Elke week verzamelt Sport/Voetbalmagazine meningen over een pertinente vraag.

Een heuse spreadsheet heb je nodig om het aantal opstellingen van Club Brugge bij te houden. Vijf, zes wijzigingen per wedstrijd – en dat zijn er veel in deze drukke periode – het valt op. Slechts enkele mensen zijn ‘zeker’van hun stek: linksachter De Bock, rechtsachter Meunier, centrale verdediger Duarte en doelman Ryan. Sinds zijn komst ook aanvaller Gedoz. En spelmaker Vázquez, op de match in Oostende na. De rest pendelt tussen basis, bank en tribune.

Zo komt iedereen aan spelen toe en blijft de hele kern voeling houden met voetbal op het hoogste niveau. Maar schaadt het ook niet de automatismen? Zondag, zo gaf Michel Preud’homme na de nochtans duidelijke 3-0 tegen Standard aan, speelde Club zijn slechtste voetbal van het seizoen. Dat gebeurde eerder dit jaar nog na een Europese zege, denk maar aan de belabberde prestatie in Mechelen. Toen heette het dat de derde wedstrijd binnen de week de match te veel was voor jongens die pas terug waren uit blessure (Odjidja, Castillo), op een positie stonden die niet de hunne was (Vázquez), dan wel drie matchen binnen de acht dagen moeilijk verteerden (Menegazzo). Maar zie: een maand later is de kern kwalitatief verruimd, mag frisheid geen thema zijn, maar lukt het nog niet. Ligt het dan aan het roteren of zal dat laatste later op het seizoen renderen en moet Club gewoon door een moeilijk moment?

Trainer Glen De Boeck somt voor- en nadelen op: “Een voordeel is ongetwijfeld dat iedereen speelt en betrokken is. Dat houdt een groep rustig, iedereen voelt dat hij op speelkansen kan rekenen en traint tijdens de week geconcentreerd. Voor een stuk is dat ook de fout van het competitieschema, het nieuwe format is intussen bij de clubs goed bekend. Op termijn gaat het de frisheid van de spelers zeker ten goede komen. Club was er vorig jaar Europees niet bij en werd snel uit de beker gebonjourd, dat is nu anders. Het grote nadeel vind ik dat er niet alleen frisheid is, maar ook iets als vorm. Individuele vorm, maar ook collectieve vorm, elkaar vinden, elkaar aanvoelen. En dat groeit eigenlijk maar als je veel met dezelfde mensen samen speelt. Als trainer neig ik toch naar die manier van werken.

“Als speler zou ik het ook heel moeilijk hebben met de aanpak van Michel, dat geef ik toe. Ik refereer daarbij aan de goeie periode van Anderlecht onder Aimé Anthuenis. Toen waren het bijna altijd dezelfde elf of twaalf man die alles speelden. Champions League, competitie… En dat ging ook. Ik heb dan ook altijd zeer veel vragen bij opmerkingen dat spelers geen twee, drie wedstrijden per week zouden kunnen spelen. Als je het wat verstandig aanpakt en je goed verzorgt, lijkt dat me geen enkel probleem. Er is toch niks leukers dan om de drie, vier dagen te mogen voetballen?

“De vraag ‘ligt het mindere spel van Club aan het roteren’ vind ik een moeilijke. Volgens mij is dat niet meetbaar. Niet vergeten dat Club Brugge eind augustus veel nieuwe spelers haalde die de competitie nog niet kenden. Die zitten met een aanpassingsperiode. Hoe meer zij nu spelen – en ik vermoed dat ze daarom wat vaker in actie komen – hoe sneller ze met de andere jongens automatismen kunnen ontwikkelen. Op termijn, denk ik, zal het allemaal wel evolueren naar een elf met meer vastheid.

