vanreusel : “Zo’n spreekkoor ontstaat in een kleine groep, dat wordt overgenomen door anderen en als er dan geen enkele vorm van afkeuring komt, wordt het gedrag bekrachtigd en versterkt. Wij noemen dat het stadioneffect, waarbij er collectieve processen en vormen van ontremming en ontlading ontstaan waarin mensen zich heel anders gedragen dan in het dagelijkse leven. Neem je die racistische koren en splits je hen op in individuen, dan heb je waarschijnlijk te maken met heel gewone mensen die zich vaak nauwelijks bewust zijn van wat ze daar collectief staan uit te schreeuwen. Vroeger dacht ik ook dat hooligans speciale mensen waren, tot ik het fenomeen ging observeren. Toen merkte ik dat die hooligans allemaal heel keurig in een middenklassewagen als middenklassemensen naar wedstrijd kwamen, zich vervolgens in het stadion eens goed te buiten gingen, om vervolgens weer keurig in hun middenklassewagen naar huis te rijden. Ik besefte dat het mensen zijn zoals jij en ik, die zich in een bepaalde context heel anders gedragen. Velen schamen zich daar later ook over.”

2. Zit er een evolutie in het racistische gedrag ?

Alain Van Hiel : “De grove, eclatante uitingen daarvan zie je bijvoorbeeld in de Verenigde Staten teruglopen. Maar nieuwerwetse, onopvallende vormen van racisme nemen toe. Voor West-Europa zal men dat op basis van sociologische data niet kunnen zeggen.

“In de sociale psychologie zien we het discriminatiebegrip heel erg ruim. Ook als jij op de tram stapt en niet naast de allochtoon, maar naast een blanke iets verder gaat zitten, ben je al aan het discrimineren. Je kiest immers je plaats op basis van raciale overwegingen. Hoe moet deze allochtoon zich immers voelen als jij, en vele anderen, dit doen ? Mijn punt is dat iedereen wel min of meer aan verdoken racisme lijdt. Er is dus een verschil tussen normen en wat er daadwerkelijk gebeurt. De meesten zullen het erover eens zijn dat racisme niet kan. Maar die mensen reageren eveneens op raciale stimuli, zoals bijvoorbeeld het gezicht van een zwarte, wat zichtbaar is op een hersenscan. Dus het probleem is heus niet zo eenvoudig. Er zijn sociaalpsychologische theorieën die stellen dat als je groepen van mensen hebt die op een of andere wijze vergelijkbaar zijn, er altijd sprake zal zijn van discriminatie. Impliciet racisme is gewoon bij de meesten aanwezig. Veel mensen vinden dat moeilijk om te aanvaarden, maar het bewijs is er.”

Jo Vanhecke : “Spreekkoren, al dan niet met racistische inslag, zijn uiteraard niet nieuw. Wat specifiek de racistische inslag betreft, is het mijn persoonlijke ervaring dat er nu minder oerwoudgeluiden en dergelijke worden gemaakt dan vroeger. Alleen is de aandacht nu toegenomen. Daarom moeten we de dingen in het juiste perspectief blijven zien. Er is in de Belgische voetbalstadions géén gigantisch probleem van racisme. Het gaat om drie á vier clubs en een aantal kleine groepen. Áls er echter racistische spreekkoren zijn, is dat wel problematisch. Omdat je met kinderen in het stadion zit en omdat we al in een maatschappij leven waar die problematiek eerder wordt bedekt dan dat het potje wordt opengedaan.”

Jeroen Scheerder : “Uit ons onderzoek blijkt dat het fenomeen zeker in de lagere afdelingen en in de jeugdcategorieën zeer sterk de kop opsteekt. Als je bedenkt dat de afstand tussen toeschouwers en spelers veel kleiner is in die afdelingen, zit je met een serieus probleem. Vroeg of laat ontaardt die verbale agressie in fysiek geweld. Meer nog dan om racisme in de grote stadions maken wij ons eigenlijk zorgen over de som van racistische uitingen op en rond de kleinere voetbalvelden in België. Dat is zeker zorgelijk als je ziet dat er veel jongeren bij betrokken zijn. Het gekke is dat hier het stadioneffect helemaal niet speelt. Mensen komen hier gewoon openlijk uit voor hun mening.”

