Revolutie op de Bosuil

© belgaimage

Bijna tien jaar nadat hij Standard uit het moeras naar de titel sleepte, mag Luciano D’Onofrio zijn kunstje in Antwerpen nog eens overdoen. Verslag van en kanttekeningen bij een opmerkelijke paleisrevolutie binnen de muren van stamnummer 1.

Maandag 12 juni. Als eerste van alle eersteklassers blaast Antwerp verzamelen voor de start van het nieuwe voetbalseizoen. Op de parking van het sportcentrum in Wommelgem komen de Mercedessen van de Antwerpspelers een voor een aan. Allemaal herkenbaar aan dezelfde beginletters van de nummerplaat. Het is ongeveer de enige eenduidigheid die middag. Als ruim na tweeën de spelers buitenkomen voor een duurloopje van een kilometer of tien, is hun uitrusting zeer gevarieerd. Allemaal rood en wit, dat wel, maar de ene heeft een shirtje mét nummer, de andere zonder. Er is nog geen hoofdtrainer, in afwachting daarvan neemt Wim De Decker de honneurs waar. Zijn schoonpa staat ergens tussen het publiek en geeft een nieuwsgierige fan een heel klein beetje inkijk achter de coulissen. Neen, zegt de man, Wim is nog niet zeker dat hij blijft. Hij wil afwachten wie de nieuwe trainer wordt. Kan hij van de man nog iets leren, dan is De Decker bereid om T2 te worden. Is dat niet zo, dan zoekt de trainer die Antwerp naar de promotie leidde, straks ander werk.

De Antwerpse topman die de spelers welkom heet en toespreekt, is niet sterke man Paul Gheysens, maar Patrick Decuyper. Die kan/wil weinig duidelijkheid verschaffen over wie de nieuwe trainer wordt. ‘Morgen, morgen’, klinkt het. Om die reden laat hij de televisiezenders, die zich melden om beelden te schieten van de eerste training, die ochtend nog opbellen. Dat er geen nieuws te rapen valt en dat ze beter ’s anderendaags naar de Bosuil komen. Als cameramannen die daar geen gevolg aan geven toch beelden willen schieten van Decuyper in een gemoedelijk gesprek met journalisten en fans, komt die direct tussen. Of ze willen stoppen met draaien? Ook De Decker zegt geen woord. Hij kan ook moeilijk, er is weinig duidelijkheid.

De terreinen waar Antwerp traint omdat op de eigen Bosuil de komende weken wordt afgebroken en opgebouwd, behoren toe aan de voetbalbond, die er provinciale selecties én de scheidsrechters op laat trainen. De velden blijken niet in superstaat. Er is net nog een toernooi geweest, legt de terreinverzorger uit, en het was de bedoeling om alle velden nu in te zaaien, met het oog op een nieuw seizoen. De vraag van Antwerp om dit complex te mogen gebruiken verraste iedereen. Brussel, dat eerst nog Tubeke als alternatief suggereert (Antwerp weigert dat, de spelers zouden dan te ver moeten rijden), moest maandag nog groen licht geven. Als fysiektrainer Frédéric Renotte iets na tweeën met de groep naar buiten komt, moet de terreinverzorger hen op de fiets de weg naar de looppiste in de buurt van het fort tonen. Het oogt allemaal nogal geïmproviseerd. Patrick Decuyper lacht dat weg. ‘Het is niet omdat er nog geen transfers zijn of omdat er nog geen trainer is, dat er de voorbije maanden niet hard is gewerkt. Wacht maar tot morgen, u zal zien.’

De spelers lijken het zich allemaal niet zo aan te trekken. Maxime Biset verwoordt het zo: ‘Het is ons probleem niet. Wij moeten ons voorbereiden en in het begin is dat toch met fysiek werk en veel lopen. Daar heb je geen hoofdtrainer voor nodig.’ De fans vinden het allemaal wél een gemiste kans en tijdverlies. Midden maart zekerheid over promotie en drie maanden later weinig evolutie. Nostalgici verwijzen naar de eerste trainingen van de voorbije seizoenen. Op de Bosuil, voor een vol stadion. Mét een hoofdcoach. Dan is dit tegenvallend.

