Zaterdag trekt Peter Maes met KV Mechelen naar Anderlecht.

Hij blikt terug op de club waar zijn profcarrière startte.

‘Anderlecht heeft me gevormd als trainer.’

P eter Maes: “Toen ik bij Anderlecht belandde, was ik een broekventje van 24 jaar. Ik speelde bij tweedeklasser Lommel en was nog nooit buiten Lommel geweest. Mijn dagindeling was simpel. Om zes uur ’s ochtends stond ik op om te gaan werken bij Philips in Eindhoven en daarna ging ik trainen. Ineens stapte ik over naar Racing Mechelen, eerste klasse op dat moment. Nog in de voorbereiding brak ik mijn been in de derby tegen KV in een duel met Philippe Albert. Meteen was ik zes maanden out. In plaats van een stap voorwaarts zette ik er drie achteruit.

“Drie weken later kreeg ik thuis telefoon. ”t Is hier Verschueren van Anderlecht, ga efkens zitten, ik heb u iets te vertellen.’ Ik zei: ‘Ik hoef niet te gaan zitten, ik lig al. En u bent een grappenmaker.’ Ik dacht dat iemand van het toenmalige VRT-radioprogramma Somers en Verschueren een grap met mij uithaalde. Verschueren overtuigde me om me toch naar Anderlecht te laten rijden.

“Ik zie me nog altijd met mijn krukken de trappen op sukkelen, Verschuerens bureau binnen. Zijn plan? Ik zou zes maanden revalideren en vanaf januari tweede doelman worden, na Filip De Wilde. Op dat moment was Ranko Stojic dat, maar dat ging niet, daar wilden ze vanaf. Veel alternatieven waren er niet, de competitie kwam eraan en de transferperiode was bijna voorbij. Bovendien bestond het Bosmanarrest nog niet. Spelers waren nog eigendom van hun club. Aad de Moss, die Anderlecht trainde, had me vaak gezien omdat hij Frank Leen bij Lommel had gevolgd waar ik toen ook speelde.

“De revalidatie liep niet naar wens, er kwamen complicaties. Maar omdat ik hard gewerkt had, had ik respect opgebouwd en verlengden ze mijn contract. Ook omdat Verschueren zijn nek had uitgestoken voor mij. Die wilde natuurlijk zijn gelijk bewijzen en zou later ook dat gelijk krijgen. Ik bleef uiteindelijk vijf jaar bij Anderlecht.”

Goden

“Anderlecht was voor mij een cultuurschok. Ik kwam uit het niets bij een ploeg vedetten. Dat waren in het begin voor mij goden. Ik weet nog toen ik de eerste dag Luc Nilis moest opbellen om te vragen of ik mee kon rijden. Ik durfde de telefoon niet eens op te nemen om hem dat te vragen. Dat ik met hem elke dag aankwam, was voor mij een enorme steun om me te integreren in de groep.

“Het ergste waren die krukken. Elke dag iedereen een hand geven betekende: die krukken neerzetten, hand geven, krukken weer opnemen, naar de volgende speler hinkelen, weer die krukken weg, weer een hand, niet proberen te vallen. Je zag die spelers denken: wat hebben ze nu binnengehaald? Ik hoor Adri van Tiggelen nog altijd zeggen: ‘Nu hebben ze Manke Nelis gekocht!’, naar een Nederlandse zanger. Die opmerking sneed op dat moment door merg en been.

“Met monumenten omgaan moet je leren. Plots een hand krijgen van Constant Vanden Stock vond ik niet evident. Bij Anderlecht kreeg je niet elke dag een schouderklopje, maar als het huis in brand stond of er was wat, stonden ze er wél. Toen ik aan spelen toekwam, passeerde Verschueren, gaf een knipoog en vroeg: ‘Ben je er klaar voor?’ Die kleine dingen volstonden voor mij. Ik vond Anderlecht een heel warm huis.

“Er was in het begin heel veel twijfel over wat ik kon. Anderlecht heeft me eerst als mens aanvaard, niet als sportman. Als sportman word je daar pas aanvaard als je in het eerste elftal iets toont, het team iets kan bijbrengen.

“Op training kende ik veel aanpassingsproblemen, vooral omdat ik niet vanuit een honderd procent fitte situatie startte. Spelers willen winnen. Als er een doelman achter hen staat die kleine foutjes maakt, aanvaarden ze dat alleen de eerste dagen. Dat maakte me harder.