“Omdat ik niet dicht genoeg bij de groep sta, kan ik niet zeggen of de rotatie ook niet te maken heeft met het ‘beheer’ van spelers. Bij Oulare hebben ze dat al toegegeven, dat hij slechts af en toe speelt omdat hij fysiek nog niet rijp is. Ik heb dat indertijd ook moeten doen met spelers. Met Jasjtsjoek bij Cercle onder meer, of D’Ulivo in Beveren. Als je die spelers te veel wedstrijden na elkaar liet spelen, riskeerde je ze voor langere tijd kwijt te zijn. Gebeurt dat nu ook met pakweg Vázquez of Refaelov? Het is wel geen toeval dat de verdedigers meer zeker zijn van hun positie dan de aanvallende spelers. Dat heeft te maken met minder concurrentie op die positie, maar ook met hogere eisen. En aangezien Club zeer veel spelers van een gelijkwaardig niveau heeft, wordt er in het aanvallende compartiment meer gewisseld. Ook tijdens de wedstrijden.”

Communicatie

Ook Pascal Renier, ex-speler van Club en dezer dagen werkzaam in het management van spelers, zegt dat hij als speler “ambetant” zou zijn geweest van al dat wisselen. Renier: “Daar ligt de grote taak van de trainer: in de communicatie. Zeer duidelijk én coherent uitleggen aan al je spelers waarom je het doet. Als je daarin slaagt en je krijgt iedereen mee, hoeft het in principe niet ten nadele te zijn van het spel. Als iedereen tijdens de tactische besprekingen een beetje oplet, moeten de grote lijnen duidelijk zijn, want het concept verandert niet. Maar het vergt wel communicatie, want binnen zo’n groep heb je toch grote verschillen. Iemand als Menegazzo, een flinke dertiger: diens carrière is gemaakt, zowel financieel als sportief. Er blijft de eer, een voetballer wil alles spelen, maar die snapt wat makkelijker dat hij op donderdag in Helsinki in de basis staat en tegen Standard in de tribune zit. Maar ik kan me inbeelden dat Silva, voor één jaar gehuurd en dus op zoek naar een nieuw contract of een nieuwe ploeg, zich méér wil tonen dan in de Europese matchen. En dat Engels knarsetandt, als hij twee keer scoort in Oostende en dan Europees – wedstrijden die iedereen volgt – moet toekijken.

“Wat ook speelt – en wat misschien een beetje het goeie Europese parcours van Club tot dusver verklaart – is het verrassingseffect. Onze managementgroep heeft zes spelers in de kern van Helsinki en ik ken de assistent behoorlijk goed. Die belde me in de aanloop naar de match om te weten hoe Club zou spelen. Ik heb hem gezegd: eerlijk, ik wéét het niet. In de Belgische competitie speelt dat effect minder, denk ik.”

Tevreden

Wetenschappelijke begeleiding is het dada van de directie. Spelers worden voortdurend gemonitord en wie een paar dagen in het rood traint, wordt even uit de groep gehaald. Dat is volgens Geert De Vlieger een verklaring voor het roteren. Ook hij wijst naar de competitieformule. De Vlieger: “We weten inmiddels allemaal dat de maanden maart, april en mei money time zijn. Iedereen tegen dan fris krijgen is de boodschap, ook al weten we dat pieken niet vanzelfsprekend is. Standard heeft het vorig jaar ook geprobeerd, door de Europa League wat minder belangrijk te maken en vooral daar te roteren. Maar het is niet gelukt. Club doet het anders, het wil meestrijden op alle fronten, het is niet zo dat de sterkste ploeg hier speelt en een mindere daar.

“Wetenschappelijke begeleiding leert je veel over de fysieke capaciteiten van een speler. Dat Anderlecht van vroeger, dat had spelers als Goor, Dheedene of Vanderhaeghe, jongens die veel kilometers konden en moesten maken om steeds beter in vorm te geraken. Club heeft andere types, je kunt moeilijk vergelijken. Zeker in het offensieve gedeelte, en het is inderdaad daar dat Club vooral wisselt, zijn frisheid en creativiteit belangrijk.

“Eén argument zou ik wel van tafel durven vegen: dat je met rotatie iedereen tevreden houdt. Daar is Preud’homme écht niet mee bezig.”

DOOR PETER T’KINT

“Iedereen tevreden houden, daar is Preud’homme écht niet mee bezig.” Geert De Vlieger

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content