In de slipstream van een verrassend AA Gent jaagt ook Rami Gershon op eerherstel. Gesprek met de minzame Israëliër. ‘Voetbal is het allerbelangrijkste in mijn leven, maar ik wil tegelijk ook een goede jood zijn.’

Het oefencentrum van AA Gent is door wintergrauw omgeven, binnen branden de kachels op volle sterkte. Aan een tafeltje worstelt Benito Raman zich door zijn tweede interview van de dag, even later schuift ook Rami Gershon een stoel bij. “Ik ben tevreden met ons parcours tot nu toe, want we maken nog altijd kans op PO1 en zitten in de halve finale van de beker tegen Anderlecht”, lacht de centrale verdediger, die net een pasta achter de kiezen heeft. “Vegetarisch. Thuis eet ik wel vis of vlees, gekocht bij handelaars in Antwerpen. Allemaal koosjer. Ik heb zelfs een grotere diepvriezer gekocht om meer te kunnen bewaren.”

Hij volgt de kasjroet, de joodse spijswetten die bepalen wat wel of niet gegeten mag worden. Alleen koosjere vis of vlees, volgens een bepaalde manier geslacht en afkomstig van evenhoevigen (rund, schaap, geit en hert) of bepaalde soorten pluimvee (eend, gans, kip, duif, fazant en kalkoen). Paard, varken, garnalen, konijn, haas, paling, scampi en vissen zonder schubben of vinnen zijn uit den boze, vlees en melkproducten mogen niet gecombineerd worden.

“Moeilijk? Als je daarmee bent opgegroeid, is dat vanzelfsprekend. Dit lijkt voor jullie erg streng, dat besef ik, maar ik ben een traditionalist – gematigd -, geen orthodoxe jood. Alcohol mag ook, met mate. (lacht) Op websites vind je lijsten van koosjere dranken. Black Label van Johnnie Walker mag, maar in Jägermeister bijvoorbeeld zijn bepaalde producten verwerkt die niet rein zijn.”

Ligt daar – in de lange lijst van beperkingen en andere gewoonten – de verklaring voor het feit waarom zo weinig Israëlische voetballers hun weg in Europa vinden? “Vreemd, ja. Voetbal is nochtans met lengten voorsprong de meest populaire sport, in elke stad heb je tientallen futsalterreintjes en op straat zie je onvoorstelbaar veel jongetjes met een bal bezig, maar het niveau van de jeugdtrainers en de infrastructuur is een stuk minder. Een groot deel van de staatsbegroting gaat naar veiligheid, sport is slechts bijzaak. Dat heeft er wellicht ook mee te maken. Toen ik bij de nationale ploeg kwam, voetbalden de meeste spelers nog in de grote Europese competities – bij Palermo, West Ham, Mallorca… -, nu spelen de meeste jongens in Israël.

“In het verre verleden waren ‘we’ nochtans wél succesvol. EliOhana pakte met KV Mechelen de Europabeker, YossiBenayoun (Liverpool, Chelsea en Arsenal, nvdr) won met Chelsea de Europa League, Tal Ben Haim voetbalde bij Chelsea en Manchester City, Eyal Berkovic (West Ham United, Celtic en Manchester City, nvdr) legde een mooi parcours af. En dan heb je natuurlijk nog AviCohen, begin de jaren tachtig de eerste Israëlische voetballer in de Engelse competitie.”

Een controversieel figuur, Cohen, in eigen land door de media verketterd toen hij met Liverpool op Jom Kipoer, de belangrijkste feestdag op de joodse kalender, op het veld van Southampton speelde. Not done, vindt Gershon, die dit seizoen op de Grote Verzoendag forfait gaf voor de uitwedstrijd in Westerlo. “Dé dag van het jaar, ook voor joden die tijdens het jaar nooit bidden.

Lior Refaelov, een goede vriend, is amper met religie bezig, maar houdt zich op Jom Kipoer wel aan de beperkingen. Het is nochtans enorm zwaar… 25 uur niet mogen eten, drinken of telefoneren. Geen elektriciteit gebruiken, niet vanzelfsprekend als je op de zevende verdieping van een appartementsgebouw woont. (lacht) Afzien, bidden en jezelf in vraag stellen: ‘Leef ik wel op de goede manier?’ Lichamelijk en geestelijk lijden om berouw te tonen.”

Naar de synagoge

“Voetbal”, zegt Gershon, “is het allerbelangrijkste in mijn leven, maar ik wil tegelijk ook een goede jood zijn. Orthodoxe joden bidden drie keer per dag, maar ik ben in een seculiere familie opgegroeid en doe alleen sjachariet, het ochtendgebed. Sabbat, zaterdag, is onze belangrijkste dag, die eigenlijk al op vrijdagavond – bij de ondergaande zon – begint. Dan ga ik naar de synagoge in Antwerpen of Brussel – toen ik nog in Kortrijk voetbalde naar Rijsel -, op zaterdag leg ik mezelf een aantal verplichtingen op. Geen elektriciteit gebruiken of geld uitgeven, niet poetsen of op restaurant gaan, geen eten klaarmaken… Vooral dat is niet gemakkelijk als je alleen woont, maar dat los ik op door op donderdag al iets klaar te maken.

“Niemand zegt me dat ik dit moet doen. Iedereen is vrij om religie op zijn manier in te vullen en te doen wat hij wil en kán, zodat hij zich toch compleet voelt. Als je onze geschiedenis bekijkt, dan zie je dat we alleen konden overleven door onze eeuwenoude tradities in stand te houden. Zo bleven we van generatie op generatie verenigd. Tijdens de holocaust woonden de grootouders van mijn vader in Griekenland, 95 procent van hun familie is uitgemoord.

