Rolmodel op studs

© PHOTONEWS

Anouar Ait El Hadj maakte zondag op het veld van Genk zijn eerste doelpunt in eerste klasse en heel Molenbeek vierde op dat moment mee. Of hoe een kind uit de fel geteisterde buurt Zwarte Vijvers zijn gemeente Molenbeek een ander imago kan aanmeten.

Je moet als buitenstaander over een grote portie verbeelding beschikken om de wijk rond het metrostation Zwarte Vijvers in Sint-Jans-Molenbeek louter te beschrijven als een hellhole waar alleen verloren zielen rondlopen. Op een doordeweekse dag, wanneer de zon even opkomt, is het bijna over de koppen lopen. Mensen staan er gedisciplineerd in de rij te wachten om zoete gebakjes te halen bij de bakker of slenteren er langs de kleurrijke textielwinkeltjes en boetiekjes op de bochtige Gentsesteenweg die luisteren naar namen als Swag, Wiam Mode, Sousi, Boutique Sarah, Kayna, Rania Tex en Dilek Yamakoglu. De Chaussée de Gand, een levensecht labyrint waar de locals toch vlot hun weg vinden, is hét kloppende hart van een gemeente waar dertig procent van de bijna 100.000 inwoners jonger is dan 25 jaar.

Ik had tranen in de ogen toen iemand mij zei dat Anouar de meest gedisciplineerde jongen van de ploeg was.’ Driss Ait El Hadj, de vader van Anouar

Anouar Ait El Hadj groeide op in de gemeente Koekelberg, op tweehonderd meter van Zwarte Vijvers, maar hij voelt zich meer dan ooit Molenbeekois. Het is het soort district waar een politiecontrole een leven overhoop kan gooien en waar de lijn tussen slagen en falen flinterdun is. Waargebeurde of opgeklopte verhalen vloeien er zo in elkaar over dat fictie en realiteit niet meer te onderscheiden zijn. Straathoekwerkers in de wijk van Ait El Hadj constateren er al jaren dat de wooneenheden soms zo klein zijn dat tieners liever doelloos op straat rondhangen dan thuis op elkaars lip te zitten. Noem het maar een vorm van escapisme. Ondanks de vooroordelen die over hen de ronde doen, de georganiseerde chaos op straat en het gebrek aan sportinfrastructuur willen de meeste jongeren hier niet weg. ‘Ik zou nergens anders willen opgroeien dan in Molenbeek en Anouar denkt er net zo over’, zegt Bassim Akasri, boezemvriend van Ait El Hadj. ‘Mijn ouders hebben er al aan gedacht om te verhuizen, maar ik heb hen gezegd dat ik hier nooit wegga. We hebben alles wat we nodig hebben: voetbalpleintjes, het openbaar vervoer, winkels, enzovoort. Wij hoeven niet eens de gemeentegrenzen over te steken om plezier te maken. Voor het werk zijn we natuurlijk bereid te pendelen. Maar voor de rest? Wat hebben wij te zoeken in Ukkel of Sint-Pieters-Woluwe? Het is geen kwestie van niet durven, maar we zouden ons daar verloren voelen. Ik denk dat we voor een deel ook onze roots zouden verloochenen.’

Anouar met zijn zussen Inès (links) en Nisrine.
Anouar met zijn zussen Inès (links) en Nisrine.© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

KOOPMANSGEEST

Het levensverhaal van Anouar had even goed in Laken opgetekend kunnen worden. Want Driss Ait El Hadj, de vader van Anouar, kwam als baby van zes maanden aan in België en woonde tot zijn twaalf jaar op wandelafstand van het Heizelstadion. Toen hij een jaar of acht was, racete hij met zijn fiets of skateboard over het pleintje waar nu het gebouw van de voetbalbond staat. Een van zijn laatste herinneringen aan die buurt was de Europese finale tussen Liverpool en Juventus in 1985. Hij zag op straat hoe Italiaanse supporters op de vlucht moesten slaan voor Engelse heethoofden en toen hij ’s avonds weer thuis was, hoorde hij dat er meer dan veertig doden waren gevallen in het stadion. Niet veel later verhuisde de familie naar een pand naast Tour & Taxis. ‘Na vier jaar kwam KBC bij ons aankloppen’, vertelt Driss Ait El Hadj. ‘Ze wilden er hun hoofdzetel bouwen en kochten alle huizen op in de straat. Mijn vader weigerde het eerste bod en ging pas akkoord toen ze hem een bom geld gaven. De dag erna heeft hij zijn baas ingelicht dat hij zou stoppen met werken. Het leek wel alsof hij de lotto had gewonnen. Hij was 51 jaar en wilde van het leven profiteren.’