3. In welke mate gaat het bij spreekkoren om racisme om het racisme ?

Bart Vanreusel : “Er zijn twee grote visies. De eerste is de entertainmentvisie en zegt : ‘Ach, dat is allemaal niet zo bedoeld, mensen roepen maar wat.’ Daarnaast heb je de visie die stelt : ‘Dit is werkelijk en uitvergroot racisme.’ Ikzelf sluit heel dicht aan bij die tweede visie. Ik wens dit absoluut niet te banaliseren of te vergoelijken. Stel dat je komende zaterdag in de Carrefour boodschappen gaat doen en er begint iemand in het midden van de winkel racistische dingen te roepen tegen iemand die naast hem staat. Zouden wij dat aanvaarden ? Neen. Waarom aanvaarden wij dat dan in een voetbalstadion ? Ik zie geen verschil.

“Als het voetbal een eigentijdse vorm van entertainment en spektakel is, dan kan je niet zomaar zeggen dat racisme daarbij hoort. Racistische spreekkoren zijn geen stadionambiance, het is een uiting van verrechtsing en verruwing in de maatschappij. Andere kwetsende spreekkoren zijn trouwens een deel van eenzelfde fenomeen : het gebrek aan respect voor de ander.”

Alain Van Hiel : “Dit gedrag kan ook gezien worden als een strategisch middel om de ploeg te helpen, dus het zou zo geïnterpreteerd kunnen worden, maar toch is hier zeker sprake van racisme want men roept bepaalde zaken naar bepaalde spelers en niet naar alle spelers. Ook al heeft het een andere reden, je kan er niet om- heen dat het in de fond racisme blijft.

“Ik weet overigens niet of zo’n racistisch spreekkoor een interessant middel is om de tegenstander te destabiliseren, tenzij je mensen zover krijgt dat ze echt geërgerd raken en hun taken niet meer goed uitvoeren. Een gouden wet in de psychologie is dat voor goed geoefende handelingen, routinewerk – en voetbal is voor voetballers tamelijk routineus – werken onder stress doeltreffend is. Je prestatie zal daarvan verbeteren. Vandaar dat je veel voetballers hoort zeggen : ik word daar sterker van. Wat uiteraard nog geen reden is om racistische zaken te laten roepen.”

4. Is het een oplossing om wedstrijden stil te leggen ?

Alain Van Hiel : “Ja, want dan leg je het intergroepconflict stil en is er geen reden meer om de tegenstander te intimideren. Maar een goede oplossing is het niet want nu zal de arbitrage de gemeenschappelijke vijand zijn van twéé supporterclans. Ik denk niet dat het zo eenvoudig is. Iets anders is een wedstrijd twee minuten stilleggen als waarschuwing. Het is in elk geval geen positieve bekrachtiging van fout gedrag. Direct optreden met een straf is ook altijd veel beter. De vraag is alleen : is de straf proportioneel met de wandaad volgens diegene die de wandaad begaan heeft ? Anders kan het gedrag nog erger worden. Wie zich onrechtmatig behandeld voelt, zal daar niet van leren, maar zich willen revancheren.”

Jo Vanhecke : “Je kan iets aan die spreekkoren doen door een voorbeeld te stellen en de match stil te leggen, maar dan moet het wel op een consequente manier en als onderdeel van een totaalaanpak gebeuren. De stadionspeaker moet eerst waarschuwen, er moet overleg gepleegd worden met de veiligheidsdiensten op het terrein en de voetbalbond moet achteraf ook een sanctie opleggen. Neem de ploeg waarvan de supporters zich misdragen, bijvoorbeeld drie punten af. Als er dan nog eens kwetsende spreekkoren zijn van een beperkte groep, dan zal die groep heel snel gecorrigeerd worden door goedmenende supporters. Je komt zo tot een vorm van self policing onder de supporters. Dat is een idee dat Europees meer en meer aan het groeien is in heel het verhaal rond voetbalveiligheid : via omwegen proberen om de goedmenende supporters de slechte elementen in een hoekje te laten drummen.”

