… samen staan plassen met Jan Ceulemans

© koen bauters

Wanneer acteur Günther Lesage met zijn zoon de thuisduels van Club Brugge bijwoont, draagt hij nog steeds de sjaal die zijn mama breide, toen hij tien jaar was. ‘Ik verzamelde twee jaar lang alle krantenartikels over Marc Degryse.’

‘Ik moet oom Pierre oprecht bedanken. Hij was een Limburger, die na zijn huwelijk met mijn West-Vlaamse tante verhuisde naar Dadizele. Op een zondag, in de jaren zeventig, stond hij plots bij ons thuis met twee vrienden en vroeg spontaan: ‘Seg, zouk de klènen ne keir meepakken naar de Club?’

‘Mijn eerste duel op Olympia was direct met Ernst Happel. Maar ook met Fons Bastijns, Paul Courant, Georges Leekens, Ulrich Le Fèvre, Birger Jensen en Raoul Lambert. Een gouden generatie. Er was echt geen beter moment om kennis te maken. Ik was geweldig onder de indruk. Wij stonden toen nog aan de overkant van de West, op staantribunes met speciale vangrails. Ik herinner me de geur van sigarenrook en korte drank. Maar ook de ambiance. Ik mocht zelfs af en toe op die rails staan. Zo raakte ik in vervoering van Lambert. Hij belichaamde perfect die werkersmentaliteit, die volkse spirit. Mijn oom had me vooraf al verteld over die echte Bruggeling, hun held. Hij leerde me ook dat alle keepers een beetje gek waren, wat werd bevestigd door de fratsen en show van Jensen. Ik smulde daarvan als pagadder.

Kessler legde platte ballen op zijn hoofd en gaf zo training.’ Günther Lesage

‘Toen ik twaalf was, werden er nog legendarische spelersavonden georganiseerd. In de feestzaal van de gemeenteschool in Ardooie vond dat plaats. Tijdens de pauze ging ik plassen, in nog zo eentje met een stenen goot op de vloer. Plots stond Jan Ceulemans naast me. ‘Dag jongen’, zei hij spontaan. Ik was zodanig onder de indruk van zijn enorme charisma en de gestalte van de Caje dat ik wellicht iets te lang omhoog keek… Ik voelde plots dat mijn rechterschoen kletsnat was. Het deerde me niet, want met dat doorweekte exemplaar ging ik toch naar het tweede gedeelte van de avond kijken.

‘Twee jaar later was er groot nieuws in Ardooie, terwijl ons dorp amper zevenduizend inwoners had. De zestienjarige Marc Degryse zou een profcontract tekenen bij Club Brugge. Ik zat ooit nog op zijn rug tijdens een training, hoewel Griezeke – zo spreken wij dat uit – dat niet meer zal weten. Marc was mijn dorpsidool. We zaten samen op de middelbare school, waar hij Latijn-wiskunde deed en ooit eens op een podium stond als winnaar van de verkeerswedstrijd met een nieuwe blinkende fiets. Daarmee werd hij direct gebombardeerd tot ons talent. Nadat hij zijn rijbewijs haalde op zijn achttiende, mochten we met drie vriendjes eens mee naar training. George Kessler was coach. Een fenomeen. Ik heb er nog een foto van, hoe hij platte ballen vanop de grond pakte en op zijn hoofd zette, maar ook zo training gaf. Zoiets vergeet je nooit.

‘Ik was zo’n bewonderaar van Marc, dat ik zeker twee jaar lang alle krantenartikels over zijn wedstrijden bewaarde. Enkele jaren geleden vroeg ik aan mijn moeder of die map nog ergens op zolder lag, maar helaas verdween ze. In de beginperiode schreef ik hem ook vaak kaartjes, om hem te feliciteren.

‘Zoals sommige ouders kinderen indoctrineren met geloof, doe ik dat nu al vier seizoenen met voetbal voor mijn twaalfjarige zoon. Hij speelt zelf nog bij RS Haasdonk. Na Club Brugge tegen AS Monaco had hij van zijn meter een meet and greet gekregen in de kleedkamer. Onze jongen zat tussen Wesley en Emmanuel Dennis. Fantastisch.

‘Onlangs kreeg ik nog eens de abonnementen van mijn maat Rik Verheye. Als supporter ben ik heel enthousiast, maar ik houd wel mijn manieren. Ik ga altijd voor de schoonheid van het spelletje.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content