‘ROUBAIX ZIE IK HEM NIET WINNEN’

© TIM DE WAELE

Achter elke wielertopper staat … een vader die trouw koers na koers langs de kant staat. ‘Ik ga het missen. Voor mij had Tom nog vijftig jaar mogen koersen.’ André Boonen over het afscheid.

‘Of ik content ben dat Tom stopt?’, herhaalt André Boonen onze openingsvraag. De vader van Tom denkt er een halve minuut over na. Niet zijn gewoonte, want hij is al even rad van tong als zijn zoon. ‘Neen, content is niet het juiste woord’, besluit André. ‘Voor mij had Tom vijftig jaar mogen koersen. Winnen verveelt niet. Langs de andere kant is er dat gevoel dat het eindelijk eens rustiger mag worden. Ons gezin leeft sinds het begin van zijn carrière met honderd per uur. Natuurlijk zijn er momenten dat je dat beu bent, maar ik weet nu al zeker dat ik het ga missen.’

André Boonen maakte de meeste van Toms koersen live mee. Wie wist waar te kijken, zag hem elke Ronde van Vlaanderen een keer of vijf in beeld verschijnen. ‘Ik en mijn vrouw zijn afstekers: we snijden stukken van het parcours af om Tom zo veel mogelijk te zien. Op voorhand goed gepland, zodat hij wist waar we zouden staan. En ons dan op het eind naar de finish haasten, vol adrenaline als Tom een kans maakte. Een verslavende hobby die ik niet ga opgeven. Als hij zin heeft, pak ik Tom volgend jaar mee.’

U hebt zelf goed vijf jaar in het profpeloton gereden. Wat voor coureur was u zelf?

ANDRÉ BOONEN: ‘Een platte kermiscoureur. Tot en met de liefhebbers stond ik mijn man, maar bij de profs begreep ik snel hoe laat het was. Voor de top woog ik te licht. Ik heb het een paar jaar als knecht geprobeerd. Eerst voor Frans Van Looy en nadien voor de gebroeders Planckaert, maar eigenlijk was dat ook te hoog gegrepen. Ik zakte af naar het niveau van de kermiskoersen, waar er in die jaren veel van waren. Met mijn snelheid kon ik daar wel iets betekenen, maar winnen was er zelden bij. Ik heb een jaar of acht in dat circuit rondgetoerd. Tot ik een kwetsuur kreeg aan mijn zitvlak die van kwaad naar erger ging.’

Tom heeft dezelfde blessure gehad. Zo’n bilnaadblessure kan een carrière breken.

BOONEN: ‘Het zijn een soort fistels die enorm hinderen, zeker als ze ontsteken. Je moet er op tijd bij zijn en veel rust nemen of het komt niet meer goed. Ik heb dat laten wegsnijden, maar bij mijn comeback ging de wonde weer open, met alle gevolgen van dien. Ik smoste nog voort, maar vanbinnen wist ik dat het op was.

‘Tom is van bij zijn geboorte verbonden met de koers. Hij is een Putte-Kapeller. (lacht) In 1980 reed ik de Sluitingsprijs. Mijn vrouw voelde ’s ochtends al iets, dus ik spande mij in om vroeger thuis te zijn, hoewel dat eigenlijk allemaal nog niet voorzien was. Ik stond nog niet binnen of mijn vrouw haar water brak. Tom kwam vroeg, maar zoals een echte ster heeft hij toch nog op zich laten wachten: het was een lange, moeilijke bevalling.

GEEN ROOFBOUW

Wanneer bent u zich bewust geworden van Toms talent?

BOONEN: ‘Dat is in twee fasen gegaan. Mijn ogen gingen open bij de Grote Prijs Wilfried Peeters, een beloftekoers in Mol. Tom was ontsnapt en pakte twintig seconden. Het peloton organiseerde zich en toch zagen ze hem niet terug. Dan moet je een stukske met de velo kunnen rijden. Ik wist toen: hij kan prof worden, maar dat het echt een topper ging zijn, besefte ik pas in die beruchte Parijs-Roubaix, toen hij op het podium stond met Johan Museeuw. Ik en mijn vrouw waren weer aan het afsteken langs het parcours, met het idee: straks vissen we Tom hier uit de gracht. Hij was al heel de dag in de aanval, dat blijft toch niet duren? Maar het duurde wel, ze kregen zijn machien niet afgezet. (lacht) Ik dacht: verdomme, als je zo kunt koersen. Tom heeft een schone toekomst.