5. Helpt het om de ‘aanstokers’ te verwijderen ?

Alain Van Hiel : “Dit is een ietwat gedateerde, maar populaire visie op massagedrag. Ten tijde van de revoltes gedurende de negentiende eeuw ontstonden er theorieën over massageweld die vooral gericht waren om de relschoppers eruit te halen. Totaal verkeerd ! Er bestaat niet zoiets als aanstokers, want dit soort gedrag is ongecontroleerd, er is geen formele organisatie. Het idee van een relschopper is iets heel raars. Dat gedrag ontstaat ineens en verdwijnt ook ineens. Een relschopper kan zoiets niet formeel organiseren. De relschopper eruithalen lost het basisprobleem niet op, want om het even wie kan de relschopper zijn. Er zullen vast leidende figuren in een harde kern zijn, maar het is niet altijd een en dezelfde persoon die begint.”

Jo Vanhecke : “In een ideale situatie pik je de aanstokers eruit en geef je hen een pv, maar dat is niet eenvoudig. En uiteindelijk is iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag, ook de mensen die meedoen met de groep. Als je een paar keer sancties uitdeelt, lichten mensen mekaar in en denken ze de volgende keer wel eens na voor ze beginnen te roepen.”

6. Wat is het effect van campagnes als ‘Hang de aap niet uit’ ?

Alain Van Hiel : “Het is heel spijtig, maar te veel zachte campagnes kunnen ervoor zorgen dat men zich op den duur van de boodschap afzet. Campagnes over veilig vrijen bijvoorbeeld hebben nauwelijks effect. Wat niet wegneemt dat het probleem aan de kaak gesteld moet worden. Iémand moet zeggen over racistische uitspraken dat je dat niet doet. Ik geloof dat het meer een maatschappelijke evolutie zal zijn die het racisme terugdringt dan campagnevoeren, maar de campagne kan er wel toe bijdragen natuurlijk.”

Jo Vanhecke : “De meningen over de campagne zijn misschien verdeeld, maar ze heeft zeker en vast wel het debat losgemaakt. Het doel van de campagne was ook niet om morgen racisme te doen ophouden, het is maar één onderdeel van de totaalaanpak en die gaat van preventie tot repressie.”

7. Moet er een meldpunt voor racisme komen in stadions ?

Alain Van Hiel : “Een meldpunt kan wel dienen om het probleem in kaart te brengen, maar hoe controleer je of wat iemand komt zeggen ook waar is ? Iemand vervolgen op basis van een melding ligt toch wel moeilijk. Er zitten, denk ik, ook veel legale kantjes aan die niet kloppen én het is repressief. Terwijl ik vind dat je dat repressieve niet te veel in het daglicht moet stellen. Zou het schering en inslag zijn, dan zou ik anders spreken. Spionnen in het volk zetten, meldpunten, daar ga je, denk ik, geen racisme mee doen afnemen.”

Jo Vanhecke : “In Charlton Athletic hebben ze een systeem onder de noemer ‘ Let your finger do the talking‘. Als supporter is het moeilijk om iemand te ‘verklikken’ die vlak bij je staat. Daarom heeft men een nummer vrijgemaakt in de commandopost waarnaar supporters kunnen sms’en om de plaats aan te geven waar mensen racistische leuzen staan te roepen. Vanuit de commandopost wordt dan een agent in burger gestuurd die vaststellingen doet en een pv kan opmaken.”

