Er zijn er nog, mensen die zich met hart en ziel inzetten bij een club, hooguit voor een appel en een ei. Ze zijn dag in dag uit paraat, kijken niet op een uur en doen dat al zo lang dat ze bijna bij het meubilair horen. Deel drie: benen inwrijven aan de Gaverbeek.

R oger Putman (64): “Op mijn twaalfde kwam ik al naar Waregem kijken, maar wielrennen sprak mij vroeger nog meer aan dan voetbal. Die coureurs, daar geraakte ik makkelijker bij. Ik ging zoveel mogelijk naar koersen. Altijd hing ik rond die mannen, elke keer wou ik met hen op de foto. Op den duur praatten ze tegen mij. Als er een koers ver weg was, namen sommigen mij zelfs mee met de auto, Eric De Munster bijvoorbeeld.

“Vanaf mijn veertiende begon ik te werken, bij Van Neder, een weverij. Eerst moest ik bobijnen opzetten, maar op mijn zeventiende weefde ik al. Later ging dat bedrijf failliet. Ze zeiden altijd dat ik op mijn vijftigste geen job meer zou hebben, maar wie handen aan zijn lijf heeft, vindt altijd werk. Ik zat maar veertien dagen thuis.

“Rond mijn 26e wilde ik iets naast mijn werk doen. Een kinesist in de buurt leerde mij masseren, twee maanden kreeg ik les. Daarna begon ik coureurs te verzorgen, Tom De-smet was de bekendste. Die mannen kwamen bij mij thuis. Mijn vrouw vond dat ook plezant. Elke keer vroeg zij die gasten of ze een appel wilden. Toen enkele jaren later twee jongens die ik verzorgde, ophielden met koersen, stopte ik met masseren. Ik dacht: je hebt goede coureurs, met talent, en ze moejsen ermee. Ik had daar hartzeer van.

“Elke keer dat ik naar Waregem kwam kijken ging ik achteraf naar de verloting van de matchbal. In 1974 sprak Germain Landsheere mij daar eens aan. Die was hier toen denopperste, zoals Vincent Mannaert nu. Hij vond mij de gepaste man om de jeugdspelers te verzorgen. Ik liet mij gaan en ging akkoord. Dat was op vrijwillige basis, maar ik moest mij wel aansluiten bij de club, voor de verzekering. Het bestuur zegt altijd dat ik een kaart voor het leven getekend heb.

“Toen Francky Dury kwam, mocht ik ook de eerste ploeg masseren. Dat doe ik nu nog, elke donderdag, van elf uur tot halfdrie, en ’s zondags, samen met Etienne. Alleman hier heeft mij graag, die spelers hangen aan mij. Dat is geestig. Als ze me zien, roepen ze direct: ‘Is ’t voor de massage, Seetje?’ Zo noemen ze mij.

“Ik masseer nu ook weer drie coureurs. Julien Vermote onder anderen, die bij Quick-Step zit. Enkele dagen nadat ik hem de eerste keer had gewreven, werd hij Belgisch kampioen bij de nieuwelingen.

“Als ik niks te doen heb, kom ik kijken of er hier werk is. Zolang ik maar niet moet stilzitten… Maandag waste ik nog de vesten waarmee de spelers op de bank zitten, ik had gezien dat die vuil waren. Ik help ook mijne moat, Johan Balcaen, met het materiaal. Na elke match halen we elk twee cornervlaggen van het veld. ( lacht) En als we gewonnen hebben en de muziek begint, zwaai ik daarmee naar het publiek. Dan zeggen de mensen: ‘ Seetje, geef maar gas!’ Daarna ga ik naar de kleedkamer. Daar vraagt Ludwin Van Nieuwenhuyze: ‘ Seetje, ga je eens roepen?’ Dan begin ik: ‘ Ziggezagge ziggezagge!’ Zij roepen dan weer. Dat is het leven, hé… Vorige week stond ik hier nog op de massagetafel te jodelen.

“Mijn vrouw stierf tien jaar geleden en een maand geleden ging mijn rottweiler ook dood. Ik heb het nu een beetje lastig. Het is te hopen dat ze mij dit niet snel afpakken. ( stem slaat over) Dat zou erg zijn.”

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content