Maes-Boskamp

Het had nochtans goed gekund dat er die maandag wél een hoofdtrainer in Wommelgem had gestaan. Een paar weken geleden had Peter Maes een goed gesprek met Paul Gheysens, die zich in maart, de dag voor de promotie, outte als geldschieter achter The Great Old. Eens de promotie een feit, trok Gheysens het sportieve beleid naar zich toe. Een verstandige zet, gezien de problemen die er in de loop van het jaar waren met John Bico én de soms moeilijke relatie tussen expressieve Antwerpfans en Decuyper, het gezicht van de club.

Gheysens, een drukbezet man en niet zo vaak in het land, had de handen vol met Antwerp. Licentieproblemen moesten geregeld worden, de vergunningsmolen voor de bouw van een nieuwe hoofdtribune werd doorworsteld én er was de sportieve uitbouw, zowel qua A-ploeg als qua jeugd, die op het vlak van werking al jaren onvoldoende is. In de ogen van Gheysens is de jeugd zo mogelijk even belangrijk als de A-ploeg. En dat is ook zo voor Decuyper, die constateerde dat ‘de helft van de Rode Duivels uit Antwerpen komt, het zit hier vol talent’.

Maes bood veel oplossingen. Een pak enthousiasme om er weer in te vliegen, een palmares (hij promoveerde met KV Mechelen en maakte van die ploeg een stabiele middenmoter vooraleer met Lokeren twee bekerfinales te bereiken en vervolgens in Genk Europees te overwinteren) én een gedegen kennis van het Belgische voetbal. Niet alleen bij de A-ploegen, ook in de jeugd. Er gaat geen jeugdinterland voorbij of Maes zit in de tribune. Bovendien vliegt de trainer al sinds zijn Anderlechtperiode mee onder de vleugels van Johan Boskamp, nog zo’n voetbaldier. Desgevraagd toonde Boskamp, al zot van de Brusselse én de Rotterdamse jeugd, zich bereid om de Antwerpse jeugd mee onder handen te nemen.

Na een etentje werd Gheysens enthousiast. Hij beloofde snel bij de Limburger terug te komen. Er moest alleen nog een definitief groen licht komen van de verantwoordelijke in wiens handen de bouwmagnaat het sportieve beleid wilde leggen. Wie dat was, wilde Maes graag weten. De man staat op geheimhouding, was het antwoord. Drie weken lang hoorde Maes niks meer.

Luciano

Dinsdag 13 juni, half twee. Over een half uur wordt de nieuwe trainer voorgesteld, maar Gheysens slaagt erin om diens naam net zo geheim te houden als zijn inbreng in de ploeg. Dat moet je kunnen, in een landschap dat leeft van roddels en nieuwtjes. De verslaggever van de Gazet van Antwerpen geeft toe dat hij en zijn redactie de moeilijkste maandagavond ooit hebben beleefd. Zowat elke vrije trainer (of diens makelaar) uit ongeveer alle West-Europese landen hebben ze afgebeld, op jacht naar een naam. Een scoop. Een avond vol frustratie.

Het was dan ook een onmogelijke opdracht. Er ís nog geen coach. Groot is de verrassing als Gheysens opduikt met Luciano D’Onofrio in zijn spoor, van halverwege de jaren negentig tot 2011 de sterke man achter Standard. Zelfs naaste medewerkers wisten bij wijze van spreken maar een paar uur eerder dat de Luikenaar de job had geaccepteerd. D’Onofrio was het die de kandidatuur van Maes (en Boskamp) torpedeerde. Met beiden had hij eerder gewerkt. Maes was als doelman een van de eerste spelers die D’Onofrio naar de C-kern stuurde toen hij het sportieve beleid van Standard in handen kreeg. En Boskamp beleefde aan het coachen van Standard op voorspraak van Michel Preud’homme ook weinig plezier.