‘Ik was beroepsrenner geweest. Ik wist wat je ervoor moet doen, maar ook dat er velen geroepen zijn en weinigen uitverkoren. De stap van liefhebber naar beroepsrenner is enorm en zou Tom dat wel in zich hebben? Het had ook een coureur van mijn niveau kunnen worden. Eigenlijk heb ik altijd gevreesd dat hij bij de profs zou stagneren. Tom reed als nieuweling met een volwassenenfiets. Op zijn vijftiende was hij 1,80 meter groot. Dan hoor je: hij zal vroegrijp zijn. Had gekund, hè. Het bleek niet zo te zijn.’

Ooit schreef ik een artikel over de jeugdconcurrenten van Tom Boonen: Gert Steegmans, Roy Sentjens en Davy Commeyne. Zij zagen hem destijds als ‘een renner van net niet’.

BOONEN: ‘Dat was ook zo. Steegmans en Sentjens waren de grote talenten. Zij wonnen meer en vooral makkelijker. Maar nadien zijn ze wel blijven hangen. Hoe dat komt, weet niemand. Als je hen bij de jeugd bezig zag, had je het nooit kunnen voorspellen.

‘We hebben het bij de jeugd nooit te serieus genomen. Rustig aan, stap voor stap, we zien wel waar het schip strandt. Ik herinner me een belangrijke koers bij de nieuwelingen. Via via hoor ik dat Steegmans trainde met een rugzak met gewichten. En het bleek geen larie, ik heb het zelf gezien. Toen dacht ik: zoiets doen wij niet. Dat is forceren, roofbouw plegen op je lichaam. Tom werd nipt geklopt door Steegmans, maar ik dacht er het mijne van. Je moet trainen en ervoor leven, maar binnen gezonde grenzen. Zelfs aan trainingsschema’s of wetenschappelijke tests hebben we nooit meegedaan. Het was: voelt Tom zich goed, dan trainen we. Loopt het minder, doe dan maar kalm aan.

‘De overwinningen van Sentjens en Steegmans begonnen Tom op een bepaald moment wel te frustreren. Hij was een echte beuker, die mannen wisten dat en profiteerden. ‘Boonen zal de gaten wel toe rijden.’ En hij dééd dat nog ook, keer op keer. De anderen begonnen hem te plagen: ‘Lukt het niet meer, Tom?’ Toen heb ik ingegrepen. Het was koers in Waanrode. Biljartvlak, 99 procent kans op een massasprint. Wat er ook gebeurde, Tom mocht die dag niet aanvallen en geen kopwerk doen. Deed hij het toch, dan moest hij maar alleen naar huis fietsen. Hij koerst die dag met een gezicht op onweer, maar … wint wel met drie fietslengtes de spurt. Waanrode was de klik. Nadien zou niemand nog plagen.’ (lacht)

Hoeveel ouders vroegen u al wat de geheime formule is om van je zoon een wielertopper te maken?

BOONEN: ‘Ontzettend veel, maar wat kan ik zeggen? Laat je zoon doen, laat hem genieten en misschien wordt het een goeie – misschien ook niet. Je kunt niemand opkweken tot coureur. Als dat kon, dan reden er nu twee Boonens bij Quick-Step. Onze Sven wou ook prof worden, maar kwam tekort.’

Hoe was het om één zoon te hebben die veel aandacht krijgt, waarschijnlijk te veel, terwijl er nog een tweede zoon rondloopt die voor jullie even hard meetelt?

BOONEN: ‘Wij hebben geluk. Onze zonen komen heel goed overeen. Tom zoekt Sven geregeld op en betrekt hem bij veel. Zoiets kan inderdaad heel anders lopen, en dan krijg je problemen.’

