Top acht is het doel, maar als tienkamper Hans van Alphen op woensdag 8 en donderdag 9 augustus zijn beste niveau haalt, dan mag hij dromen van het olympisch podium. Gesprek met een authentieke mens, die kickt op afzien. ‘Ik wil weten wat er in mijn lichaam zit en vooral wat ik eruit kan halen.’

Alken, een voormiddag. In het kleine maar smaakvol ingerichte huisje, waar het rek met gewassen sokken en truitjes in de keuken staat, biedt Hans van Alphen (30) zijn bezoeker een koffie aan. De tienkamper oogt ontspannen, straks moet hij “nog een uur of vier, vijf” trainen. De buitenwereld heeft hem dan wel tot medaillekandidaat gebombardeerd nadat hij in het Oostenrijkse Götzis een nieuw persoonlijk record (8519 punten) en de toen beste wereldjaarprestatie neerzette, Van Alphen zelf weigert zijn doel bij te stellen. “Top acht.” Valse bescheidenheid? Hij lacht. “Top acht betekent ook alles van de eerste tot de achtste plaats.” En dan, plots, weer ernstig: “Zelfs met 8500 punten ben je niet zeker van het podium, je zal eerder rond de 8600 punten moeten eindigen. Ik moet focussen op mijn prestaties. Wat de anderen doen, heb ik niet in de hand. En er kan zo veel fout lopen…”

Tienkamp is onvoorspelbaar, met een zekerheid: na de 1500 meter, het laatste nummer, vallen de ‘overlevers’ elkaar in de armen en worden er oprecht felicitaties uitgedeeld. In geen enkele andere discipline is de collegialiteit zo groot. “Ook omdat we twee dagen op elkaars lip leven. En na de tweede dag is er altijd een avondfeest, al moet je je daar niet veel van voorstellen. Dan is iedereen zo moe. Totaal kapot, maar blijkbaar schept samen afzien een band. Tussen de proeven maken we een praatje of moedigen we de anderen aan. Op het EK in Barcelona was er zelfs iemand die zijn polsstok brak en de stok van de leider mocht gebruiken, ook al was het verschil in het klassement miniem. We willen niet winnen door pech van een concurrent.”

Hans van Alphen speelt geen rolletje. Op 24 juni, de dag nadat Ashton Eaton op de Amerikaanse trials het wereldrecord pakte en Thomas Van Der Plaetsen forfait moest geven voor het EK, postte de tienkamper op Facebook: “Nogmaals blijkt: Mehrkampf ist das Leben. Terwijl Eaton het wereldrecord tienkamp verbreekt en weer een hoogtepunt mag beleven in zijn prille carrière, moet de teleurstelling voor Bryan Clay en Thomas Van Der Plaetsen bijzonder groot zijn nu ze Londen niet meer kunnen halen. Veel beterschap, Thomas!” Gemeend. Van Alphen is een atleet met een missie. Persoonlijke records scherper stellen, ja, op zoek gaan naar de eigen limieten, dat ook, maar zijn missie overstijgt de puur fysieke prestaties. “Samen met Thomas, François Gourmet en Frédéric Xhonneux wil ik de tienkamp in België op de kaart zetten. Dat de mensen niet aan triatlon denken als we over decatlon spreken. Neen, wij moeten niet fietsen en zwemmen”, lacht hij.

Zijn missie is slechts gedeeltelijk geslaagd. Onlangs, in de aanloop naar Götzis, vroeg een journalist hem welke proeven er in de tienkamp zaten. “Van zoiets val ik steil achterover. Waarom zoek je dat als journalist niet op?” Voor alle duidelijkheid, dit zijn de tien proeven die de tienkampers straks te verteren krijgen. Dag één: 100 meter, verspringen, kogelstoten, hoogspringen en 400 meter. Dag twee: 110 meter horden, discuswerpen, polsstokspringen, speerwerpen en 1500 meter. Het doel? Zo veel mogelijk punten verzamelen. Méér dan 8000, de magische grens waarop je jezelf tienkamper mág noemen. Van Alphen slaagde daar al negen keer in, Van Der Plaetsen (amper 22 jaar) twee keer, Xhonneux eenmaal, terwijl Gourmet op 7974 punten strandde. “Op een groot kampioenschap zijn er meestal elf, twaalf atleten die 8000 punten halen. Maar op het WK in Berlijn, de sterkste tienkampcompetitie in de geschiedenis, waren er dat twintig.”

