Zijn vader kent hij niet en zijn moeder had te veel problemen om hem op te voeden. De moeilijke jeugd van Charlie Miller had gevolgen voor zijn carrière als voetballer. ‘Ik heb lang niet het maximum uit mijn carrière gehaald.’

Iets voor de anderen spurt hij het trainingsveld af. Ervaren als hij is – volgende zondag viert Charlie Miller zijn 31ste verjaardag -, weet de Schot dat wie eerst binnen is, ook als eerste bij de kinesist op tafel kan. De regen van de laatste weken maakte de velden zwaar en dat laat zich voelen in liezen, buikspieren of andere plaatsen van het lichaam. Zeker als je conditioneel net nu een achterstand moet wegwerken. Ondanks de penibele stand zit de sfeer er toch nog in, er wordt gegrapt met de materiaalman en op het einde van de ochtendtraining wordt als vanouds gemikt op blote konten in doel. De konten van zij die het wedstrijdje op training verloren. Daarbij valt op dat sommige ploegmaats vriendelijk zijn en de bal hoog over sjotten. Uit medelijden ? Uit gewoonte, zegt een supporter cynisch.

Op Standard maakte Miller met zijn vaardige baltoets indruk, maar sindsdien is het wat minder. Twee weken geleden kroop de griep onder zijn leden en daarom miste hij de match op Gent. Wonen doet hij voorlopig alleen, in een hotel. Zijn vrouw en kinderen bleven achter in Glasgow, waar ze opnieuw schoollopen, al reisde zijn vrouw wel even heen en terug naar Bergen, Noorwegen, om er hun huis te verkopen.

Om het ijs wat te breken vragen we hem naar een goeie Schotse mop. Miller is verrast, je ziet hem denken : wat sturen ze hier op me af ? Moppen over Schotten, dat is over de plas iets zoals moppen over Hollanders. Populistisch en stereotiep. Zoals deze.

Een Schot die onderhoudswerken doet aan het riolenstelsel van de stad, krijgt het warm en legt zijn jasje over de reling. Door een ongelukkige beweging valt het jasje in het vuile water. Zonder aarzelen springt de man er achteraan. Wat doe je nu, vragen zijn vrienden, dat jasje is toch naar de vaantjes. Weet ik, antwoordt de Schot, maar mijn boterhammen zitten nog in de zakken.

Elke penny twee keer moeten omdraaien, de legendarische Schotse zuinigheid, Miller weet er alles van. Hij groeide op in Castlemilk, een wijk in Glasgow. Chateau Lait noemen de bewoners met enige zwarte humor dat totaal mislukte grootste sociale woningbouwproject van Europa, dat in de jaren vijftig werd opgezet in de buurt waar in de dertiende eeuw een kasteel stond. Zoals iedereen waren de Millers arme mensen. Charlie Miller : “Opgroeien deden we grotendeels op straat.” Met uncle Benny en uncleJim als begeleiders. Zijn vader heeft hij nooit ontmoet, zijn moeder raakte jong zwanger en kende de nodige problemen. Dus leefde hij evenmin bij haar. Miller : “Eigenlijk waren het mijn ooms en mijn grootouders die me opvoedden. Dat ik mijn vader niet ken, daar geef ik niet om. Niet belangrijk. Hij liet nooit wat van zich horen, waarom zou ik dan stappen zetten ?” Voor hetzelfde geld, zegt hij, weet die niet eens dat hij profvoetballer is. Maar inmiddels, zegt hij toch wat fier op zijn roots, is de buurt al veel opgeknapt en blijft van de wijkreputatie van weleer steeds minder over.

Patrick Thistle en Clyde FC zijn minder bekende voetbalclubs uit Glasgow, de stad waar hij lyrisch over kan doen. Leuke clubs, fantastische mensen. Miller : “Althans, negentig procent. Maar dat zal hier niet anders zijn.” De echte voetbalfan wordt er snel in het kamp van Celtic of Rangers geduwd. En aangezien de Millers orangebastards waren, protestanten, koos Charlie voor Rangers. “Ik ben protestant, maar religie was voor mij nooit een zaak. Ik had ook katholieke vrienden in de stad en een van mijn ooms supporterde voor Celtic.”

