Negen jaar hielden Germinal Beerschot en Daniel Cruz heel erg van elkaar. Zaterdag namen ze gedwongen afscheid.

Clubs moeten iconen hebben, luidt een van de belangrijkste conclusies van een Nederlands onderzoek naar de evolutie in de supportersstromen in de hoogste klasse van het betaalde voetbal. NEC profiteert van het Vleminckx-effect, voor Twente zijn Bryan Ruiz en Theo Janssen van goudwaarde bij het vermarkten van de club.

Welke iconen heeft Germinal Beerschot in zijn elfjarig bestaan gekend? Voor de afscheidswedstrijd van Marc Degryse liep het vernieuwde Kiel voor het eerst nagenoeg vol. Ook François Sterchele was superpopulair, al voetbalde hij maar twee jaar voor Germinal Beerschot. Daniel Cruz was de afgelopen twee jaar geen onbetwiste titularis meer, maar populair is hij tot de laatste dag geweest. Het liefst had hij zijn carrière op het Kiel beëindigd, maar in de nieuwe sportieve planning kwam zijn naam niet meer voor. Daarbij wordt naar zijn weinig indrukwekkende statistieken verwezen. In bijna 200 competitiewedstrijden scoorde hij amper twaalf keer en was hij goed voor net iets meer assists.

Cruz arriveerde halverwege het seizoen 2001/02 in een team dat voor de helft ( Kwame Quansah, Fronio Walker, Aaron Mokoena, Anthony Obodai) uit door Ajax uitgeleende spelers bestond. Negen jaar later speelt geen enkele buitenlander die toen in eerste klasse voetbalde nog bij zijn toenmalige club, al moet gezegd dat Cruz na de bekerwinst in 2005 een half jaar voor Lierse voetbalde. Slechts één speler zit nog langer bij Germinal Beerschot: linksback Pieterjan Monteyne.

Negen jaar geleden had Cruz absoluut geen zin om vanuit Ajax naar Antwerpen te verhuizen, herinnert hij zich, bij een terugblik in een van zijn favoriete eethuizen in de Antwerpse binnenstad. Hij stelt spontaan voor om het gesprek gewoon in het Nederlands te doen, de taal die hij leerde bij Ajax.

Daniel Cruz: “Ik was twee jaar bij de eerste ploeg toen Germinal Beerschot me wou. Maar ik had geen zin om uit te wijken. Jason Culina en Joey Didulica raadden me absoluut af om naar hier te komen. Alleen Mokoena met wie ik bij Ajax al heel close was, zei: kom naar Antwerpen. In de voorbereiding verwees Ronald Koeman me plots naar de tweede ploeg. Ik kon toen naar andere Nederlandse ploegen, maar Ajax wilde me alleen naar Germinal Beerschot laten gaan, omdat ze een samenwerkingsakkoord hadden met deze club.

“Ik weet nog dat ik in de kleedkamer de materiaalman hoorde babbelen en dat ik me afvroeg: welke taal zou dat zijn? ( lacht) Ik kende Nederlands, maar dat wat Jos vertelde ook een vorm van Nederlands was, heb ik pas later vernomen.

“Bij de rust van de eerste wedstrijd werd ik vervangen, de volgende vier wedstrijden zat ik op de bank. Ik ben niet naar Franky Van der Elst gestapt om uitleg te vragen. Ik klaag niet zo snel. Na een paar weken moest de trainer me wel opstellen, hij had niemand anders meer. Van toen af ben ik in de ploeg gebleven. De technisch directeur van Ajax, Leo Beenhakker, is me hier toen verschillende keren komen bekijken, hij wilde mijn contract – dat nog één jaar liep – met twee jaar verlengen, en me nog één jaar bij Beerschot laten. Maar ik was boos op Ajax. Ik dacht: ik blijf hier nog één jaar, dan ben ik einde contract. Maar in juli raakte ik geblesseerd, en ik was out tot februari. In die moeilijke periode sloofde iedereen bij Beerschot zich uit om me terug te brengen, dus tekende ik bij voor één jaar, hoewel ik toen weg had gekund. Maar mijn vader, die zelf profvoetballer is geweest, heeft me altijd geleerd: als je jong bent, moet je niet denken aan het geld, maar aan spelen. Als de prestaties goed zijn, komt het geld vanzelf.”

Gemiste transfers

“Een jaar later was mijn contract afgelopen. Dat was het jaar dat we de beker wonnen. Toen heb ik met Lierse gepraat, maar ook met Genk en Anderlecht. Uiteindelijk heb ik voor Lierse gekozen. Ik heb daar te snel getekend. Dat was fout. Vanaf de eerste weken voelde ik me daar niet happy.

“Wat zou er gebeurd zijn als ik toen naar Anderlecht was gegaan? Daar probeer ik niet over na te denken. Evenmin over wat er gebeurd was als ik op mijn vijftiende bij Charlton Athletic wel de juiste papieren had gehad om in Engeland te blijven. En wat als ik op mijn zestiende naar Real was gegaan? Clarence Seedorf speelde toen bij Real en die club wilde zijn broer, die met mij bij Ajax 2 speelde, ook naar Madrid halen. Maar die scout merkte mij op. Ajax heeft toen kort op de bal gespeeld. Ze lieten me weten dat Real geïnteresseerd was, maar ’s anderendaags braken ze mijn contract al open.

“De laatste serieuze aanbieding kwam van Trabzon. Toen Colman naar daar ging, wilden ze mij ook. Alles was in orde tussen Trabzon en Beerschot, ik kon een fantastisch contract tekenen, maar ik heb neen gezegd. Kwaad dat Jos Verhaegen op me was! Maar ik was hier graag, en mijn vrouw wilde niet naar ginder.

