Werken, lachen en volhouden, maar vooral stil genieten van de schaduw. ‘Ik denk altijd : wat goed is, laat dat zijn.’ Bladeren in een carrière van dertig jaar Winterslag/KRC Genk met Pierre Denier.

P ierreDenier (47) : “Binnenkort geef ik een feest voor mijn hele familie, om ze te bedanken voor wat ze in mijn carrière betekend hebben. Want straks ben ik niet alleen vijfentwintig jaar getrouwd, maar ook dertig jaar bij Genk : op 12 juni 1974 heb ik, vóór de fusie met Waterschei, mijn eerste contract getekend bij Winterslag. Van mijn zeventiende tot mijn vijfendertigste heb ik er gespeeld, maar profvoétballer ben ik eigenlijk nooit geweest omdat ik er zoals de meesten bij Winterslag nog een dagtaak op nahield bij Yoko.

“Dat een ploegske als Winterslag toch Europees drie ronden ver raakte, was daarom des te uitzonderlijk. Eerst schakelden we een Noorse ploeg uit en daarna Arsenal. Het bestuur is toen nog snel de sponsors moeten aflopen om onze premie te kunnen betalen ( lacht). Maar tegen Dundee zijn we er kansloos uitgegaan. We zagen die mannen niet opwarmen, kregen wat zelfvertrouwen, maar toen ze buitenkwamen was het verschrikkelijk. Een orkaan. We raakten zelfs niet over de middenlijn.

“Op Standard kregen we zo ook eens 12-0 aan onze broek. Daarmee haalden we de tv in Duitsland, in Engeland… Ze lieten een klok tikken en bij elke klokslag kwam er een beeld van een goal. Robert Waseige was zó ontgoocheld dat we vier dagen geen bal aangeraakt hebben. Straftrainingen. In die wedstrijd heb ik ErikGerets leren kennen als een echte winnaar. Ze stonden al 9-0 voor en ik wou hem passeren, maar hij kegelde mij nog over de balustrade ! Prachtig. Limburgers onder elkaar. ErnstHappel kwam later met Standard naar Winterslag en zei : ‘Oeioei, wanneer halen ze hier de koeien af ?’ Tja, dat motiveerde ons alleen maar, hé. Onze trainer moest niks meer zeggen.

Robbie Rensenbrink was een van de betere tegen wie ik ooit gespeeld heb. Twee jaar heb ik samengespeeld met LucNilis. Hij was zestien jaar, trainde wat met ons en deed dan ook een paar wedstrijden mee. Ik herinner me een eindronde… Fenomenaal.

“Maar hier, deze foto, was het beste élftal, onder Waseige, met Johan DeVrindt, Mathy Billen, Eric Vanlessen, Herman Houben, Paul Lambrichts, Will vanWoerkum, onze topschutter, CarlWeiss, die lang met de nationale ploeg van Luxemburg speelde, LudoVerjans, de pa van Gunther, PaulTheunis, mee gespeeld, onder getraind en nu als voorzitter van de sportieve commissie meegemaakt ( lachje). We wilden altijd winnen, dat zat in heel die ploeg. We waren niet van de meest technische, we stonden bekend als een werkersploeg met een over-ons-lijkmentaliteit.

“Tegen René Vandereycken, zoals je hier ziet, heb ik ook nog gevoetbald. René was niet min op het veld. Kon ook uitdagen, hé. Op het randje spelen. Maar ik kon daar goed mee om, ik was ook bijna zo. Af en toe reed ik met hem naar wedstrijden van de nationale beloften. Dan bleek dat buiten het voetbal een heel zacht mens. Maar eens de scheidsrechter floot, veranderde hij.

“Kijk, dit is de eerste foto van Genk, na de fusie tussen Winterslag en Waterschei. Dirk Medved, GérardPlessers, Ronny Gaspercic, BertoBosch, Dirk VanGronsveld, Domenico Olivieri, RudyJanssens… Ik heb hier heel wat zien passeren, hé.

