In de komende Ronde van Vlaanderen wil Nick Nuyens meedoen voor de overwinning. Afgelopen winter is de sluipschutter van weleer kopman geworden.

Het was nu of nooit, besefte Nick Nuyens (27) toen hij vorig jaar einde contract was bij Quick-Step en Cofidis hem een mooi voorstel deed. Bij de blauwe garde van Patrick Lefevere zou hij altijd tweede viool blijven na Tom Boonen en Paolo Bettini. In de schaduw van die twee wielergrootheden fietste hij de afgelopen vier jaar overigens een aardig palmares bij elkaar : Putte-Kapelle in 2003, een jaar later de Ster Elektrotour, Parijs-Brussel en de GP Wallonië, in 2005 de Omloop Het Volk, de Ronde van Groot-Brittannië en opnieuw de GP Wallonië en vorig seizoen Kuurne-Brussel-Kuurne en een etappe in de Ronde van Zwitserland. Demarrages als precisiebombardement werden het handelsmerk van Nuyens : razendsnel, goed doordacht en precies op het juiste moment. Gecombineerd met het feit dat hij in het bezit is van een universitair diploma – communicatiewetenschappen – leverde hem dat al snel het predicaat ‘leep’ op. Een etiket dat hij zelf maar matig kan appreciëren. “Ik ben nog nooit over de streep geduwd, hoor.”

Ook al rijdt Nick Nuyens nu voor Cofidis, de relaties met zijn vorige werkgever zijn nog steeds bijzonder amicaal. Dat blijkt wanneer we daags voor Dwars door Vlaanderen een interview afnemen in de Holiday Inn aan het UZ Gent, traditioneel de uitvalsbasis van Quick-Step, Rabobank en Cofidis voor de Vlaamse klassiekers. Nuyens komt handen te kort om de gestaag binnendruppelende Quick-Steptroepen te begroeten. Steven De Jongh informeert naar de gezondheidstoestand van Kevin De Weert, die samen met Nuyens de overstap maakte naar Cofidis. De Weert brak in het Belgische openingsweekend zijn sleutelbeen en onderging een operatie, maar reed toch al Milaan-Sanremo uit. “Je kent Kevin”, zegt Nuyens. “Als ze na Milaan-Sanremo zeggen : nog vijftig kilometer rijden, dan rijdt hij. Maar ik hoorde dat je ook gevallen bent.”

De Jongh : “Ik ben recht gebleven, maar daar is ook alles mee gezegd. Ik zet aan om naar een groepje te springen en mijn ketting springt eraf. Vol met mijn knie op het kader. Zó’n ei erop. Ach, het komt wel goed.”

Nuyens : “Je bent mager, zeg.”

De Jongh neemt het compliment met de glimlach in ontvangst. “Ik krijg niet veel eten meer sinds je weg bent. De vorm is goed.”

Naast vrouwen en auto’s het favoriete onderwerp van renners : mager staan.

Nick Nuyens : “Daaraan zie je of ze naar hun vorm aan het komen zijn. Bij mezelf merk ik het aan mijn kaken en aan mijn knieën. Je ziet de aders veel meer lopen, de botjes steken eruit. En je wangen vallen in. Zeker achteraf op foto valt dat op. Soms lijkt het wel alsof ik een maand geen eten heb gekregen.”

Moet jij hard op je voeding letten ?

“Dat gaat. Na het seizoen neem ik me altijd voor om hoogstens drie kilo bij te komen, maar daar zit ik veel te snel aan, dus geef ik mezelf nog één kilo. De eerste twee, drie weken na het seizoen eet ik alles op wat ik te pakken krijg (lacht). Passeer ik met Evy(Van Damme, zijn echtgenote en ook wielrenster, nvdr) een McDonald’s, dan kijken we naar mekaar … Evy heeft het geluk dat ze altijd kan eten wat ze wil, terwijl ze graatmager is. Soms zit ze ’s avonds te eten en dan denk ik : steek dat alsjeblieft weg ! (lacht) Maar ik ben niet maniakaal met mijn gewicht bezig, hoor.”

Hartslag 196

Naar de koers dan. Je start voor het eerst als kopman in de Ronde van Vlaanderen. Hoe leef je daar naartoe ?