Hoe belangrijk is Wilfried Peeters voor zijn carrière geweest?

BOONEN: ‘Bijzonder belangrijk. Ze zitten nu veertien jaar samen bij Quick-Step, maar Wilfried volgt Tom al veel langer. Tom kwam de Fitte vaak tegen op training toen hij twaalf, dertien jaar was. Ik weet nog dat hij van Wilfried een zonnebril kreeg. Tom zweefde. Een zonnebril van een echte wielerprof en die geeft dat aan mij! (lacht) We kenden elkaar al een eeuwigheid en ook de families waren bevriend. Dat gaf vertrouwen. Wanneer Tom met de Fitte op pad was, wist hij zeker dat er goed voor hem gezorgd zou worden.

‘Nu denk ik dat Tom over het algemeen geen moeilijke coureur is voor zijn ploeg. Hij zal geen orders naast zich neerleggen, wel integendeel. Wanneer Tom in zijn koersen goed geholpen wordt, dan legt hij zich graag plat voor een ander.’

Uw zoon heeft grote overwinningen weggeschonken aan ploegmaats: Niki Terpsta wint Roubaix omdat heel het peloton naar Tom Boonen kijkt. Idem voor de twee zeges van Stijn Devolder in de Ronde Van Vlaanderen.

BOONEN: ‘Hij rijdt bij de sterkste ploeg, maar ze doen elkaar de duvel niet aan. Wie eerst weg is, wordt beschermd. Dat is een heldere afspraak, maar het kan gebeuren dat je daardoor gevangen zit. Wanneer je superbenen hebt, is dat kloterij, ja.’

In zijn laatste seizoen zal hij het toch niet meemaken? Als Tom ooit egoïstisch mag koersen, dan nu.

BOONEN: ‘Dat weet ik niet. Het is geen geheim dat dit zijn laatste jaar is en dat maakt de zaken er niet makkelijker op. Rond zijn laatste Parijs-Roubaix wordt zo veel tamtam gemaakt dat het bijna onmogelijk is om daar goed te rijden. Was ik een concurrent van Tom, dan zette ik me in zijn wiel: ‘Doe het nu maar, jongen.’ Hij zal die dag moeilijk in koers geraken, vrees ik. Ik zie hem Roubaix niet winnen.’

ZIGEUNERSBESTAAN

Is hij fysiek zo goed als hij ooit was?

BOONEN: ‘Zeker wel. Ik schrok er deze winter van. Toen de Ronde van Qatar werd afgelast, ging ik met hem op stage in Calpe. Ik heb hem daar zien afzien op een manier die je bijna niet gelooft. Zes uur trainen in guur weer, heuvel op, heuvel af. Als ik dan terugdenk aan hoe ik zelf vroeger was… ‘Het gaat misschien regenen, we blijven maar binnen.’ (lacht) Tom is tot op het einde supergemotiveerd gebleven. Dan kun je wel eens denken: stopt hij niet te vroeg?’

Zegt u het maar.

BOONEN: ‘Misschien is hij zo gedreven omdat het de laatste loodjes zijn? Neen, over de beslissing om te stoppen mag ik niks zeggen. Dat is zijn keuze. Hij gaat het wielrennen zeker missen. Dat zigeunerbestaan heeft iets. Vandaag in Spanje, morgen in Argentinië, overmorgen Qatar. En altijd met de ambitie om iets neer te zetten. Dat is een mooi leven, toch? Volgend jaar denkt Tom: reed ik er nog maar tussen. Het kan bijna niet anders of die gedachte komt vroeg of laat naar boven.’

Zijn zware val in de Ronde van Abu Dhabi heeft er bij hem ingehakt. Ook voor het thuisfront was dat schrikken.

BOONEN: ‘Ik kreeg telefoon van Patrick Lefevere. Die belt alleen als het serieus is, en ik wist dat Tom die dag moest koersen. ‘De beelden zien er vies uit’, waarschuwde Lefevere, ‘maar Tom is nog zelf in de wagen gestapt. Het zal dus wel meevallen. We voeren hem voor de zekerheid naar het ziekenhuis.’ Daarmee weet je iets maar ook niks, hé. Dus wij heel de dag bellen, hopen, wachten. Je wilt niet denken aan wat Stig Broeckx overkwam, en toch spookt dat onvermijdelijk door je hoofd. Verdomme, en de tweeling is nog maar juist geboren. ’s Avonds laat belde hij terug en kon ik eindelijk herademen. Een lange dag voor het gezin Boonen.