Vriend Paul Gascoigne

Om toch wat structuur in zijn leven te brengen, ging hij voor een boys club voetballen en aangezien die een link had met de Rangers, was zijn aansluiting daar een logische zaak. Hij kwam er terecht in een team dat het Schotse voetbal van de jaren negentig compleet domineerde. Negen keer op rij werden de Rangers kampioen. Miller : “Vijf, zes jaar ben ik er geweest, maar ik vind van mezelf dat ik maar drie seizoenen echt heb bijgedragen tot die titel.” De concurrentie was immers niet min in het team dat werd geleid door Walter Smith, de succescoach van 1991 tot 1998 die begin dit jaar terugkeerde. Paul Gascoigne was niet alleen jarenlang een vriend, maar drie jaar lang ook een directe concurrent. Miller : “Later kwam BarryFerguson ook centraal spelen. Geen directe concurrent, want iets meer verdedigend, maar ook een vriend. Ook al was ik niet altijd een vast onderdeel van de basisploeg, ik voelde me een aantal jaren wel echt onderdeel van een quasi niet te kloppen ploeg. ”

Echt doorbreken kon de Schotse belofte van het jaar in 1995 nooit. Vanwege de concurrentie, zijn levensstijl, maar ook vanwege de stijl van de ploeg. Miller : “Rangers zit nu in een overgangsperiode maar je ziet dat Smith teruggrijpt naar een andere manier van spelen, de traditionele Schotse manier. Meer stabiliteit, iets wat er het voorbije anderhalf jaar niet was. In mij heeft hij nooit echt geloofd, denk ik.”

Schotse journalisten noemen hem een atypische voetballer. Technisch veel beter dan de middelmaat en bovendien een die elders in Europa zijn plan trekt. Miller : “Dat klopt voor een gedeelte. Technisch ben ik goed, allemaal skills die ik op straat leerde, maar zulke voetballers hadden we in Schotland de voorbije decennia nog. Iedereen in voetballand vertrekt van het cliché dat wij Schotten slechts kunnen stampen en bonken, met lange halen. Dat klopt niet, we hadden altijd spelers die snel, klein en dribbelvaardig waren. Nu opnieuw. En dat ze elders niet aarden … Er is ook geen nood aan een verhuizing naar het vasteland. Wie uitzonderlijk goed was, kon in het zuiden aan de slag, bij de Engelse clubs. Daarom zijn er maar weinig die overzee hun geluk probeerden. Ik heb het wel gedaan, ik was steeds weer hetzelfde beu. Al die jaren bij de Rangers, dan wat mislukte avonturen in Engeland, vervolgens bij Dundee, ik had het wel gezien. En omdat er een Schot bij Brann voetbalde, leek Noorwegen me wel leuk. En daar had ik een fijne tijd, weg van alles. Heel veel fijne mensen ontmoet.”

Leuk, zegt hij, om eens rustig in de stad te kunnen rondlopen zonder orange bastard genoemd te worden. Leuk om ander voetbal te ontdekken. In zijn Schotse periode lag het allemaal wel veel dichter bij elkaar dan nu, bedenkt hij en was spelen voor een kleinere club als Dundee United wat meer fun. Miller : “Het probleem waren de inkomsten. In de goeie periode kon Aberdeen maar de helft van het aantal toeschouwers dat naar de Rangers ging kijken naar zijn stadion lokken. Dat scheelde om de veertien dagen een pak geld. Toen de clubs uit Glasgow ook nog eens Europees gingen meedraaien en daar pakken poen schepten, was het hek helemaal van de dam. Zij doen het goed, Rangers en Celtic, maar of het goed is voor de anderen …”

De Noorse mentaliteit sluit nauw aan bij de Engelse, ervaarde hij. Die van België is anders, met Nederland, Duitsland en Frankrijk zo dichtbij heb je heel andere invloeden. Miller : “Noorse voetballers zijn geneigd om naar Engeland te kijken als ze willen uitwijken, jullie kunnen overal terecht.”

Hij is hier amper, maar onderkent niet zo gek veel cultuurverschillen met Engeland. “Het enthousiasme bij de mensen op de tribunes hier in België is vergelijkbaar. Het enige gekke is het gegeven dat je hier twee talen naast elkaar hebt.” Nico Vaesen kent hij nog van de Engelse velden. “Met Watford kwamen we tegen elkaar uit toen hij nog voor Huddersfield voetbalde. Ik deed toen al niet meer mee, het klikte niet met GrahamTaylor, toen manager van Watford. Andere visie. Hij koos voor zijn spelers en ik paste niet in dat systeem.” Het klikte ook in Brann niet met de coach, Mons Ivar Mjelde, zeker niet toen die hem wilde uitspelen aan de rechterkant. Is hij dan een moeilijke jongen ? Miller : “Helemaal niet. Ik ben een makkelijke jongen, die houdt van een grap en van trainen. Maar ik heb wel een mening.”

Het bezorgde hem wel een aanzienlijke achterstand. Sinds eind oktober speelde hij amper nog competitievoetbal, tenzij op de slotspeeldag tegen Rosenborg, op 7 december. Een paar minuten slechts, waarin hij wel goed was voor het winnende doelpunt. Dus is het nu vooral hard werken en fysiek die achterstand inhalen.