“Dit was mijn laatste match, kijk, hier word ik gehuldigd. Vóór de wedstrijd, want spijtig genoeg was ik toen wel geschorst ( lachje). De laatste match van mijn carrière, thuis tegen Kortrijk. De wedstrijd ervoor had ik mijn derde gele kaart gepakt. Maar ik had het er niet zo moeilijk mee omdat ik wist dat ik als hulptrainer kon blijven. Ik kreeg aanbiedingen toen om speler-trainer te worden in derde en vierde klasse, bij financieel heel interessante clubs, maar ik heb bewust gekozen om minder te verdienen en hier te kunnen blijven. Ik ben graag hier.

“Krantenknipsels zitten er ook nog tussen. Hier zegt JulesDeRaeve, van het bestuur van Winterslag : ‘Je zal morgen Pietje Denier wel zien. Hopen maar dat ze hem niet te hard aanpakken, want dan maken onze supporters brokken. Ze mogen aan alles van Winterslag raken, maar niet aan Piet.’ We degradeerden, de beteren gingen weg, maar ik bleef ; we gingen omhoog, ik was er nog. Het was dikwijls op, af, op, af. Ik had misschien maar één nadeel in mijn leven en dat is dat ik mezelf onderschatte. Ik had een paar keer de mogelijkheid om weg te gaan, maar ik was bang om op de bank verzeild te raken. Ik heb wat weinig in mezelf geloofd.

“Ik kreeg een paar keer de kans om naar Anderlecht te gaan, ik ben twee dagen gaan testen bij Mönchengladbach, Roda, RWDM, Mechelen… Mönchengladbach, je ziet dat op tv en ineens zit je in de bus bij al die spelers. Uli Stielike, Jupp Heynckes, Hennes Weisweiler, de trainer. Maar dat was te hoog gegrepen voor mij. Eén keer ben ik echt weg willen gaan, toen Feyenoord mij drie, vier keer kwam scouten. Maar twee van de vier keer – misschien juist door de druk omdat ze mij volgden – speelde ik niet goed en bij zulke ploegen moet het wel drie, vier keer goed zijn. KV Mechelen zag mij toen ook slecht spelen en kocht GeertDeferm. Misschien moest het allemaal zo zijn…

“Hier nog een artikel. ArmandSchreurs schrijft : ‘Aan elke grasspriet moet een zweetdruppel van Pier kleven’ ( grijnst). Ik kende mijn kwaliteiten en gebreken : ik kon goed spelen in dienst van een ander. Ik kon in het voorbereidende werk een man passeren, de achterlijn halen en de laatste pass geven, maar scoren… Meestal maar een stuk of twee per seizoen ( grijnst). Ik herinner mij een wedstrijd tegen Cercle Brugge : mijn dochter was de nacht ervoor geboren, ik had niet geslapen en ik scoorde nog ook. Helemaal van de kaart was ik ( lacht).

“Maar ik was altijd gemotiveerd. Ik ging het veld op met het idee : ik ga zo goed spelen dat de trainer mij volgende week wéér moet opstellen. In veertien jaar ben ik dan ook maar drie keer naast de ploeg geraakt. Ik was uit vorm, pas getrouwd, aan het bouwen… Mijn eerste spierverrekking kreeg ik, denk ik, ook pas op mijn tweeëndertigste en mijn eerste meniscusblessure pas op mijn vierendertigste. Dat komt omdat ik altijd bezig was. Ik werkte in een magazijn. Fysieke arbeid, zes, zeven, acht uur in beweging. Maar nu zijn mijn knieën wel versleten. Sinds twee jaar zit het bij slecht weer en in de winterperiode vast. Achttien jaar aan een stuk bijna elke dag trainen – want ik was nooit uit met een blessure. Ik heb altijd heel graag gelopen, maar daar ben ik mee moeten stoppen. Nu fiets ik rond een pols van 170. Ik heb dat nog altijd nodig.

“Dit is een foto met mijn broer en op die wei daar ligt nu het veld van Molenbeersel. Ik had vijf broers en een zus en alle zes de broers voetbalden, maar samen hebben we door het leeftijdsverschil nooit kunnen spelen. Onze familie staat bekend als winnaars. Na de match was ik alles vergeten, terwijl mijn broers zich konden blijven ergeren of al eens uitdagend konden doen naar scheidsrechters of tegenstanders tijdens de wedstrijd. In echte Deniers zit vuur ; ik kan mij beheersen, dat is meer de aard van mijn moeder.