De grootvader van Anouar schafte zich enkele tientallen meters verderop een nieuw pand aan in de hoop dat KBC een tweede keer een dikke cheque zou uitschrijven, maar zo ver kwam het deze keer niet. De koopmansgeest zit wel in het DNA van de familie Ait El Hadj. Driss is al jaren een bekende handelaar in tweedehands auto’s in Molenbeek en ook Anouar had al vroeg de microbe te pakken. Driss: ‘Anouar had op zijn zes jaar al feeling voor zakendoen. Negen keer op de tien kon hij tot op honderd euro nauwkeurig schatten hoeveel ik voor een auto had betaald. Als dat een keer lukt, is dat puur geluk. Maar hij sloeg mij keer op keer met verstomming door het juiste bedrag te raden. Mocht hij geen talent gehad hebben als voetballer had ik hem misschien in de autohandel meegesleurd.’

Bassim Akasri en Anouar spendeerden uren op het voetbalveldje van het Parc Pierron in Molenbeek.
Bassim Akasri en Anouar spendeerden uren op het voetbalveldje van het Parc Pierron in Molenbeek.© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

Begin jaren tachtig kocht Driss in de Antoine Courtstraat het huis over van een politie-inspecteur en sindsdien is het gezin Ait Al Hadj verankerd in de wijk. Heel het leven van de kleine Anouar speelde zich uiteindelijk af op anderhalve kilometer van het ouderlijke huis. De gemeentelijke basisschool Armand Swartenbroeks was op vier minuten wandelen, zijn grootmoeder aan moederskant woonde beneden aan het kanaal en Anouar stal de show in het Parc Pierron. Op het pleintje, dat ingesloten is tussen het kanaal en de nieuwe Brunfauttoren die tegen het einde van het jaar de skyline van de wijk zal beheersen, werden er derby’s gespeeld op het scherpst van de snede. Als je van spektakel hield en niet opgezadeld wilde worden met een overdaad aan regels moest je in het Parc Pierron zijn. Maar het talent van Anouar kwam al veel eerder bovendrijven bij Jeunesse Molenbeek. ‘Anouar was nog geen vijf jaar toen hij voor het eerst bij mij kwam trainen’, zegt Anouars eerste trainer Mourad Akasri, die in een vorig leven eigenaar was van café Savio waar voetballers als Mbark Boussoufa, Marouane Fellaini en Nabil Dirar over de vloer kwamen. ‘Hij had op alle vlakken zo’n grote voorsprong op de rest dat ik na drie maanden aan zijn vader heb gezegd dat ik voor hem een test zou regelen bij Brussels. Mijn zoon speelde er al en ik ben rechtstreeks met de trainer gaan praten. Hij mocht op een woensdag gaan testen en de dag erna werd de papa op het secretariaat verwacht om de inschrijving af te ronden.’