Verrassen moet dat niet, zeggen vrienden van de Luikenaar. D’Onofrio is als technisch verantwoordelijke iemand die graag tot diep in de nacht met zijn coaches filosofeert over voetbal, opstellingen en aanpak. De Luikenaar spreekt vloeiend Italiaans, Frans en Portugees. Wil het klikken met een coach, dan moet die op zijn minst een van die drie talen machtig zijn. En aangezien alle blikken op Antwerp gericht zullen zijn, zal hij zéker geen risico nemen met zijn eerste trainer.

Robert Waseige was de man die Luciano D’Onofrio, de zoon van een Italiaanse migrant, naar het ‘profvoetbal’ bracht. Hij ontdekte hem als speler bij Bas-Oha en haalde hem naar Winterslag, toen hij daar aan de slag ging als coach. Helemaal op het einde van de transferperiode, en voor geen geld, als een soort gok. D’Onofrio was als voetballer een snelle buitenspeler. ‘Maar voor u er een Cristiano Ronaldo van maakt: zo’n speler was hij niet.’ Wel ijdel. En slim. Hij reed mee in de auto van de coach naar de club en praatte er honderduit over voetbal en aanpak. En in de kleedkamer vond hij heel snel aansluiting bij de leidinggevende figuren.

Tomislav Ivic zou zich later laten ontvallen dat hij ‘in voetballand geen slimmer man had ontmoet’. En Ivic heeft in zijn leven veel gereisd. Luciano is ook hard. Toen het in de kleedkamer van Standard ooit tot een forse aanvaring tussen de Kroatische coach en Guy Hellers kwam, was dat meteen het einde voor de Luxemburger. Alle verzoeningspogingen later draaiden op niks uit, zolang D’Onofrio in Luik werkte, kon er van een terugkeer van Hellers geen sprake zijn.

Ook Waseige kan ervan meespreken. Twee keer zou hij bij Standard met D’Onofrio te maken hebben. De tweede keer zeer kort. De Rouches misten in 2002 hun start compleet. Waseige: ‘Lucien (Luikenaars gebruiken steevast de verfranste voornaam van D’Onofrio, nvdr) kwam me opzoeken en zei dat de situatie gecompliceerd werd. De volgende match moesten we winnen.’ Standard verloor de topper van Club Brugge en Luciano’s gewezen mentor moest vertrekken, na amper een handvol speeldagen. Waseige: ‘Zo was hij. Hij had me verwittigd en toen het niet lukte, nam hij een logisch besluit.’

Standard

Bij het buitenrijden van het stadion na de presentatie van D’Onofrio zien we een aantal Antwerpfans samentroepen. De reacties zijn al wat meer opgetogen dan de dag voordien. Ze dromen al van een nieuwe topclub. Twee dagen later zal ook Paul Gheysens in de krant zijn ambitie verwoorden: zo snel mogelijk naar de top. D’Onofrio tempert wel: ‘Je bouwt een ploeg niet van de ene dag op de andere.’

Daar weten ze bij Standard alles van. De parallel ligt voor de hand. Een onbekende voorzitter: in Luik was dat de Zwitser RetoStiffler, die er amper was en van weinig wist, in Antwerpen is het Jan Michel. Waar was die bij de presentatie van D’Onofrio, vroeg oudgediende Leo De Vos? Het veelzeggende antwoord was: ‘Er is hier al volk genoeg, neen?’ Het geld van een zakenman is een andere parallel. In Luik werkte D’Onofrio met de centen van Robert Louis-Dreyfus, in Antwerpen met die van Paul Gheysens. Waseige: ‘Anders was hij er niet aan begonnen. Maar er is wel één groot verschil, denk ik: Antwerp leefde nog. Zonder Luciano was Standard in die periode failliet, hij heeft de club moeten redden.’