‘Alleman is het vergeten, maar nog veel bangelijker was die infectie op zijn elleboog. Tom viel met zijn mountainbike en had een krasje dat je amper zag. Om te lachen, ik denk zelfs dat hij gewoon voort trainde. Twee dagen later staat hij op met een arm zo dik als een boomstam. Direct naar het ziekenhuis, zei de dokter. Het bleek een vleesetende bacterie, stomweg opgelopen in de bossen van de Kempen. Het is kantje boord geweest of ze moesten Tom zijn arm amputeren.’

Ga je bij zulke ellende niet denken, met een tweeling thuis: moet ik wel verder fietsen?

BOONEN: ‘Zo mag een mens nooit redeneren, dan doe je niks meer. Niemand weet wat er morgen komt. De tweeling heeft wel iets veranderd. Renners zijn wekenlang weg van huis. Als je zulke pagadders na een dag of tien terugziet, dan kom je thuis naar een ander kind, hé. Tom mist zijn dochters enorm. Dat heeft zeker meegespeeld in zijn beslissing om te stoppen.

‘Ik had compassie met hem tijdens de Omloop Het Nieuwsblad. Deze winter duizenden kilometers met de fiets gereden, zijn gezin aan de kant geschoven, en niet eens zijn kansen kunnen verdedigen omdat een ander voor zijn wielen valt. Tom relativeert dat, daar is hij specialist in. Hij kijkt alleen maar vooruit. Koers verloren, morgen komt er een nieuwe kans. Er is druk, maar hij trekt zich er niks van aan. Wie die olifantenhuid niet heeft, gaat eraan kapot.’

Wint hij nog veel dit voorjaar?

BOONEN: ‘In de winter was ik zeker van wel, maar hij viel in de Omloop, werd ziek aan de vooravond van Kuurne-Brussel-Kuurne… Het hangt allemaal aan een zijden draad, maar dat is voor alle renners zo, behalve één: heb je Peter Sagan zien rondvliegen? Dat is een supertalent zoals er maar om de dertig jaar een opduikt. Het WK in Qatar heb ik hem zien winnen nog voor de start. Ik logeerde in hetzelfde hotel als de renners. Zondagmorgen staat Sagan achter mij in de rij voor het ontbijtbuffet. Hij schept daar niet één, maar twéé gigantische borden spaghetti bolognese op, met een stroom saus erbovenop van heb ik jou daar. Je gaat denken dat ik overdrijf, maar echt: dat waren bérgen! De andere coureurs stonden er schoon op te kijken met hun kommetje muesli: ‘Zou ik er water bijgieten of riskeer ik vandaag eens melk?’ (lacht) Win maar eens van zo’n oermens die overal zijn goesting doet en er nog mee wegkomt ook.

‘Dit seizoen is superhectisch, zelfs nog drukker dan het jaar dat Tom wereldkampioen werd. Dat maakt het niet gemakkelijker, maar het valt niet te vermijden. Het zou erger zijn mochten ze na Roubaix zeggen: ‘Hoe? Is Tom Boonen gestopt? Niks van gehoord.’ (lacht) Zijn populariteit is voor mij altijd een mysterie gebleven. Tom won veel, en dan zien de mensen je graag, maar er was nog iets extra’s. Maar wat? Zijn platte Kempische accent? Tom is tegen iedereen vriendelijk, steekt voor alleman zijn hand op. Maar is zoiets uitzonderlijk?’

DOOR JEF VAN BAELEN – FOTO’S TIM DE WAELE

‘De tweeling heeft wel iets veranderd. Tom mist zijn dochters enorm. Dat heeft zeker meegespeeld in zijn beslissing om te stoppen.’ – ANDRÉ BOONEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content