8. Hebben spelers en trainers een voorbeeldfunctie ?

Alain Van Hiel : “Al wie in de maatschappij bekeken en bewonderd wordt, heeft die. Maar volgens mij bestaat er weinig verband tussen wat op het veld gebeurt en de spreekkoren. Wat bijvoorbeeld Leleu (Ogunsoto beschuldigde hem ervan hem een aap genoemd te hebben, nvdr) deed – als hij het deed, want hijzelf ontkent – is, denk ik, niet de oorzaak van spreekkoren. Mocht het schering en inslag zijn, mocht Leleu zeggen dat hij het gedaan heeft en er veel plezier van had, dán krijg je natuurlijk wel reactie.

“Bij bijna alle vormen van agressie heerst er wel een monkey see, monkey do-principe. Ook geven concrete voorbeelden dikwijls de aanleiding tot copycat behaviour. In die zin is de kans op een volgend incident als dat tussen Leleu en Ogunsoto waarschijnlijker dan voor deze gebeurtenissen.”

Jeroen Scheerder : “Waarom ook niet iemand met een andere huidskleur of van allochtone afkomst een cruciale positie geven ? Je ziet bijvoorbeeld heel weinig anderskleurige kapiteins of keepers en bij coaches, scheidsrechter of bestuursleden is het helemaal de uitzondering.”

Jo Vanhecke : “Wanneer bepaalde zaken op het veld visueel zichtbaar zijn – twee spelers die beginnen te vechten of spelers die het publiek provoceren – dan heeft dat een onmiddellijke invloed op het gedrag van supporters. Dan zie je heel duidelijk dat de animositeit in de tribunes ten top stijgt. Maar hetzelfde kan ook met een scheidsrechterlijke beslissing.”

9. Helpt alleen de keiharde aanpak ?

Alain Van Hiel : “We hebben daar al wat onderzoek naar gedaan en om gedrag te veranderen kan dat helpen, maar nórmen veranderen, dat is iets heel anders. Als je bijvoorbeeld de boete opdrijft, krijg je weliswaar gedragsverandering, maar als die straf wegvalt, krijg je een soort backlash effect, een terugslag. Hoe strenger de straf, hoe groter die kans is. Het is ook een principe in de psychologie dat als je iets moet onderdrukken, het later uitvergroot terugkomt. Een beetje zoals een bal die je onder water duwt en loslaat. Die persoon zal zijn gedrag aanpassen, maar zeker niet zijn normen. Camera’s zijn wel een probaat middel om racisme tegen te gaan. Ze maken personen tijdens publieke manifestaties bewust van zichzelf. Een camera heeft normaal hetzelfde effect als voor een publiek staan.”

Jo Vanhecke : “Racistische spreekkoren kunnen bestraft worden in het kader van de wet op het racisme en de voetbalwet. En de straffen die voorzien zijn in de voetbalwet – stadionverbod en geldboete – hebben effect, zo toont een recente universitaire studie aan. In de studie gaven hooligans aan dat ze schrik hebben van de wet, vooral financieel, want veel van die jongens hebben een gezin en een huis. Af en toe duiken bepaalde mensen opnieuw op, maar dat percentage is niet bijzonder hoog.”

10. Kan je als (supporters)club je publiek ‘opvoeden’ ?

Bart Vanreusel : “Hét krachtigste middel om deze problematiek aan te pakken, zit in de supporterskringen zelf. Zij beschikken over allerlei vormen van interne communicatie en daar moet het probleem van het racisme aangekaart worden, in hun taal en in hun stijl. De clubs dragen ook een grote verantwoordelijkheid. Een spektakelindustrie als voetbal, waarin zoveel geld omgaat, moet ertoe in staat zijn om racisme te bestrijden. Daarbij is diversiteit in de tribunes zeer belangrijk. Hoe heterogener het publiek is samengesteld – jongeren, ouderen, vrouwen, kinderen – hoe minder racisme er is. Bij een gemixt publiek krijg je een soort van sociale controle. Hoe homogener het publiek – allemaal jonge mannen bijvoorbeeld – hoe groter de kans op kwetsende spreekkoren. Genk (zie kader) is een heel mooi voorbeeld van hoe men tracht om een heterogeen publiek naar het stadion te krijgen.”