“Als ik een doel heb, kan ik heel veel dingen naast me neerleggen om er helemaal voor te gaan. Je krijgt iets niet zomaar, je moet ervoor werken, elke dag opnieuw. Die boodschap probeer ik nu ook op mijn spelers over te brengen.”

Huisvader

“Pas na twee jaar speelde ik mijn eerste wedstrijd voor Anderlecht, toen ik op Cercle na een halfuur inviel voor De Wilde, die rood had gekregen. Na twee jaar zat ik nog niet aan 80 procent van mijn mogelijkheden, ik ben pas echt goed gaan spelen in de CL-matchen tegen Sampdoria, Panathinaikos en Rode Ster. Toen viel De Wilde geblesseerd uit en kon ik me drie maanden bewijzen, met als gevolg een nieuw contract voor drie jaar.

“De hele tijd was ik me er heel goed van bewust dat ik tweede keeper was. Ik zag meteen dat Filip De Wilde mijlen verder stond dan ik. Met de jaren ben ik wel naar zijn niveau toegegroeid, maar over een langere periode kon ik niet de continuïteit in mijn prestaties stoppen zoals hij. Ik heb veel van hem geleerd door te stelen met mijn ogen. Van Filip leerde ik ook dat je als brave, hardwerkende huisvader kan overleven in een topclub. Vooraf heb je toch een ander beeld. Via de pers hoor je wel eens verhalen, maar als je daar zit, worden die doorprikt. Dan zie je snel dat die vedetten als mens ook heel kwetsbaar zijn.

“In die twee jaar had ik een rustige aanloop en kon ik het huis goed leren kennen. Mijn voordeel was dat ik er op de onderste trap aankwam. Iemand als Losada, die er onmiddellijk moet staan, legt druk op zichzelf. De druk wordt niet gecreëerd door Anderlecht, die leg je jezelf als nieuwkomer op. Voor mij was het in het begin: horen, zien en zwijgen. Profileer ik me op dat moment iets meer, ben ik een vogel voor de kat.”

Flater

“Eerst moest ik me bewijzen op training. Mijn eerste ambitie was: in een partijtje op training met mijn ploegje winnen van dat van Filip De Wilde. Telkens dat lukte, was dat voor mij een enorme overwinning.

“Ik zag hoe andere spelers werden benaderd door journalisten, die toen nog gewoon in de kleedkamer kwamen. Niemand kwam naar mij. Op dat moment voel je je niet erkend als sportman. Iedereen heeft een bepaalde ijdelheid. Op een dag kwam Raymond Goethals langs. Hij gaf mij op de trap een hand en zei: ‘Ha, Van Loen!’ Het was niet als grap bedoeld, hij dacht echt dat ik Van Loen was.

“Uiteindelijk hebben vooral de topspelers en de belangrijke leidinggevende mensen bij een topclub een verhaal dat de media interesseert. Ik heb wel eens gezien hoe de Franstalige media Boskamp bekritiseerden, omdat ze ervan uitgingen dat hij toch niets verstond. Tot hij er eens één vastgreep die iets over hem had geschreven.

“Wel werd bij Anderlecht elk detail uitvergroot. Op een dag wonnen we met 7-1 van Kortrijk. Zij scoorden op een flater van mij, ik liet een bal door de benen. Op zich een detail, maar ’s anderendaags las ik in de krant: ‘Maes is te weinig voor Anderlecht.’ Als je dat leest, voel je je klein. Maar ik kon het hoofd niet laten hangen, want dan werd het afgehakt. Verschueren heeft me toen enorm gesteund.

“Ik heb vooral een enorme karaktervorming gekregen op Anderlecht. Ik vind dat heel belangrijk, dat ik meegemaakt heb hoe er in een topclub gewerkt wordt. Ik leerde er te manoeuvreren als een kameleon.

“Uiteindelijk speelde ik maar 25 à 30 competitiewedstrijden, plus een stuk of vijf Europese matchen. Pas toen ik op mijn 30ste naar Beveren ging, kreeg ik de kans om me te bewijzen als titularis. Daarom was ik ook niet ontgoocheld met die overstap, wel supergemotiveerd om te tonen dat ik dat kon. Naar Standard trok ik ook als titularis, maar daar was het voor mij nog moeilijker overleven dan bij Anderlecht. Toen D’Onofrio kwam, hoorde ik niet meer thuis in die stal. Maar dat is een ander verhaal.”