Af en toe ergert hij zich ook wel een beetje aan Lierse en de manier van doen. Miller : “De plaats in de competitie kende ik vooraf, dat het op het veld moeilijk zou worden, wist ik. Maar dat het ook naast het veld, in de coulissen moeilijk zou zijn, kon ik niet voorzien. The boys are great, daar niet van, met hen amuseer ik me. Maar er zijn een paar dingen …”

Zaken die hem beloofd waren en niet in orde komen. Miller : “Zo is dat vaak, ja.”

Financieel ?

Miller : “Wat denk je ?”

Hij blijft toch tot het einde van het seizoen ?

Miller : “We zien wel.”

Slechte contracten

Ik schuif hem een muziektekst onder ogen, die van Starz in their eyes van Just Jack, een Londense dj die op dit moment grijsgedraaid wordt op de radio. Het gaat over mensen die ster willen worden, gedragen door publiek en media. Maar diezelfde media halen ook graag mensen van hun voetstuk. Op een bepaald moment gaat het in het liedje over and now the tabloids use your face, to document your fall from grace. De kranten gebruiken je in hun verkoop om je val te beschrijven. Hij zei het zelf al eens eerder, begin dit millennium, in een interview met een Schotse krant : de stap van sterrendom naar riool is maar een kleintje.

Miller leest eerst nog even de tekst door : “Tabloids … Ze doen maar … Eigenlijk kan ik niet klagen. Oké, er werden dingen bericht … ( aarzelt).”

Ze gaven hem onder meer de bijnaam Champagne Charlie. Miller : “Oké, maar het zijn niet de tabloids die mij verplichtten tot het doen van wat ik allemaal gedaan heb. Tot het maken van mijn keuzes. Ik kan op twee manieren op mijn leven terugkijken : met spijt, of gewoon constaterend en bedenkend dat ik toch een mooi leven heb gehad. Neen, uiteraard heb ik niet alles uit mijn talent gehaald en neen, ik heb mijn centen niet goed beheerd, maar als ik daar de hele tijd stil bij moet staan … ”

Is het geen aanfluiting om jonge talenten die op straat opgroeiden en daar hun capaciteiten als voetballer ontwikkelden, plots met honderdduizenden ponden naar het hoofd te smijten ? Wie kan die weelde dragen ? Miller : “Als dat geld er is, waarom zou zo’n jongen het dan niet krijgen ? Zou jij het weigeren ?”

Neen, maar misschien wel begeleiding zoeken. Miller : “Dat is wat anders. Ik heb het mijne slecht beheerd, maar ik heb ook niet die zware contracten gehad. Mijn Rangerscontract heb ik zelf onderhandeld – ik had geen manager en de club vond dat ik er ook geen nodig had – en ik heb te jong een langdurig contract ondertekend. Ik heb toen te hard in mijn club geloofd, dat ze het wel goed met me meenden, en werd bedrogen. Ik merk nu dat jongens die veel minder kunnen, veel meer geld verdienen. Ze kunnen verdorie alleen lopen en geen behoorlijke pass geven. Maar wat doe ik eraan ? De tijd terugdraaien gaat niet. Voetbal evolueert nu eenmaal op internationaal niveau in de richting van het geld. In de jaren tachtig ging het over winnen en emotie. Je had een soort culturele identiteit van een ploeg, eventueel aangevuld met wat buitenlanders. Nu stelt Arsenal geen enkele Brit meer op. Is dat de goeie richting ? Ik zou het niet weten. Ze brengen wel leuk voetbal om te zien. Europees voetbal is gewoon een extra competitie voor de grote ploegen uit Italië, Spanje en Engeland, met occasioneel nog een vreemde eend ertussen. Is dat goed ? Is dat slecht ? Wie ben ik om daar een oordeel over te geven. Maar ik kijk er wel graag naar.”

Ons voetbal vindt hij leuk. Hij zag al vrijwel alle topploegen. Miller : “Zo traag vind ik de topmatchen hier niet. Anderlecht is niet meer zo sterk als in de jaren tachtig, maar ik vind het toch nog steeds een sterke ploeg. Ik zag ze tegen Charleroi en in de beker tegen Genk en kwam onder de indruk, zeker van hun tweede helft daar. Die Hassan, dat is een plezier om te zien. Neen, het is alleen teleurstellend voor Lierse op dit moment. Het kan nog, maar van nu tot het einde van de competitie moeten we minimaal zes matchen winnen en dat is veel. Maar geloof moet er altijd zijn.”

En weg is hij, in zijn kleine KIA. Iets anders dan de Mercedes die hij gewoon was, maar dat is Lierse ook.

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content