“Toch iets aparter dan naar een andere koers. Waarom ? De sfeer. Het volk. Het verleden van die koers. Iedereen is ijdel : het is plezant als ze naar je roepen. De eerste keer dat ik de Ronde van Vlaanderen reed bij de profs, draaide ik als eerste de Oude Kwaremont op met Boonen in mijn wiel. Ik wou een tempo opleggen dat ervoor zorgde dat iedereen een beetje (maakt het typische rennersgebaar met zijn duim onder zijn kin)à bloc zat. Toen ik halverwege de Kwaremont achteruit keek, merkte ik dat ik een klein gaatje had. ‘Ik ben goed’, dacht ik. ‘Ik heb overschot, ik ben rap.’ Vervolgens keek ik op mijn hartslagmeter en zag het cijfer 196 ( lacht). Volledig in het rood, compleet vergaloppeerd en daar heb ik achteraf ook voor betaald. Om maar even te illustreren wat de Ronde van Vlaanderen met een mens doet.”

Wat is voor jou een ideaal scenario in de Ronde ?

“Ideaal is voor mij : alleen naar de meet rijden. Wat daarvóór komt, boeit me eigenlijk niet. Ik ben niet de grote favoriet of de man die het al bewezen heeft op dit niveau, dus ik moet zorgen dat ik mee ben als de mannen die al een topklassieker gewonnen hebben, aanzetten. Als ik dán nog mee ben en ik heb nog een klein beetje kracht over, dán kunnen we zien. Verder hou ik me daar niet echt mee bezig. Ik weet zeer goed dat ik nog niet de man ben die zo’n koers volledig kan bepalen.”

Bij Quick-Step moest je in de grote klassiekers altijd werken voor de ploeg. Kan jij op dit ogenblik al inschatten wat je echt waard bent in zulke wedstrijden ?

“Niet volledig natuurlijk, maar ik heb de Ronde van Vlaanderen twee keer gereden en ik was 17de en 21ste. Dat is niet slecht, zeker gezien het werk dat ik onderweg gedaan heb. Ik weet dat ik geen prutser ben. Vorig jaar ondervond ik veel last van een dijblessure en fietste ik de hele dag met een slecht gevoel, en toch werd ik zeventiende. Dan denk je : stel dat ik voor mezelf kan rijden, dat ze mij uit de wind zetten, dat ik me de hele dag mag sparen … dan had ik verder kunnen komen. Wat is ‘verder’ ? Met de kopgroep mee zijn, meedoen voor de overwinning. Gezien de wedstrijden die ik al gewonnen heb, is die ambitie niet onterecht of onlogisch.

“Ik heb nu in de afgelopen Omloop Het Volk voor het eerst mogen ervaren wat het betekent als er een ploeg volledig in jouw dienst rijdt. De eerste honderd kilometer heb ik geen duw moeten geven. Er rijdt constant een ploegmaat bij jou. Als het peloton op een lint gaat, zet die zich een halve meter opzij zodat je geen wind vangt. Het verschil aan het eind is veel groter dan ik dacht. Je komt echt fris in de finale aan. Vroeger moest ik vaak al een paar pijlen verschieten voor de finale.”

Hoe frustrerend was dat : met goede benen zitten en je voor de finale moeten opofferen voor de ploeg ?

“Ik heb daar nooit veel problemen mee gehad. Ik zat bij Bettini en Boonen in de ploeg : dan moet je je plaats kennen. Punt. Zij hebben mij soms ook dingen teruggegeven en ik heb altijd heel veel appreciatie gekregen van de ploeg. Ook qua pers en supporters heb ik nooit kunnen klagen over te weinig aandacht. Bovendien mocht ik af en toe mijn eigen kans gaan. Uiteindelijk kom je echter op een punt dat je denkt : ik wil in élke koers zien wat ik waard ben. Vorig jaar was het zover : mijn contract liep af, ik kreeg mooie voorstellen. Ik vond dat ik het moest proberen.”

Heb je lang getwijfeld ?

“Het is een moeilijke beslissing geweest, ja. Ik was al heel mijn profcarrière bij Quick-Step, sommige ploegmaten ken ik al van bij de jeugd, ik kwam heel goed overeen met het personeel. Nu nog trouwens. Toen ik Bessèges won, was Patrick Lefevere een van de eersten om mij een berichtje te sturen. Maar uiteindelijk moet je aan jezelf denken. Ik wou een stap vooruit en dat kon niet bij Quick-Step.”

