Nieuwe spellingen, die hebben ze bij Cappellen, momenteel een derdeklasser, altijd gaarne naar de maan geschoten. De schrijfwijze van de gemeentenaam evolueerde in de loop der jaren naar ‘Kapellen’, maar de club veranderde nooit iets aan zijn naam.

Op de grasmat zijn verwijzingen naar het verleden inmiddels wel uitgewist. Van de ravage die een V2 op het einde van de Tweede Wereldoorlog aanrichtte, is niks meer te merken. “Maar dat heeft lang geduurd”, getuigt oud-speler Jack Janssens (74), beter gekend als Kotter Janssens. “Die raket, die de hele tribune wegblies, was pal in de middencirkel geland. Ettelijke jaren had het veld daar een ietwat andere kleur en was het er zompiger dan op de rest van het veld.

“Weet ge het nog ?”, richt hij zich tot Leon Van Look (85), ook een ex-speler. Die knikt. “We spreken over de tijd dat mensen uit het dorp voor één frank op de club kwamen douchen, de tijd dat een pintje vijf frank kostte.”

En gedronken werd er, lacht het tweetal. “Zoals die keer met Deprez”, vertelt Janssens. “Dat was de eerste trainer die uit de Heizelschool kwam. Hij begon zijn carrière bij ons. Een beroepsmilitair, die ons op zijn eerste training deed marcheren. Met hem moesten we voor een uitwedstrijd naar Hornu. Daar aangekomen, spurtte iedereen direct naar het dichtstbijzijnde café. Deprez riep ons terug. ‘Jullie krijgen er allemaal ene van mij’, sprak hij de groep toe, waarna hij naar de toog wandelde en elf watertjes bestelde. Toen hij zich omdraaide waren er al zes jongens gaan lopen (lacht).” Zij prezen allen hetzelfde motto : ‘Water is het beste, maar voor mij moet het niet altijd het beste zijn. ‘

“Die Deprez kende niks van voetbal”, gaat Janssens door. “Op een dag wou hij ons leren lobben. Hij had een muurtje opgesteld en zou tonen hoe het moest. Drie keer probeerde hij het leer erover te krijgen, drie keer mislukte dat. ‘Ge weet wat ik bedoel hé’, besloot hij dan maar.”

Janssens raakt op dreef in zijn vertellingen. “Ook leuk was de verplaatsing die we ergens in de tweede helft van de jaren ’50 maakten naar Virton. Het vroor dat het kraakte, – 21 graden. Onze opwarming namen we die dag vrij letterlijk op ; in het betonnen stalletje waar we ons omkleedden, zochten we allemaal een plekje rond de Leuvense stoof, tot net voor de aftrap. Bij Virton speelden twee Afrikanen. Het was hun eerste of tweede match hier. Voor hen was die koude natuurlijk nog erger dan voor ons, zij zijn zoiets totaal niet gewend. (lacht) Ik zie ze nog zo oprecht verontwaardigd sakkeren toen onze ploegmaat Leo Van Mol, die prima kon tackelen, hen aanpakte, waardoor ze onzacht op de steenharde grasmat belandden : ‘Allé monsieur, qu’est-ce que vous faites ?’ (lacht)

“En ik weet nog dat ik die dag van het veld kwam en naar het toilet ging, waar ik constateerde dat alles bevroor. Alles (knipoogt).”

Volgende week : Hasselt

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content