Een blogpost van een wielerfan zondagavond: “Net vier uur van mijn leven verspild door naar absoluut niets te kijken.” Een krant op maandagmorgen: “De meeste opwinding viel te noteren vóór de start, toen koning Filip het startsein gaf.” Twee rake conclusies over een Luik-Bastenaken-Luik die veel tv-kijkers pas in de laatste kilometers uit hun siësta haalde en die zowaar eindigde op een halve groepssprint, gewonnen door Simon Gerrans. Een sluipschutter met slechts één kogel, maar die hij met ijswater in de aderen tot het juiste moment wist op te sparen. Pragmatisch, onromantisch en oersaai, maar dé manier om tegenwoordig een klassieker te winnen. Philippe Gilbert – duidelijk niet meer de superman van 2011 – orakelde achteraf: “Dit scenario wordt onvermijdelijk de toekomst.”

Als zijn voorspelling uitkomt, de finales van Milaan-Sanremo, de Amstel, Waalse Pijl en zelfs Luik-Bastenaken-Luik sámen nog geen uur echte koers opleveren en kopieën worden – en dat eigenlijk al zijn – van de doorsneemassasprintetappes in de grote rondes, dan heeft het wielrennen een probleem. Vooral in tijden waarin het na alle dopingperikelen aan klanten- en vooral sponsorbinding moet doen en waarin de steeds meer veeleisende sportconsument niet langer vier uur in de zetel zal blijven zitten om naar een compact peloton te staren.

De reden voor zo veel controle (behalve in de Ronde van Vlaanderen, de enige koers die de moeite waard was om te bekijken)?

1) Het puntensysteem van de WorldTour, waardoor de vrees om de zo kostbare puntjes te verliezen groter is dan de drang (het risico te nemen) om te winnen.

2) De nivellering: alle (semi)klassiekers werden de afgelopen weken gewonnen door een verschillende renner uit verschillende landen en verschillende ploegen. En nog meer veelzeggend: zowel in Luik-Bastenaken-Luik, de Amstel Gold Race áls zelfs in Parijs-Roubaix eindigden de voorbije tien edities nooit meer renners binnen de minuut als dit voorseizoen: respectievelijk 31, 40 en 18.

De knechten en renners van de tweede rij beginnen immers ook steeds meer te focussen op specifieke races. Bovendien halen ze door meer wetenschappelijk onderbouwde trainingen – wielrennen was in het verleden op dat vlak een tweederangssport – een hoger niveau waardoor ze langer meegaan. Ploegen koersen in wedstrijden met oortjes (WorldTour) daardoor nog meer beredeneerd en gegroepeerd. Met slechts één opdracht: niet aanvallen, de (enige) kopman zo diep mogelijk afzetten in de finale, zijnde: de laatste honderden meters. De kans om zichzelf op te blazen op een parcours dat organisatoren steeds zwaarder – te zwaar – maken, is immers te groot. Zeker in een periode waarin andere brandstof getankt wordt dan tien jaar geleden.

Dat cleanere peloton is meer dan toe te juichen, de saaie koersen niet. En dus moet de UCI, in samenspraak met alle wieleractoren, maatregelen nemen. Die zijn even duidelijk als simpel:

1) Reduceer het aantal renners per team tot zes, want dat betekent minder controle, een leukere koers én minder valpartijen – dat andere grote probleem.

2) Schaf de oortjes af en vervang ze door één algemeen communicatiesysteem voor alle renners.

3) Herzie het systeem van de WorldTourpunten.

4) Maak de parcours minder zwaar.

En tot slot: breng de wedstrijden op een aantrekkelijker manier in beeld. Zoals in de formule 1: met cameraatjes in de ploegwagens, op de helm en fiets, zodat kijkers de koers vanuit het peloton en de karavaan kunnen volgen. Op tv en via internet zelfs hun favoriete renner. Dan zouden zelfs saaie koersen nog enigszins boeiend zijn om te volgen.

UCI-voorzitter Brian Cookson lanceerde al een nieuw plan om binnen enkele jaren de wielerkalender en de WorldTour te hervormen, nu nog al de rest…

DOOR JONAS CRETEUR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content