In 2012 ging het in de voetbalwereld weer vaak over geweld, homofobie, racisme en riante geldsommen. Maar vier jonge Walen gaven tegengas. Zij trokken op reis om reportages te maken over hoe de sport zijn excessen nog altijd overstijgt. Derde halte: Israël.

Een rood bord met witte letters was duidelijk, zegt Antoine Delhasse (23): ‘Het gebied hierachter is Palestijns gebied. Het is niet toegankelijk voor Israëli’s.’ Het vijandige klimaat tussen Israëli’s en Palestijnen, die er maar niet in slagen om vredevol naast elkaar te leven, maakte indruk op Delhasse.

In de videoreportage die hij en de andere leden van de vzw A World Of Football over de kwestie maakten, komen twee meisjes aan bod: de Israëlische Poliane (10) en de Palestijnse Omemu (11). “We vechten omdat we elkaar niet begrijpen”, vat Omemu het Israëlisch-Palestijnse conflict samen in de reportage. “We vechten omdat we een andere taal spreken en niet geloven in dezelfde god”, klinkt het bij Poliane. “Maar voor mij is het probleem dat we de andere kant van de muur niet kennen.”

Delhasse vertelt: “Kinderen aan beide zijden groeien op in een sfeer van wantrouwen ten opzichte van elkaar. Vanuit dat gegeven is het Peres Center for Peace in Tel Aviv gaan nadenken over mogelijkheden om Israëlische en Palestijnse kinderen elkaar te laten ontmoeten. Zo komt het dat er nu af en toe Palestijnse kinderen met een bus naar het Israëlische Sderot reizen, waar het Peres Center for Peace voetbalsessies organiseert.”

De reportage van A World Of Football toont hoe Poliane en Omemu deelnemen aan zo’n sessie. “Voor Omemu was het de eerste keer,” zegt Delhasse, “zij had nog nooit een Israëlisch meisje in het echt gezien. Daar kwam bij dat Omemu, net als de andere Palestijnse kinderen, tijdens de uitstap naar Israël langs checkpoints moest passeren, wat op zich al een hele onderneming is. We zagen er hoe militairen met hun wapens naast elfjarige meisjes met een bal stonden. Dat contrast frappeerde mij. Maar echt geraakt werd ik pas toen Omemu en Poliane op het veld bij elkaar kwamen. Eerst voelde je hun wantrouwen. Even later zag je wat er gebeurde toen er een bal tussen hen in gegooid werd, hoe ze vluchtig eens een blik uitwisselden, en dan een glimlach. En nog wat later liepen ze hand in hand. Het is indrukwekkend dat er wereldwijd experts al jaar en dag nadenken over het Israëlisch-Palestijnse conflict, zonder veel te bereiken, en dat je met één bal het probleem al kunt overstijgen. Op een voetbalveld praat je niet over politiek of religie, daar vind je die oorlog debiel, dat voelt zelfs een elfjarige.”

Niet iedereen juicht het initiatief van het Peres Center for Peace toe. “De volwassenen in de omkadering krijgen soms bedreigingen”, aldus Delhasse. “En de ontmoetingen verlopen ook niet altijd even vlot. Zeker bij jongens komen er soms reacties zoals ‘ik speel niet met die Jood!’ of ‘ik speel niet met die Arabier!’, maar meestal ontstaan er toch vriendschapsbanden. En nog belangrijker is dat er een denkwijze wordt veranderd in de hoofden van die kinderen, bij wie een verkeerd beeld niet de kans krijgt om jarenlang te woekeren.”

Delhasse besluit: “Misschien groeien Poliane en Omemu wel uit tot leiders van hun gemeenschap. Dan kunnen ze over enkele jaren uit eigen ondervinding zeggen: wij moeten onze buren geen klappen verkopen, want eigenlijk zijn we helemaal niet zo verschillend.”

Bekijk de reportage over Poliane en Omemu op www.voetbalmagazine.be

DOOR KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content