Zijn oude vriend Henri Depireux beaamt: ‘Stamnummer 1 is mooi, traditie ook, maar als Luciano geen ambitie proeft, houdt hij het snel voor bekeken. En ik ken hem, in Portugal leefden we ooit samen zoals twee homo’s.’ (lacht hartelijk)

Maes kreeg het ook te horen, Antwerp heeft een serieuze portefeuille om de markt mee op te gaan. Anders begint Luciano er inderdaad niet aan. Engagementen, na Standard bij Eupen en Seraing, strandden snel, bij gebrek aan mogelijkheden en ambitie. Antwerp wil ook inzetten op jeugd, via de Antwerp Diamonds (zie kader). Een identiek project hielp D’Onofrio in Luik mee lanceren: de Académie Robert Louis-Dreyfus. Ivic stond mee aan de wieg, zijn broer Dominique D’Onofrio leidde de boel lang, maar veel van de plannen kwamen uit de koker van Luciano, die er vaak met architecten over vergaderde.

Een Antwerpfan woensdag nieuwsgierig: zou dit de weg vrijmaken voor Steven Defour? Neen, leert bij navraag. D’Onofrio gaat niet overbetalen, wel slim transfereren. Talrijk zijn de anekdotes uit zijn zakenverleden. Zo wilde hij bij Charleroi in 1999 Daniel Van Buyten weghalen. Omdat hij vreesde dat Charleroi te veel zou vragen, liet hij eerst zijn oog zogenaamd vallen op Laurent Wuillot. Charleroi noemde een prijs. D’Onofrio vond die te hoog, maar als Van Buyten mee in de deal kon worden betrokken, ging hij wel akkoord. De verkoop van MarouaneFellaini aan Everton is een ander voorbeeld. Lang onderhandelen tot op de limiet van de transferdeadline en het onderste uit de kan halen. Misschien wordt het deze zomer anders, maar vaak werden transfers in Luik tegen het einde van de transferperiode afgerond.

Hoe slim hij is, blijkt ook uit het – symbolische – bezoek van Zinédine Zidane in 2008 aan Sclessin. Standard is dan bezig aan een uitstekend seizoen, onder leiding van Michel Preud’homme stevent het af op de titel. Steven Defour, weggehaald in Genk, wordt in januari verkozen tot Gouden Schoen. Als die nacht in het zaaltje boven het casino van Oostende die trofee stevig wordt gevierd, polst de chef sport van de organiserende krant D’Onofrio. Of die niet iets speciaals kan doen bij de overhandiging van de trofee?. Een oud-vedette uit zijn netwerk van stal halen bijvoorbeeld. Zinédine Zidane… D’Onofrio, op dat moment vicevoorzitter van Standard, lacht het weg: ‘Als iemand van Anderlecht wint, is het de voorzitter die de prijs overhandigt. Ben ik niet goed genoeg misschien?’

Een paar weken later herhaalt de krant het verzoek. Weer zegt D’Onofrio njet, en of ze ‘willen stoppen met hun gezever?’ Als de overhandiging aan de orde van de dag is, is de wedstrijd symbolisch: Defour zal zijn trofee krijgen voor het duel tegen Anderlecht, waarin Standard, bij winst, kampioen kan worden. Een eerste titel in 25 jaar, de bekroning van ruim tien jaar bouwen aan een ploeg.

De krant weet een paar uur voor de aftrap niet dat Zidane in Luik is. Meer nog: om een mooie foto te krijgen, loopt de chef door de gangen van het stadion op zoek naar Wilfried Van Moer, vaste gast op Sclessin. Op die zoektocht komt hij Dominique D’Onofrio tegen. Die ziet een bezorgde blik bij de journalist, polst naar het waarom en lacht: ‘Misschien moet je Wilfried niks vragen. Mijn broer heeft een verrassing voor je.’ Wat blijkt: niet alleen om de krant ter wille te zijn, maar vooral als een morele schok voor de bezoekers, heeft D’Onofrio Zidane naar Luik gehaald. Lucas Biglia, Mbark Boussoufa, Nicolás Frutos, … ze zijn voor de aftrap allemaal van de kaart en kijken met bewondering naar de Franse wereld- en Europees kampioen. Standard had de match toen al half gewonnen, het zou 2-0 worden.