WINTERTRANSFER

Bij Brussels werd Anouar serieus onder handen genomen door Jacques Morjau, een spraakwaterval die bijzonder karig is met lof richting zijn spelers. Toen Marc Degryse tijdens een tornooi Anouar feliciteerde voor zijn prestatie kon Morjau niet anders dan goedkeurend ja te knikken. Morjau besefte dat hij van Anouar en zijn kompanen een topploeg kon maken ( zie kader) en bij de U8 liet hij de jongens geregeld tegen U9’s spelen om de moeilijkheidsgraad van de wedstrijd te verhogen. ‘De grootste kracht van de ploeg was hun luisterbereidheid’, zegt Morjau. ‘We speelden op een dag tegen een Henegouwse ploeg waarvan de spelers een jaar ouder waren. Bij de rust stond het 16-1 en ik vreesde dat we aan dat tempo meer dan dertig doelpunten zouden maken. Daar hadden mijn spelers natuurlijk niets aan en ik vroeg hen om in de tweede helft op balbezit te spelen. Killian Sardella, die achteraan speelde, mocht enkel de bal afspelen indien iedereen in beweging was. Plots kreeg Anouar de bal en stond hij alleen voor doel. In plaats van te scoren, maakte hij rechtsomkeer en gaf hij een pass aan Killian. Dat was uiteraard niet de bedoeling. Anouar keek mij aan: ‘Coach, je had gezegd dat we niet meer mochten scoren .‘ Om maar te zeggen dat die kerels echt luisterden.’

Anouar kan het beeld verbrijzelen dat veel mensen hebben van Molenbeek en als gangmaker fungeren voor zijn leeftijdsgenoten.’ Abdel Hadnan, buurtwerker

In 2011 viel de ploeg uiteen: Alex Janga en Sardella tekenden bij Anderlecht en Anouar trok in de zomer naar Gent. In de herfst belde Kevin Vermeulen, jeugdcoördinator van Anderlecht, naar de ouders van Anouar om te zeggen dat hij verschillende positieve rapporten had ontvangen en dat hun zoon zo snel mogelijk naar Neerpede moest komen. Driss Ait El Hadj gaf uiteindelijk in december zijn fiat voor een overgang en hij liet Anouar het seizoen in Gent uitdoen. Driss: ‘Bij Gent begrepen ze onze keuze. Ze zeiden: als het niet lukt bij Anderlecht staat de deur bij Gent altijd open voor jouw zoon. Maar het grootste compliment kreeg ik van een afgevaardigde van Gent, die in het verleden België had vertegenwoordigd op de Olympische Spelen. Tijdens een tornooi in Koksijde nam hij mij even apart. ‘Ik zal jou eens iets zeggen: Anouar is de meest gedisciplineerde jongen van de ploeg .‘ Ik had tranen in de ogen. Ik zou ongelukkig geweest zijn mocht iemand gezegd hebben dat mijn zoon een fantastische voetballer is, maar veel lawaai maakt en onbeleefd is.’

Marktdag op de Parvis Saint-Jean-Baptiste in de schaduw van de Sint-Jan-de-Doperkerk.
Marktdag op de Parvis Saint-Jean-Baptiste in de schaduw van de Sint-Jan-de-Doperkerk.© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

MONSTERGEVECHT

Het welslagen van een voetbalcarrière hangt van zoveel factoren af dat het raderwerk op elk moment kan stokken. Bij Anouar was de permanente aanwezigheid van zijn vader de sleutel tot zijn succes. Papa Driss tekende op elke wedstrijd present en stapte zelfs het vliegtuig op om zijn zoon te vergezellen naar buitenlandse evenementen. Zijn entourage weet dus welke obstakels Anouar heeft moeten omzeilen om te geraken waar hij nu staat. Bij de U13, U14 en U15 van Anderlecht kwam hij in het vaarwater van monsters van het kaliber Eliot Matazo – nu bij Monaco – en moest hij soms tevreden zijn met een plaats op de bank. Op het internationaal tornooi in Bassevelde werd hij voor de halve finale tegen Barcelona naar de bank verwezen terwijl hij alle voorgaande matchen aan de aftrap had gestaan. Zijn vader protesteerde niet omdat hij oordeelde dat Anouar dat soort prikkels nodig had om beter te worden. ‘Toen we jong waren, dachten wij allemaal dat we profvoetballer kon worden’, zegt Bassim, die zijn droom probeert waar te maken bij RWDM. ‘Maar bij het ouder worden, merk je dat het een harde wereld is en dat de deuren soms dicht blijven. Anouar heeft het niet zomaar cadeau gekregen. Het is pas tijdens de Future Cup in Amsterdam van twee jaar geleden dat hij inzag dat er misschien een profcarrière voor hem in zat. Mijn zware operatie aan het schaambeen heeft hem ook de ogen geopend – hij weet dat het zomaar voorbij kan zijn.’