“De kwaliteit van het leven is iets waar ik aan denk als een transfer ter sprake komt. Wat moet ik in Trabzon, waar geen internationale school is voor mijn kind? Wat moet mijn vrouw daar doen? Hier praat iedereen Engels. Nu ik bijna dertig ben, kan het dat voor mijn volgende bestemming het financiële doorslaggevend is. Colman vraagt me nog regelmatig of ik geen zin heb om naar Trabzon te gaan.”

Rode Duivels

“Negen jaar lang heb ik me hier thuis gevoeld. Het klikte meteen met de mensen rond het team. Voor mij is het belangrijkste dat ik gelukkig ben waar ik werk. En mijn vrouw is ook blij in Antwerpen. Als mijn vrouw blij is, ben ik ook blij. België is – behalve qua weer – een warm land. Belgen beseffen niet hoe goed ze het hebben. Toen ik hier kwam, kende ik België enkel van voetballers als Enzo Scifo en Michel Preud’homme.

“Intussen ben ik zelf Belg. De reden daarvoor is simpel. Ik was van plan om hier te blijven tot na mijn carrière. Het is niet zeker dat ik na mijn voetballoopbaan terugkeer naar Colombia. Als Georges Leekens me ooit zou opbellen, zou ik zeker gaan, maar eerlijk gezegd: ik zie niet in waarom hij dat zou doen, met zo veel goeie Belgische spelers. Theoretisch zou het kunnen: ik heb nooit voor Colombia gespeeld. Twee keer heb ik de kans gekregen. Toen ik bij Ajax zat, werd ik opgeroepen voor het WK onder 21, maar daarvoor moest ik twee maanden weg, en dat leek me niet zo’n goeie zaak met het oog op mijn carrière in Europa. Voor het A-team kreeg ik een oproep toen Colombia uitgeschakeld was voor het WK 2006 en ze spelers nodig hadden voor een vriendschappelijke wedstrijd kort voor dat WK. Toen heb ik bedankt: waarom zou ik zo’n selectie aannemen terwijl ze me gedurende de hele WK-kwalificatiecampagne links lieten liggen? Bovendien wil ik niet bekend zijn in mijn land. Als ik ooit terugga, wil ik ginder een rustig leven.

“De belangrijkste trainers waren Marc Brys en Harm van Veldhoven omdat ik heel veel vertrouwen kreeg van hen. Maar ook met Glen De Boeck had ik een goeie relatie. Ik respecteer iedereen, ongeacht wat hij of zij doet. Dat is een basisregel in mijn leven. Alles wat je doet in je leven, komt vroeg of laat naar je terug. Als ik goed ben voor jou, zal jij misschien op een dag iets goeds doen voor mij. Ik weet ook dat Jos Verhaegen meer dan eens op mij gesakkerd heeft. Zo is hij, hij ziet altijd het negatieve, maar op het einde gaf hij me toch telkens weer een nieuw contract. Dat telt. Ook Patrick Vanoppen wens ik het beste. Ik was alleen ontgoocheld omdat hij zijn eerste belofte achteraf introk. Maar of ik daar nu commotie over maak of niet, dat verandert toch niets aan de uitkomst. Als me iets overkomt waar ik niet blij mee ben, zeg ik altijd tegen mezelf: komaan Daniel, er zijn zo veel ergere dingen in de wereld.”

Slechte statistieken

“Dit jaar stond ik zelfs diep in de spits. Bij Ajax stond ik daar ook, ik was ooit topschutter in het tweede. Daar was scoren makkelijk: je hebt er meer ruimte, en er komen goeie voorzetten. Hier ken ik de kritiek: mijn statistieken zijn niet goed. Bekijk eens alle wedstrijden van dit seizoen: ik kom bijna nooit in de zestien. Het is niet zo dat ik vijf kansen per match kreeg. Ik ben ook geen egoïst op het veld, ik ben een teamspeler. Veel spelers komen op het veld met één obsessie: zelf scoren. Zo ben ik niet.

“Mijn vader was spits. Elke keer als hij me ziet, zegt hij dat ik meer moet scoren. Dan zeg ik: ja, pa. Vroeger scoorde ik wel veel, in de jeugd. Scoren is een talent. Mijn talent is balbezit. Ik werk ook hard voor het team. Alleen gebruikt het Belgisch voetbal veel running people. Ik kan iets met de bal, maar ik ben geen Paul Kpaka of Tosin Dosumnu.

“Het mooiste moment was de bekerwinst in 2005, maar het beste team hadden we in het laatste seizoen met Marc Brys, met allemaal complementaire spelers: François ( Sterchele, nvdr) en Cavens voorin, Losada maakte de acties, ik hield de bal bij, Justice ( Wamfor, nvdr) controleerde het spel en Colman was de motor van het team. Toen hij en Losada vertrokken, bleek nog eens hoe belangrijk complementariteit in voetbal is. Dat is ook dit jaar gebleken. We hadden geen spelers die bij mekaar pasten.

“Dat jaar was een scharniermoment. Op François na weet ik dat alle spelers die vertrokken zijn ook hadden willen blijven als de club hen dat tijdig had aangegeven. Colman wilde niet naar Trabzonspor, met Losada viel te praten voor Anderlecht kwam. Als je elk jaar een nieuw team moet bouwen, word je nooit top. Ik heb hier heel veel spelers zien passeren. Ik denk dat het er in die negen jaar misschien wel 220 waren. Volgend seizoen begint men hier weer eens helemaal opnieuw. De tijd zal leren of dat een goede beslissing was.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

“Ik hoorde in de kleedkamer materiaalman Jos babbelen en ik vroeg me af: welke taal zou dat zijn?”

“Alles wat je doet in je leven, komt vroeg of laat naar je terug.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content