Het viertal stuwt elkaar naar nieuwe grenzen. Dat Hans van Alphen nu aan de top staat, dankt hij ook aan de anderen. In 2005, wanneer hij als master in de kinesitherapie afstudeert, ziet hij hoe Xhonneux en Gourmet – in de jeugdcategorieën van hetzelfde niveau – hem in de Belgische ranking voorbijsnellen. “Plots werden ze geselecteerd voor EK’s en WK’s. ‘Als zij 7900 punten halen, waarom ik dan niet?’, vroeg ik me af.” Omdat het studentenleven iets te… pittig was? Of, zoals hij het zelf omschreef: “Ik heb in Leuven goed gefuifd. Blijkbaar koos ik er altijd de varkens uit als kameraden.” In die periode traint hij drie keer per week, soms drie keer per… maand. “Ik moet Frédéric en François dankbaar zijn, ze hebben me laten inzien dat het mogelijk is.”

Van Alphen gaat in juni 2005 voltijds aan de slag als kinesist, het jaar erna kan de Limburger zijn job terugschroeven tot 25 uur per week. Meer tijd om te trainen. En ook nu weer: collegialiteit. “François en Frédéric namen me mee op stage. Als kinesist, ja, maar ik trainde wel mee.” En hij overvleugelt de Belgische concurrentie wanneer hij in augustus 2007 als eerste Belg meer dan 8000 punten scoort. Een mijlpaal.

Emotie

Vijf jaar later haalt hij in Götzis 8519 punten. “Ik wist dat ik wellicht beter zou doen dan de 8200 punten van vorig seizoen, ergens in de buurt van 8350 of zo, maar dat ik 8519 zou halen had ik niet verwacht. Ik voelde wel dat ik op zes, zeven disciplines op recordniveau zat, maar het moet natuurlijk op die twee dagen ook lukken.” En het lukte, met persoonlijke records op de 100 meter, de 110 meter horden, en in het hoog-, polsstok- en verspringen. “De voorbije jaren haalde ik ook een goed niveau op training, maar kon ik mezelf tijdens een wedstrijd nooit overtreffen.”

Tienkampers hebben tijdens een seizoen weinig meetmomenten. Schept dat onzekerheid?

Hans van Alphen: “Twee, maximaal drie meetings per jaar. De trainingen zijn wel een indicatie, maar ook niet meer dan dat. We hebben slechts een paar momenten waarop we kunnen schitteren, maar dan moet je er ook staan. In álle onderdelen. Als je tien keer twintig punten verliest…”

“Mijn zege in Götzis betekent voor een leek niets, maar dáár kunnen winnen is mij meer waard dan een EK-medaille. Londen is al vier jaar het hoofddoel en in die optiek paste Götzis beter in het schema. Twee tienkampen in vijf weken is te veel. Na Götzis was er ’s avonds nog een feestje, maar om halftwaalf zat ik al op mijn kamer. Moe. Na een wedstrijd ben je de eerste drie, vier dagen een wrak. Compleet verzuurd, helemaal leeg, je hebt nergens zin in. Je lichaam zit vol afvalstoffen en heeft tijd nodig om die af te voeren. Eigenlijk heb je minstens een maand nodig om die twee dagen te verteren.”

Wat drijft een mens om zich dag na dag, week na week, af te peigeren?

“De drang om beter te worden, zeker? Ik wil weten wat er in mijn lichaam zit en vooral wat ik eruit kan halen.”

Hoe moeten we ons het leven van een tienkamper voorstellen? Slapen, eten, trainen en ondertussen tobben over de Spelen?

“Ik kan het vrij goed relativeren. Mijn vriendin en ik verwachten half november ons eerste kindje, wat toch weer iets is om naar uit te kijken. Ik heb er behoefte aan om af en toe iets anders te doen. ’s Avonds iets eten met vrienden, bijvoorbeeld, ook dát kan. Elke avond om negen uur in bed kruipen, de dag erna trainen en dan voor de televisie hangen, dat vind ik iets te weinig. Je hebt profs die hun vrije tijd doorbrengen aan de PlayStation, maar ik heb toch iets meer prikkels nodig. Een blessure of een slechte training maakt me wel een paar uurtjes slecht gezind, maar ik kan het wel loslaten. Een paar weken voor Götzis nam ik deel aan een meeting in Namen, waar mijn tijden op de horden en de 100 meter heel slecht waren. ‘Hoe kan dat nu?’ Maar door mijn ervaring verdwijnen die vraagtekens heel snel en kan ik het veel rationeler benaderen. Emotie is meestal niet de beste raadgever.”