Anouar beseft dat hij bij elke baltoets het gewicht van een hele lichting jongeren uit Molenbeek sjouwt. Een generatie die een laag zelfbeeld heeft en kampt met een manifest gebrek aan zelfvertrouwen. Na bekende namen als Mustapha Aabbassi (futsal), Mohamed El Marcouchi (boksen), Mohamed Boulef (kickboksen) en Ibrahim Ouassari (oprichter Molengeek) is Anouar de volgende in de rij die als rolmodel moet dienen voor zijn stadsgenoten. ‘Op nationaal vlak kan Anouar het beeld verbrijzelen dat veel mensen hebben van Molenbeek’, beweert Abdel Hadnan, buurtwerker van het Nederlandstalige jeugdhuis Centrum West. ‘En misschien als gangmaker fungeren voor zijn leeftijdsgenoten en hen helpen om hun toekomstperspectieven op te waarderen.’

Driss Ait El Hadj, de vader van Anouar.
Driss Ait El Hadj, de vader van Anouar.© BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

Award voor Ait El Hadj in Lokeren, trainersrelletje in Oostende

Het toenmalige FC Brussels, intussen opnieuw omgedoopt tot RWDM, had een kleine vijftien jaar geleden goud in handen. Van de U7 tot de U9 werd de ruggengraat van de ploeg namelijk gevormd door Noam Emeran (U23 Manchester United), Alex Yanga (ex-Anderlecht), Killian Sardella, Walid Saidi (Union) en Anouar Ait El Hadj. Met behulp van enkele vuistregels creëerde trainer Jacques Morjau, die nog altijd trainer is bij RWDM, een haast professioneel werkklimaat waarin begrippen als respect en discipline voorrang kregen. Elke speler had zijn vaste plaats in de kleedkamer, douchen was verplicht en heel de ploeg ging na een wedstrijd samen de kantine binnen. Het talent van de ploeg deed de rest. ‘Ik herinner mij een bepaalde editie van de Voskescup in Lokeren’, aldus Morjau. ‘Wij hadden geen enkele match verloren, maar we speelden slechts voor de plaatsen vier tot acht. Toen ik op een gegeven moment een koffie stond te drinken, hoorde ik enkele juryleden debatteren over wie tot speler van het tornooi moest worden uitgeroepen. De vijf genomineerden waren allemaal spelers van Brussels… Ik zei dat ze de beker aan de hele ploeg moesten geven, maar dat mocht niet. Uiteindelijk kwam de wereldgoal van Anouar tegen Genk ter sprake – een wedstrijd die we met 6-2 wonnen – en op basis daarvan kreeg hij de beker.’

Nu en dan werd het bonte en multiculturele gezelschap van Morjau geconfronteerd met ongefundeerd vijandschap. Zoals die ene keer tegen Roeselare tijdens een tornooi in Oostende. Morjau herinnert zich dat de trainer van Roeselare een misplaatste opmerking maakte over het aantal vreemdelingen bij Brussels. ‘Hij wist niet dat ik Nederlands praatte en hij sprak mij in het Frans aan. Hij zei letterlijk: ‘Wij zijn niet zo voor vreemdelingen. Als er eentje komt testen en hij is echt goed, dan mag hij blijven. Anders proberen we zo veel mogelijk te vermijden dat ze bij ons komen voetballen .‘ Wel, wij hebben die jongens een pandoering gegeven. Wat mij het meest stoorde, was de manier van coachen van die trainer. Hij moedigde zijn spelers aan om erin te vliegen en ons kapot te maken. Ik ben na de match bij hem geweest en ik heb hem in het Nederlands gezegd wat ik van hem vond. ‘Leuk dat je als coach kinderen aanzet om grove fouten te maken. En tussen haakjes: die vreemdelingen waar jij het over had, hebben jullie voetballes gegeven.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content