Ongedisciplineerde ploeg

In plaats van een manager in te schakelen heb je de onderhandelingen met Cofidis zelf gevoerd. Waarom ?

“Er stonden verscheidene managers aan mijn mouw te trekken, maar ik wilde het zelf doen. Ik wilde zien hoe het werkte.”

En dat is meegevallen ?

“Ja, hoewel het niet zo evident is. Ik wist ook niet echt wat ik waard was. Vraag ik niet te veel ? Is het niet te weinig ? Er circuleren veel bedragen in het peloton, maar je weet waarover er het meest gelogen wordt … Ik heb me bij een paar mensen georiënteerd en een bedrag bepaald. Toen ik met een paar ploegen ging praten, lachten die me niet meteen uit, dus dat leek me een teken dat het wel ongeveer klopte (lacht). Nu maakt het me trouwens niet meer uit of ik te veel of te weinig verdien : ik ben tevreden met wat ik heb.”

Cofidis heette in het verleden wel eens een ongedisciplineerde ploeg te zijn. Heb je je daar op voorhand over geïnformeerd ?

“Iedereen kent die verhalen natuurlijk een beetje. Toen Rik Verbrugghe, met wie ik bij Quick-Step een enorm goed contact had, me kwam polsen, verzekerde hij me meteen : ‘Ik ben tevreden. Als dat niet het geval zou zijn, zou ik je zeker niet vragen om naar hier te komen.’ Ik vertrouwde zijn oordeel en voel me heel goed in de ploeg.”

Je komt binnen in een buitenlandse ploeg, als kopman, een rol die je vreemd is. Hoe begin je daaraan ?

“De basis van alles is respect. Daar kom ik altijd op terug. Ik ben zelf helemaal onderaan de ladder begonnen, als de man die als allereerste op kop moest rijden, en ik weet wat het betekent om een schouderklopje te krijgen. Het is ontzettend belangrijk als de kopman je even vastpakt na de koers en zegt dat je goed gereden hebt, ook al heeft hij niet gewonnen. Koers is een ingewikkelde combinatie van een individuele sport en een ploegsport. Je moet zelf trappen en toch mag je het ploegbelang nooit onderschatten.

“Een stom voorbeeld is de eerste rit van Bessèges. Geoffroy Lequatre woont op tien kilometer van de aankomst. Hij is geen topsprinter, maar hij kan zich altijd plaatsen en vroeg of laat valt er wel eens iets uit de bus. Daarom heb ik bij de bespreking gezegd : vandaag rijden we de sprint voor hem. Het komt niet elk jaar voor dat we finishen op tien kilometer van zijn woonplaats. Heel de ploeg heeft zich ingespannen. Uiteindelijk is het niet gelukt, maar die jongen was wreedcontent. Een dag later wou ik iets proberen en was hij laatste man voor mij. Hij ging vol aan, toen hij ging zitten omdat hij aan het verzuren was, riep ik : ‘Nog ! Nog !’ en hij ging nog eens op de trappers staan. Zulke dingen maken het verschil.”

Verantwoordelijkheid

Is jouw persoonlijkheid geëvolueerd nu je kopman bent ?

“Evy vindt van wel. Ze hoort me dingen zeggen die ik vroeger niet zei. Ik durf meer uitspraken doen, sneller beslissingen nemen. Ik ben zekerder geworden van mijn stuk. Dat moet ook, want je krijgt meer verantwoordelijkheid. Ik leg mezelf druk op, maar ik ben realistisch in mijn doelen. Je moet vertrouwen hebben in jezelf : mijn conditie is goed, want ik heb goed getraind deze winter.”

Ben jij nog altijd zo kwaad op jezelf als je een fout maakt in de koers ?

“Zoiets kan bij mij wel even nawerken, ja. Vorig jaar zat ik in de Omloop Het Volk veel te ver toen Tom vertrok met Steegmans. Ik wou ze achterna gaan op de kasseien, maar als ik een groep terugbreng tot bij Tom, doen ze me dood in België. Het was zijn eerste koers als wereldkampioen in België. Dus kwam ik de hele koers niet in beeld en daar was ik heel ontgoocheld over. ’s Avonds zat ik volledig aan de grond, maar als ik mezelf teleurstel, probeer ik dat zo snel mogelijk recht te zetten. Een dag later won ik Kuurne-Brussel-Kuurne.”