Paraplu

“Op Anderlecht ben ik gevormd als trainer. Vanuit mijn positie op de bank heb ik heel veel meegekregen. Op training was ik verbaal enorm aanwezig. Ik wilde niet alleen mezelf, maar ook het team iets bijbrengen.

“Ik weet hoe me te gedragen op lager én op hoger niveau. Zo bepalend als ik nu ben op Mechelen, zou ik moeilijk kunnen zijn op Anderlecht of op Standard. Daar moet je anders met mensen omgaan. Het helpt dat ik die situaties bij een topclub gezien heb. Al snap ik het niet wanneer ik trainers die geen opstapje als topspeler hadden, hoor zeggen: ‘Ik heb het veel moeilijker gehad om aan de top te raken omdat ik nooit aan de top gevoetbald heb.’ Ik vind dat geen argument! Het is moeilijker voor iemand die dat niveau nooit beleefd heeft, maar dat wil niet zeggen dat je dat constant moet benadrukken. Maak van een nadeel een voordeel. Trek geen paraplu open om jezelf droog te houden.

“Wat ik qua aanpak van een groep op Anderlecht leerde, is dat je heel zelfverzekerd moet zijn. Wat je te vertellen hebt, moet zo overtuigend zijn dat een kwalitatief sterke kern daar in mee wil gaan. Als je voor een sterke spelerskern niets te vertellen hebt, schieten ze je af. Ik heb trainers gezien die niets te vertellen hadden. Die dwongen het respect bij de spelers niet af, ze hebben het dan ook niet lang uitgezongen. Namen mag je daar zelf op plakken.

“Iemand als Boskamp heeft veel rendement gehaald uit die groep. Iedereen bestempelt Boskamp als ruw, maar hij zorgde er wel voor dat hij de juiste mensen in de spelersgroep achter zich kreeg, die dan weer de anderen meetrokken. Boskamp was degene waar ik het dichtst bij en tegelijk het verst van af stond. Wij hadden een haat-liefderelatie. Hij creëerde wel eens conflicten om het beste uit iemand naar boven te halen. Niet zoals De Mos. Die gebruikte mensen om andere mensen scherp te zetten, door af te geven op mensen die daar op dat moment niets mee te maken hadden. Boskamp had geen verwijzingen naar anderen nodig om iemand scherp te zetten.”

Dominant

“Ik vind: met de kwaliteiten die je hebt, moet je durven dominant te voetballen, ook als je niet bij een topclub zit. De passie toen in Anderlecht was: ‘Wij zijn baas, wij bepalen.’ Daar geloofden we ook in, we hadden ook de voetballers om dat te doen. Ons potentieel rendeerde maar als we de bal hadden. Zodra een paar lange ballen verstuurd werden, trokken bepalende spelers aan de rem, omdat ze op die manier niet hun beste niveau haalden.

“Je kan pas iets afdwingen als je iets wil afdwingen. Als je niets naar je toe wil trekken, zakt de 80 procent dominantie die je kan halen snel naar 60 procent. Je moet er als trainer voor zorgen dat je niet te veel ‘mossels’ in je basisploeg hebt.

“Als je niet verzorgd voetbalt, kan je niet dominant zijn. Ik ben van nature een winnaar, ik kan me niet verzoenen met een tweederangsrol, ik wil altijd dominant zijn, ongeacht het niveau waar ik train. Het is niets voor mij om te wachten tot er een kans uit de lucht valt voor een van mijn twee spitsen. In mijn eerste drie wedstrijden als trainer van Meerhout haalden we nul op negen, maar we hadden die drie wedstrijden wel gespeeld op de helft van de tegenstander. Zelfs toen capituleerde ik niet. Vervolgens haalden we zeven op negen en was ik vertrokken. “Het is voor mij belangrijk geweest te weten: ik ben bij Anderlecht geweest en ik ben er niet mislukt. Dat is een stuk ego dat je kweekt. Ik weet niet of ik hier voor dit gesprek had gezeten als Verschueren niet zo hard in me had geloofd. Dan had ik terug gemoeten naar RC Mechelen, terwijl ik nog maar aan 40 procent van mijn kunnen zat, en was ik nog verder moeten afdalen, de anonimiteit in.” S

door geert foutré – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content