Team Van Alphen

Heb je door je wilde studentenjaren in Leuven vijf jaar verloren?

“Dat weet ik niet. Had ik toen harder getraind, dan had ik misschien al drie keer in de lappenmand gelegen. Tienkamp is enorm belastend. Ik kan me niet voorstellen dat een tienkamper acht jaar kan trainen zonder een zware blessure op te lopen, al heb ik het geluk dat ik nu al drie jaar min of meer blessurevrij ben. Je voelt altijd wel iets, maar toch… Zonder mijn studie was ik technisch wellicht beter geweest, maar misschien was de goesting al over. En: ik heb een diploma op zak en heb ondertussen al twee jaar als kinesist gewerkt.”

In Peking raakte je geblesseerd in het eerste nummer. Een kantelmoment?

“Neen. Ik was 26 jaar en net prof, alleen had ik in de aanloop naar Peking meer naar mijn lichaam moeten luisteren. Ik ging van vijf naar tien trainingen per week, waardoor ik soms met pijn op de baan stond. Maar ik redeneerde: ‘Ik word betaald, dus móét ik trainen.’ Een harde les. Gescheurde adductoren en een stressfractuur in het bekken, meer dan een jaar out.”

Was er dan niemand die je afremde?

“Duidelijk niet voldoende, neen.”

Je werkte toen ook nog niet samen met Wim Vandeven, de man/coach van Tia Hellebaut. In welke mate heeft hij bijgestuurd?

“We hebben in eerste instantie mijn zwakke en sterke punten overlopen en het was duidelijk dat ik vooral mijn techniek moest bijschaven. Dus hebben we met de vier trainers vooral daarop gewerkt. Georges Friant in het polsstokspringen, René Didden voor het speerwerpen, Friso Hagman voor kogel en discus, en Wim Vandeven voor de andere zes disciplines én het totaalplaatje. De voorbije jaren hebben we op snelheid en explosiviteit gewerkt. Als die goed zitten, dan…

“Het is geen toeval dat ik in Götzis op de twee sprint- en drie springnummers mijn persoonlijke records verbeterd heb. In de ideale wedstrijd verbeter je álle persoonlijke records, al zit dat er op de 400 en 1500 meter niet meer in. Een gevolg van de accenten die we gelegd hebben. Als ik bijvoorbeeld een halve seconde sneller wil lopen op de 400 meter, dan moet ik daar ongelofelijk veel voor trainen en is de puntenwinst beperkt. Tien centimeter hoger springen met de polsstok is gemakkelijker en brengt meer punten op. Vier jaar geleden was het vrij duidelijk dat ik vooral in hoog- en polsstokspringen beter moest doen. Nu zijn die twee disciplines op niveau: 2m06 en bijna vijf meter met de polsstok. Op die manier moeten we verder werken.”

Dan wordt Londen 2012 toch geen eindpunt?

“Dat is nog niet uitgemaakt. Ik ben realistisch: op je dertigste kun je technisch niet zo veel meer bijschaven, al hoor ik geregeld dat ik toch een bepaalde feeling voor beweging heb. Ik train zo’n 25 uur per week. Als ik niet meer het gevoel heb dat ik nog progressie maak, dan kan ik maar beter stoppen. Mijn beslissing zal van een aantal factoren afhankelijk zijn. Fysiek, goesting – dat zit nog allebei goed – blessurevrij blijven. Mocht ik opnieuw een jaar moeten revalideren, dan hoeft het niet meer. Het grote voordeel van tienkamp is de afwisseling, de verschillende trainingen op telkens weer andere locaties. Sittard, Herentals, Tessenderlo, soms in Alken. Toen ik zestien, zeventien jaar was, mocht ik naar de federale stages speerwerpen. Héél eentonig. Tot ik op de club een meerkamper, Serge De Smedt, bezig zag. ‘Dat wil ik ook kunnen!’ Ik keek enorm naar hem op.”

Slaapmiddeltje

Wat zijn de sleutelmomenten in zo’n tweedaagse?

“Op de 110 meter horden, het eerste nummer van de tweede dag, kan er altijd iets gebeuren, zeker omdat je de dag ervoor geëindigd bent met de 400 meter, waarna je helemaal verzuurd van de baan gestapt bent. Ook in het polsstokspringen, de achtste proef, heb je niet alles onder controle. Soms een uur stilzitten, de aanloop moet kloppen, je móét de eerste hoogte over… En natuurlijk ook de 1500 meter, al besef je dan ook: nog dit en het is voorbij.