“B euls, de baas van Yoko, vond dat ik met mijn naam iets moest beginnen. Hij stelde mij een kaas- en wijnwinkel voor in Genk. Kon met mijn naam niet mislukken, zei hij. Maar dat is iets wat ik in heel mijn leven nog nooit heb gedaan : risico genomen. Anders had ik misschien pakken geld meer verdiend, maar dat zit niet in mijn natuur. Zestien jaar heb ik op Yoko gewerkt, dertig jaar ben ik bij Genk en vijfentwintig bij mijn vrouw. Ik denk altijd : wat goed is, laat dat zijn. Het heeft mij misschien veel geld gekost, maar het heeft mij ook veel miserie bespaard. Ik ben nu schatrijk zonder veel geld. En daar ben ik blij om. Ik heb veel trainers zien passeren en de miserie gezien. Dat ik dacht : goed dat ik daar niet voor heb gekozen. De eerste die mij voor de geest komt, is JosHeyligen. Dat supporters aan zijn huis van alles gingen doen, dat gaat toch te ver.

“Trainer zijn is een job die je van je af moeten kunnen zetten eens je naar huis gaat en dat kon ik niet. Ik pakte de problemen van het voetbal mee naar bed. En dat moet je niet doen. Dat gaat dan ten koste van de gezondheid en dat heb ik er niet voor over. Als trainer moet je stressbestendig zijn. Half Limburg kijkt je op de vingers en daar moet je tegen kunnen. Ernst Künecke moest regelmatig bij de dokter gaan, die kon echt niet meer kalm blijven. Met Vandereycken hebben ze nu iemand gehaald die daartegen gewapend is. AiméAnthuenis kon daar ook heel goed mee om, was altijd aan het vechten. Maar ik… Mijn kameraad zei altijd : ‘Pierre, jij bent geen trainer, je zou er twaalf of dertien willen opstellen.’ ( Lacht.)

“Ik was ook zó klaar met een contractbespreking. Ik had iets in mijn hoofd, nooit ontzettend grote bedragen, en daarmee ging ik dan een eerste keer discussiëren. En een tweede keer. En de derde keer zei ik : ‘Maak het maar in orde zoals jullie willen.’ Ik kon het been niet stijf houden. Ik was blij dat ik ervan af was. Mijn eerste premies bij Winterslag gaf ik destijds zelfs af en toe aan mijn broers en zus omdat ik me schuldig voelde. Voor mij waren dat enorme bedragen die ik bovenop mijn loon kreeg.

“Daarentegen heb ik hier spelers gekend, buitenlanders, die goed geld verdienden, heel goed geld, maar die tot een half uur voor de trainingen gingen gokken op geldmachines. En een half uur na de training stonden ze weer aan dat machien. Dan denk ik : dan maar wat minder verdienen en er wat fatsoenlijk mee omgaan. Mentaal moet je dan wel hoog scoren. Ik heb dikwijls op mijn tanden moeten bijten : ik maakte zeven uur lang bestellingen voor winkels bij drie graden in de frigo’s van Yoko, daarna ging ik trainen in een graad of dertig. Simpel was dat niet altijd, maar op die dertig jaar dat ik de vijfendertig kilometer van Molenbeersel naar Genk rij, zijn er weinig dagen dat ik ertegenop keek.

“Sinds we assistent-trainer genoemd worden, hangen we wel wat dichter bij de hoofdtrainer, dus spelers komen de laatste jaren minder met hun probleempjes langs. ‘Zou ik blijven of weggaan ? Waarom speel ik niet ? Maak ik kans op die positie ?’ Die vragen komen minder de laatste jaren. Vroeger had je een hoofdtrainer, een hulptrainer en een masseur. Maar nu is de staf veel uitgebreider. De laatste vijf, zes jaar zijn we daar in Genk toch wel op een heel goeie manier aan het werken, heb ik door de Pro Licence gemerkt. Daarom ook kom ik nog altijd naar de club met de instelling die ik als speler had : doe je best en zorg dat ze je morgen nóg nodig hebben.”

door Raoul De Groote

‘Premies gaf ik soms aan mijn broers omdat ik mij schuldig voelde.’

‘Ik kon het been niet stijf houden.’

‘Vandereycken bleek een heel zacht mens.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content