Wat is de grootste fout die je kan maken in de Ronde van Vlaanderen ?

“Opgeven. En dan bedoel ik niet : afstappen. De Ronde van Vlaanderen is een koers waar je niet te snel mag denken dat het voorbij is. Je kan nog zaken rechtzetten. Kijk naar Ivanov vorig jaar : hoe lang heeft hij niet achter de kopgroep gehangen ? Het kan van hele kleine factoren afhangen of je erbij komt.

“Daarnaast is het heel belangrijk om geen nutteloze inspanningen te doen, wat best moeilijk is in een zenuwachtige wedstrijd als de Ronde. Af en toe moet je ook durven met je neus in de wind rijden. Maar je moet niet de onnozelaar uithangen en proberen op de Kwaremont alleen weg te rijden. Tenzij je andere bedoelingen hebt en vooral publiciteit wil pakken. Waar ik trouwens alle respect voor heb.”

Voor veel renners bestaat er zoiets als de magische grens van tweehonderd kilometer. Ken jij die ook ?

“Eigenlijk niet. Blijkbaar twijfelen sommigen er nog steeds aan of ik wel over die grens kan, maar vorig jaar was ik vierde in Hamburg en op het WK in Madrid reed ik ook tot op het laatst mee. Milaan-Sanremo dit jaar was de eerste lange koers waar ik niet voor iemand anders moest werken, en op de Poggio of de Cipressa had ik op geen enkel moment het gevoel dat ze te rap reden. Ik kon me gewoon laten meedrijven.”

Leep en sluw

Als jij wint, worden heel vaak de woorden ‘leep’ en ‘sluw’ aangesleept. Vind je dat niet irritant ?

“Ja en neen. Langs de ene kant is dat een compliment, want dat is niet iedereen gegeven. Anderzijds wordt er wel eens vergeten dat ik ook moet trappen. Als iedereen weet dat ik leep ben, waarom doen ze er dan niks aan ? Mijn instelling is : als ik niet in een ontsnapping geloof, trap ik niet. Maar om de lepe te kunnen uithangen, moet je wel mee zijn. En moet je goed zijn. Ik ben nog nooit over de streep geduwd, hoor. Ach, liever leep en winnen, dan de sterkste en nooit winnen.”

Eind vorig jaar zei Tom Boonen in een interview : ‘Gert is véél beter dan Nick, hij is tien keer meer coureur. Zonder afbreuk te doen aan Nicks kwaliteiten : het is een lepe renner, die vooral won dankzij de ploeg.’

“Daar ben ik van geschrokken. Dat is logisch : ik heb vier jaar voor Tom gereden. (ernstig) Ook met goede benen. En ik heb daar nooit een probleem van gemaakt.”

Heb je daar met hem over gepraat ?

“Neen. Je kan daar een hele polemiek over beginnen, maar daar heb ik geen behoefte aan. Voor mij is dat afgesloten.”

Onlangs zei je nog : ‘Ik wil niet mijn hele leven in het wielrennen blijven hangen.’ Waarom niet ?

“Omdat ik vind dat er meer in het leven is dan de fiets alleen. Ik heb gestudeerd en ik heb dat niet enkel voor dat papiertje gedaan. Communicatie interesseert me echt en ik zou graag ooit in de marketing terechtkomen. Liefst in de sport, voetbal of wielrennen. Zo blijf je natuurlijk ook in het wereldje, maar ik zie mezelf later bijvoorbeeld niet als ploegleider. Met alle respect voor diegenen die dat wel willen doen, maar ik vind dat ik meer in mijn mars heb dan dat.”

Je hebt een bredere blik dan veel van je collega’s.

“Ik heb enorm genoten van mijn studententijd en ik ben heel blij dat ik die periode heb meegemaakt. Het is een bagage die je je hele leven meedraagt. Ik vind niet dat je slimmer bent dan de rest omdat je een papiertje in je handen hebt, maar je krijgt er wel een bepaalde levenservaring mee. Je hebt meer een open blik. Ik heb dat trouwens ook altijd van thuis uit meegekregen : voetjes op de grond, niet zweven, respect voor een ander. Ik ben mijn ouders heel dankbaar voor de waarden die ze me meegaven. Voor mij is er meer dan dat ding op twee wielen.”

Door Loes Geuens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content