“In Londen eindigen we de eerste dag bovendien vrij laat – de 400 meter staat om halftien ’s avonds geprogrammeerd – waardoor we laat in ons bed zullen liggen. Transfer van het stadion naar het olympisch dorp, eten, massage en rond halféén slapen. Ik zal in ieder geval een inslaper nemen – een slaapmiddel dat maximaal drie uur werkt – want op dat moment ben je nog altijd opgefokt en wil je vooral geen uur meer wakker liggen, ook al omdat je om zes uur ’s morgens moet opstaan.”

Wanneer begin je te tellen?

“Daar steek ik geen energie in. Tienkamp is een opeenvolging van stressmomenten. Lopen, kalmeren, opnieuw opladen, springen… Maar als de 100 meter goed is, dan wéét je dat je snelheid goed zit en dat het verspringen ook wel goed zal zijn. Pas voor de start van de 1500 begin ik te tellen. Zoals in Götzis, toen ik wist dat ik 4,5 seconden voor Eelco Sintnicolaas ( Nederlandse tienkamper, nvdr) moest eindigen om eerste te blijven.”

Is het frustrerend dat tienkampers hun waarde niet kunnen verzilveren op grote meetings?

“Jammer, maar wat kan ik eraan veranderen? In andere disciplines passeren sommige atleten zelfs voor de wedstrijd al aan de kassa en als ze achtste worden krijgen ze nog eens 8000 euro. Tja… Voor zulke bedragen moet je bij ons al zotte dingen presteren. Vorig jaar won ik in Talence, nu in Götzis, de twee grootste tienkampen ter wereld, waar wel prijzengeld aan verbonden is ( 15.000 dollar voor de winnaar, nvdr). Het zou leuk zijn als er na mijn carrière toch iets op mijn spaarboekje staat. Maar dat houdt me eigenlijk niet bezig. Op die erelijst staan is mij meer waard dan die paar duizend euro. Als ik mezelf vergelijk met zwemmers, judoka’s of roeiers, dan zijn zij er vaak slechter aan toe. Van Bloso krijg ik een vast maandloon, al moet ik geen onnozele dingen doen…”

Je werd zelfs ooit gesteund door een patiënt, een vreemde situatie.

“Ja. Dirk Bertens van D-Max ( groothandel in bouwmaterialen, nvdr) werd in 2007 mijn eerste sponsor. Samen met mijn ouders natuurlijk. ( lacht) Dirk had net zijn bedrijf opgestart, een zware periode in het begin, en herkende zichzelf daardoor in mij. Hij vond het schitterend dat ik ergens voor ging.”

Had je toen, met een beperkte financiële steun, het gevoel dat je maar wat aan het aanmodderen was?

“Aanmodderen zou ik het niet noemen, maar het was natuurlijk geen ideale situatie, al begrijp ik dat ze niet aan iedereen die dénkt dat hij iets kan bereiken een contract kunnen geven. Stoppen met tienkamp en gaan werken, dat was het gemakkelijkste, maar ik wilde later niet met de vraag blijven zitten: zou ik ooit 8000 punten gehaald hebben? Ik was een amateur die ongelofelijk veel tijd in zijn hobby stak, omdat ik het gevoel had dat ik iets kon. Dus wilde ik twee jaar in mijn sport investeren, gecombineerd met een job als kinesist. Mijn geluk was dat ik twee jaar blessurevrij bleef en daardoor als eerste Belg de grens van 8000 punten overschreed, als amateur mijn ticket voor Peking pakte én een profcontract bij Bloso kreeg.”

Een moeilijke, maar tegelijk ook leerrijke weg.

“Welke weg had ik dan kunnen nemen? Niet werken en alleen maar sporten? Ook geen optie. Maar ik denk wel dat het me sterker gemaakt heeft. Als je alles in de schoot geworpen krijgt, dan neig je misschien snel naar gemakzucht. Ik wéét wat ik ervoor heb moeten doen om dit te bereiken.”

DOOR CHRIS TETAERT

“Na een tienkamp ben je de eerste drie, vier dagen een wrak. Compleet verzuurd, helemaal leeg, je hebt nergens zin in.”

“In de ideale wedstrijd verbeter je al je persoonlijke records.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content