Vercauteren

Inmiddels in Rusland. Na Maes was er nog een tweede trainer in wie Paul Gheysens geïnteresseerd was: Frank Vercauteren. Ook hij had een meeting met de grote baas van Ghelamco, in aanwezigheid van Patrick Decuyper. Vercauteren, vorige week vanuit Rusland: ‘Waasland-Beveren en STVV polsten me ook, maar die heb ik direct afgewezen. Voor Antwerp had ik wél interesse, maar ik vond het gesprek weinig concreet, nogal vaag. Het leek me eerder een informele babbel. Hadden ze dat opgevolgd, ik was zeker geïnteresseerd. Ik weet niet of de komst van Luciano dat dossier opnieuw kan lanceren.’

Dat had gekund. Zij die Standard volgden, weten het immers. Als de komst van Roland Duchâtelet in juni 2011 (de weduwe van Robert Louis-Dreyfus verkocht haar aandelen aan de Limburger) Luciano D’Onofrio niet uit Luik had verdreven, was niet José Riga de nieuwe coach, maar Frank Vercauteren. Die was dan die zomer niet naar Al Jazira vertrokken, maar had Genk ingeruild voor Sclessin. Luciano had immers gezien dat zijn broer Dominique in overdrive aan het gaan was en wilde hem beschermen. Voor Vercauteren, uitstekend bij Genk, had Luciano een boon.

De twee broers Dominique en Luciano zijn elkaars tegenpolen. Beiden werden getekend door het verlies, niet alleen van hun vader, maar ook van hun jongste broer Claudio, om het leven gekomen bij een werkongeval als late dertiger. Dominique verwerkte dat door uitbundig te leven, Luciano met iets meer discretie. In februari 2016 kwam er slecht nieuws vanuit Argentinië: Dominique bezweek er aan een hartaanval. Henri Depireux, een boezemvriend: ‘Dat heeft Lucien diep geraakt, hij plooide helemaal op zichzelf terug. Ik heb zelfs een tijdje gedacht dat hij zou verdwijnen uit België, emigreren.’ Een andere oude bekende bestrijdt dat: ‘Hij verdeelde zijn tijd wel tussen Portugal, Florida en België, maar was meer in Luik dan iedereen dacht.’

Uiteindelijk wordt niet Vercauteren maar kersvers opa Laszlo Bölöni (64) de nieuwe trainer, een veteraan van vele oorlogen en om die redenen deze zomer nog afgewezen door Standardvoorzitter BrunoVenanzi. ‘Te oud.’ Ooit had Luciano de Roemeen, die nog voor Racing Jet speelde en goed bevriend was met Raymond Goethals, binnengebracht bij Sporting Lissabon, later ook bij Standard, waar hij de opvolger werd van Preud’homme. Volgelingen van de afscheidnemende Brugse coach vonden dat de Roemeen in Luik in zijn kampioenenjaar had geteerd op het werk van Preud’homme. Anderen waren dan weer van oordeel dat Bölöni het verticale voetbal van Preud’homme verrijkte met wervelend combinatievoetbal. Het vervolg was minder: net als Ivic was Bölöni, die in zijn tweede jaar veel minder kwaliteit had, vooral een coach met een korte levensduur.

Het worden op de Bosuil met die twee zestigers die elkaar terugvonden en samen aan dit project beginnen, boeiende tijden. De Roemeen is keihard, houdt afstand, beult af. Of het allemaal nog modern genoeg is – Bölöni werkte de voorbije twee jaar af en toe in Roemenië als analist – zal moeten blijken. Maar feit is, zoals een werknemer van de club het maandag omschrijft: ‘De boel is hier letterlijk ontploft, er is een pak kennis en mensen bij.’

door Peter T’Kint – foto’s Belgaimage

Luciano D’Onofrio torpedeerde de kandidatuur van Peter Maes en Johan Boskamp.

Antwerp heeft een serieuze portefeuille om de markt mee op te gaan.

Steven Defour? Nee, D’Onofrio gaat niet overbetalen, wel slim transfereren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content