Andrej Urnaut snijdt een nieuw hoofdstuk aan in zijn carrière : hij wordt straks trainer van Lennik.

Rots in de branding, altijd en overal. Zo zou je bondig de Sloveen Andrej Urnaut (36) als volleyballer kunnen omschrijven. Receptie, aanval, service, verdediging, blok : hij heeft het allemaal met klasse gedaan. Urnaut had wellicht ook aan de pass kunnen staan. Zijn carrière mag dan ook gezien worden. Op zijn zestiende begonnen bij het bescheiden Ravne. Daarna een strenge en gedegen opleiding en vijf jaar vaste waarde bij Mladost Zagreb (drie titels, vier bekers en Europees vicekampioen), een jaar bij het Italiaanse Cuneo, twee seizoenen bij Milaan, zes jaar bij Maaseik, een jaar bij Nice en twee jaar bij Everbeur.

Vanaf begin augustus gooit Urnaut als debuterend trainer bij Lennik al die internationale ervaring in de volleybalschaal. Hij krijgt er ex-Maaseikmaat Claudio Gewehr als assistent. Van speler tot trainer, een logische stap ? Urnaut : “Ja, na 20 jaar actief volleybal zit de microbe diep en heb je wel wat volleybalbagage. Al is spelen uiteraard niet hetzelfde als training geven of coachen. But I know the game en ben als beginner goed omringd in Lennik. Claudio weet toch ook waar het in volleybal om gaat en voor het conditionele aspect hebben we Marc Walraevens die al jaren ervaring heeft op dat vlak.”

Urnaut weet nog niet hoe hoog hij de lat wil leggen het eerste seizoen als trainer. “We moeten er in eerste instantie gewoon mee leven dat Maaseik en Roeselare een groter budget hebben. Ze zijn dus financieel en daardoor sportief sterker. En tussen Lennik en Everbeur gaapt er opnieuw een verschil van 10 miljoen : omgerekend drie tot vier goede spelers. Het is misschien een cliché, maar ik wil goed werk afleveren met een team dat samenhangt. Belangrijk is dat we goed volleybal brengen. Daarna zien we wel. Ik heb ik elk geval voldoende ervaring. Maar da’s niet voldoende om als coach op de bank te gaan zitten.”

Lennik liet zich niet onbetuigd op de transfermarkt. ” Svetozarevic maakte een grote progressie en liet bij Roeselare zeer goede dingen zien. Ik hoop dat hij dat bij Lennik bevestigt. Soica is een heel ervaren middenspeler die enkele jaren sterk presteerde in Frankrijk, waar hij bij Poitiers samen speelde met Ben Croes. Ze vonden elkaar blindelings. Maar dat was drie jaar geleden.” Bondscoach Spaenjers zegt dat Soica met zijn 33 vrij oud is en dat zijn service eerder matig is. “Die uitspraak laat ik voor de rekening van Marc Spaenjers. Ik kan enkel maar zeggen dat ik 100 procent geloof in de nieuwkomers, waaronder naast Svetozarevic en Soica ook nog Brecht Van Kerckhove.”

Maaseik beschikt over een collectief geheel, waarbij iedereen heel sterk serveert. Is dat niet het grote verschil met Lennik. Urnaut : “Volleybal is niet enkel alleen serving, het is een complete sport. Je moet aan alle facetten werken. We beschikken in elk geval over sterke individualiteiten, het komt er nu op aan to put everything together. Trouwens, ook Lennik heeft een sterke service. Bergmann, Svetozarevic, Strickland, Delanghe.”

Het professionalisme dat bij Roeselare en Maaseik heerst, werkte aanstekelijk. “Maaseik blijft de meest professionele club van het land, op het niveau van de betere Italiaanse clubs zelfs. Lennik kan op dat vlak nog groeien, maar er wordt aan gewerkt. Dat merk ik. Wij worden algemeen getipt als de nummer drie, maar het is niet mijn stijl om prognoses te maken. De competitie eindigt in april volgend jaar. Dan pas is geweten of dat lukt. Ik kan enkel zeggen dat ik in dit team geloof.”

Voor het zover is moet Urnaut nog aan de voorbereiding sleutelen. “We moeten het programma nog definitief vastleggen, maar ons seizoen zal begin augustus starten. We zullen aanvankelijk wel onze twee Roemenen – Dumitrescu en Soica – missen omdat ze in augustus een WK-kwalificatie spelen. Fred Delanghe blijft in principe als beachvolleyballer actief tot medio augustus, als de Belgische beker wordt gespeeld in Brussel. En Bergman speelt wellicht half september met Duitsland het EK in Tsjechië.”