Alain Van Hiel : “Je moet als clubbestuur duidelijk maken waar de norm ligt. Doe je dat niet, dan geef je supporters een vrijgeleide. Ik veronderstel dat de aanwezigheid van een aantal zwarte spelers in de eigen ploeg racistisch gedrag sterk zal afremmen.”

11. Wat kan/moet de rol van stewards en politie zijn ?

Alain Van Hiel : “Die stewards zijn er wellicht gekomen omdat politie wat averechts kan werken. Treed je als politie op tegen één groep, krijg je ook de andere groep tegen je. Stewards zijn meer gerelateerd aan de ploeg, die kunnen de normen beter uitdragen omdat ze niet als de vijand worden bekeken.”

Jo Vanhecke : “We gaan binnen Europa hoe langer hoe meer weg van ostentatief machtsvertoon en terreinbezetting. Er worden veel meer politiemensen in burger ingezet die de risicosupporters heel goed kennen en vice versa. Vroeger lag de focus op de handhaving en het herstel van de openbare orde. Dat is nog altijd de prioritaire taak van de politie, maar er is een tweede aspect bijgekomen : er wordt nu bijzonder veel aandacht besteed aan bewijsgaring. Bij spreekkoren is het natuurlijk niet evident om bewijsmateriaal te verzamelen. Je moet werken met politiemensen in burger en je hebt camera’s nodig.”

12. Waarom is er nog altijd geen oplossing voor racisme op en naast het voetbalveld ?

Bart Vanreusel : “Ten eerste omdat het fenomeen binnen de sport niet ernstig genoeg wordt genomen. Ten tweede omdat men de neiging heeft om het te banaliseren en te normaliseren.”

Alain Van Hiel : “Er zijn mensen die dat evolutionair proberen te verklaren, het is typisch aan wat men in de sociale psychologie de mens als sociaal dier noemt. Het is iets tamelijk essentieels : vanaf het moment dat je mensen catalogiseert in twee groepen, krijg je dit soort zaken. Je zit in een bepaalde groep en een ander ook. De eigen groep probeert men steeds te bevoordelen. Alle remedies die we overlopen, helpen het probleem niet de wereld uit, maar helpen het wel beheersbaar maken en laten ons als groepen naast elkaar leven.”

Jo Vanhecke : “Het hooliganisme beheersbaar maken was een gemakkelijker stap dan wat we nu proberen : een mentaliteitswijziging op gang brengen bij de mensen. Ze moeten beseffen dat een voetbalstadion geen plaats is waar eender wat is toegestaan. Het hooliganisme is niet meer het grote probleem in onze stadions. Wat wel ? Antisociaal gedrag. Mensen die denken : ik ben in een voetbalstadion, dus ik mag spuwen, duwen en roepen wat ik wil.”

13. Wat is de beste oplossing/reactie ? Wat moet er veranderen ?

Alain Van Hiel : “Je moet, denk ik, sowieso op een maatschappelijke trend gokken, want voetbal, dat is uiteindelijk maar een paar uur per week. Door een straf maak je mensen niet noodzakelijk minder racistisch. We nemen in de sociale psychologie het begrip racisme en discriminatie heel ruim, maar we zullen het – daar zijn veel theoretici het over eens – nooit kunnen doen verdwijnen.”

Bart Vanreusel : “Je moet komen tot een gradatie van stappen : preventie, bewustmaking, ontrading, sociale controle door de supporters zelf, spelers en clubs die het goede voorbeeld geven. Als ultiem middel moet de overheid penaliseren, op een heel gepersonaliseerde manier.”

Jeroen Scheerder : “Het gaat niet op om te zeggen dat de overheid of de mensen die boven de sport staan, dit probleem moeten aanpakken. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de sportwereld zelf.”

LOES GEUENS EN RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content