“Ik heb in Antwerpen orthodoxe vrienden die veel strikter leven, maar de meesten respecteren mijn keuzes. They are cool with me… Ze weten dat ik doe wat ik kan, maar ik zou in de toekomst wel méér willen doen. Ik sta nog maar aan de voet van de berg van religie, maar ik wil omhoog klimmen. Ooit komt er een tijd dat ik drie keer per dag zal bidden. Religie is een schild, dat me beschermt en meer zelfvertrouwen geeft. Het helpt me ook om tegenslagen in het voetbal te relativeren en beter te verwerken.”

Eenzaam in Luik

Rami Gershon (26) groeide op in Risjon Letsion, na Jeruzalem, Tel Aviv en Haifa de vierde grootste stad van Israël, in de schaduw van Tel Aviv. “De beste stad om in te wonen! Moet je echt eens bezoeken. Moeder is parttime accountant en ontfermde zich over mijn zus en twee broers, vader werkt als ingenieur in een fabriek waar vliegtuigen en drones worden ontwikkeld. Op mijn zesde begon ik te voetballen, ik was altijd met een bal in de weer.”

Via de nationale jeugdploegen en het eerste team van Hapoel Ironi Rishon LeZion, de club in zijn geboortestad waar hij in 2008 debuteerde, belandde de twintigjarige verdediger in de zomer van 2009 in België. Een test bij Germinal Beerschot werd een afknapper, bij Standard kreeg hij zes maanden tijd om zich te bewijzen. “Bijzonder hard. Op school vertelden ze ons dat we Engels moesten leren, maar in Luik sprak niemand Engels. Later, op de middenschool, konden we kiezen tussen Arabisch of Frans, ik had Arabisch gekozen omdat je daarmee meer carrièremogelijkheden in het leger had. Opnieuw een verkeerde keuze…” (lacht)

Zijn eerste maanden in Luik zijn geen succes. “Standard, dat twee seizoenen na elkaar de titel won, had een heel sterk team. Ik kon vrij snel een contract (voor een seizoen met optie, nvdr) tekenen, maar in die ploeg had ik op dat moment in mijn carrière geen plaats. En: ik voelde me eenzaam. Geen leuke periode. Thuis was ik gewend om met de vrienden op te trekken, in Luik was ik helemaal alleen, terwijl ik toen vooral vriendschap en warmte nodig had. Heel vervelende momenten heb ik er beleefd, maar bij de beloften speelde ik vrij goed, waardoor ik uiteindelijk kon bijtekenen tot 2013 en aan Kortrijk werd uitgeleend.”

In West-Vlaanderen, in de multiculturele spelersgroep van HeinVanhaezebrouck, gaat een nieuwe wereld open. “Schitterend seizoen, ook naast het veld. Na de training gingen we geregeld met enkele spelers een koffie drinken in de stad. Nice guys. Darren Keet, Mario Carevic, Toni Sunjic en Ibou, in het tweede halve seizoen gingen ook ErvinZukanovic, PéterCzvitkovics en SteevenJoseph-Monrose geregeld mee. We deden heel veel samen, wat een positieve invloed op mijn spel had. Ik voetbalde met enorm veel vertrouwen.”

Van Glasgow naar Beveren

Na anderhalf seizoen aan de boorden van de Leie haalt Standard Gershon in de winterstop van het seizoen 2011/12 terug naar Luik, onder José Riga wordt hij zelfs een tijdje basisspeler. “Beter dan in mijn eerste maanden, maar niet op het niveau van in Kortrijk.” Opnieuw: Luik en Gershon blijkt een slechte match. “In de zomer werd ik aan de meniscus geopereerd, waarna ik onder Ron Jans en zijn opvolgers – PeterBalette en MirceaRednic – nog amper aan spelen toekwam.

Hij verkast nog maar eens, naar Celtic, maar ook in Glasgow wordt Gershon door blessures geplaagd. “Ik was verbaasd over de vriendschappelijke sfeer onder de spelers, terwijl ik vooraf dacht: in een grote club is het altijd koel en zakelijk. Totaal verkeerd. Ik speelde amper, maar ging met plezier naar de training. Ik kon er zelfs blijven, maar ze konden mij geen basisplaats garanderen, terwijl ik vond dat ik op die leeftijd – 25 jaar – wekelijks moest kunnen spelen. Standard was ook een mogelijkheid. Ik kende Guy Luzon nog van de bij nationale U21, maar ook in Luik was de concurrentie groot. Waasland- Beveren leek de beste keuze.”

Van het majestueuze Celtic Park naar de Freethiel, een wereld van verschil. “Dat is zo, maar als je niet in de ploeg staat, dan doet het je niets als er 55.000 supporters in het stadion zitten. Ik ben in Glasgow kampioen geworden, liep een ereronde terwijl de supporters You’ll never walk alone zongen én ik kreeg een medaille, maar het was niet mijn titel. Dan speel ik nog liever voor 6000 supporters in Beveren.”

Of hij nooit dacht aan opgeven? Hij zucht. “Soms wel. Op moeilijke momenten flitste die gedachte weleens door mijn hoofd, ook omdat mijn vriendin nog altijd in Israël woont. Ik héb aanbiedingen gekregen, maar dan werd ik vrij snel opnieuw rationeel. Nu al naar Israël terugkeren is niet de beste oplossing. Ik ben 26 jaar – nog maar 26 – en heb nog een mooi leven voor mij. Progressie maken kan alleen hier. Jullie denken altijd dat dit een zwakke competitie is. Onterecht.”

DOOR CHRIS TETAERT

“In Luik was ik helemaal alleen, terwijl ik op die leeftijd vooral vriendschap en warmte nodig had.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content