Urnaut speelde vorig seizoen sterk en had dus nog gerust voor een jaartje langer als speler kunnen opteren. Toch koos hij voor het trainersschap in Lennik. Urnaut : “Ik had in eerste instantie geen voorstellen als trainer, wel als speler. Everbeur vroeg me om te blijven. Maar toen kwam Lennik met een voorstel en ik vond het opportuniteit die ik niet kon laten liggen. Ik heb het niet over centen, maar over het niveau en de organisatie van Lennik. Als je als trainer kan starten bij één van de top-3 clubs van het land, mag je gewoon niet aarzelen. Maar ik had inderdaad gerust nog een tweetal seizoenen kunnen spelen. Al vind ik twintig seizoenen niet slecht geboerd ( lacht).”

Bij Maaseik trainde Urnaut meerder jaren onder Anders Kristiansson. Hij stak dan ook veel op van de Trainer van het Jaar. “Ik heb onder hem vier keer kampioen gespeeld, dat zegt al veel. Maar ik wil straks geen kopie zijn, van niemand. Ik heb bij Mladost, Cuneo, Milaan, Nice en Maaseik gespeeld. Ik zal proberen om van al mijn ex-trainers het beste over te nemen en zo tot een eigen trainersprofiel te komen. Ik zal dus ook geen kopie zijn van Kristiansson. Hij heeft zijn manier van werken en niet iedereen kan die manier aan.”

Volgend seizoen wordt het nieuwe competitiesysteem voor het eerst gehanteerd. Wat vindt de nieuwe trainer van Lennik daarvan ? “Vooral vanaf de tweede fase, de play-offs dus, wordt het interessant omdat er wekelijks geknokt zal moeten worden. Vooral omdat er nu toch een zestal ploegen kwaliteit in huis hebben. Het nieuwe systeem zal het Belgische volleybal zeker ten goede komen. Als sport, maar ook naar de kijker toe.” Lennik heeft de reputatie van een thuisteam te zijn. Urnaut wil daar verandering in brengen. “Als dat inderdaad zo zou blijken, zal ik daaraan werken. Maar vraag me nu nog niet hoe.

Urnaut: “

Urnaut speelde jaren in het mekka van het volleybal, in de sterkste competitie van de wereld, de Italiaanse. Een ervaring die hij koestert. Urnaut : “Werkelijk prachtig. Er speelden toen slechts twee buitenlanders per ploeg, en ik was daar één van. De competitie was ook totaal anders dan nu. De beste ploegen waren destijds Ravenna, Treviso, Parma en Milano. Bij Treviso speelden ronkende namen als Bernardi, Cantagali, Tofoli, Gustafsson en Tonev. Milaan had de Amerikaan Jeff Stork, Cverdlik in receptie, middenmannen Lucchetta en Galli, Zorzi als opposite, en twee jonge Italianen. Parma pakte uit met onder meer Blangé, Carlao en Renan. En Ravenna beschikte over Kiraly, Timmons, Vullo, Macarelio en Gardini.”

Als je al die namen hoort, zou je denken dat de Italiaanse competitie toen nog zwaarder was dan nu. “Je kan niet vergelijken. Volleybal is zoveel veranderd sindsdien. Side-out-point, de opslag die het net mag raken, de libero… Vroeger kon je drie uur doen over drie sets, nu is een vijfsetter in anderhalf uur afgelopen. Volleybal is in elk geval aantrekkelijker geworden. Anderzijds is de service enorm belangrijk geworden en wordt daar veel nadruk op gelegd.

“Elk jaar wordt een stukje van de achterstand ten opzichte van Italië weggeknabbeld. Zie Parijs, dat de Champions League won. Het brons van Maaseik. Italië kan zich niet langer zoveel buitenlanders veroorloven. Door het openbreken van de grenzen kunnen betere spelers nu ook elders terecht. Ook omdat er meer geld is in andere landen. Neem nu België : het volleybal hier is de afgelopen vijf jaar ongelooflijk gegroeid. Dit jaar was België al goed vertegenwoordigd met het goud voor Kieldrecht en het brons voor Maaseik. En de kloof zal in de nabije toekomst nog kleiner worden. De topclubs investeren fors en er worden steeds meer betere buitenlanders aangetrokken. En ik zou de meeste importspelers sinds het Bosman-arrest niet eens buitenlanders noemen. Het zijn Europeanen. Ik verwacht écht veel van de volgende competitie. Er zijn minstens zes sterke teams.”

door Marc Lerouge

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content