Na Germinal Beerschot hoopt Regi Van Acker vanavond met derdeklasser RC Mechelen in de achtste finales van de Cofidis Cup het SV Zulte Waregem van Karel D’Haene een lastige avond te bezorgen. ‘Wij willen absoluut tonen dat we ook kunnen voetballen.’

De begroeting is hartelijk, want volgens Regi Van Acker (53) blijkt het niet zo heel lang geleden te zijn dat hij centrale verdediger Karel D’Haene (28) nog tegenkwam. “Elk jaar, tijdens de winterstop, plannen we een gezellige ontmoeting met enkele oud-spelers van KV Kortrijk en wat aanverwanten”, vertelt hij. Er verschijnt een brede grijns bij D’Haene. “Een toffe bende, met Stefan Leleu, Marc Van Britsom, Kurt Mertens en Stijn Meert. Lekker eten, een pintje drinken, wat verhaaltjes van vroeger oprakelen, meer moet dat echt niet zijn.”

Acclimatiseren

Van Acker was de man die student D’Haene in het seizoen 2000/01 vanuit de jeugd van toenmalig vierdeklasser SV Waregem naar het hoogste niveau bij R Antwerp FC lokte. “Door een tip van een kameraad”, stelt de Waaslander. “Ik trok bewust naar een bekerpartij tegen AA Gent, omdat ik een achterspeler liefst aan het werk zie wanneer hij onder druk moet voetballen. Vooral door zijn natuurlijke klasse en spelintelligentie viel Karel op: je hoeft niet snel te kunnen lopen als voetballer, belangrijk is dat je snel denkt en handelt. Zo maak je het verschil aan de top.”

D’Haene moest een seizoen lang acclimatiseren, want de West-Vlaming moest de overstap verteren van amateur naar een volledig profstatuut. “Dat had ik ingecalculeerd”, weet hij. “Ik speelde nog maar een jaartje bij de eerste ploeg in bevordering. Ik wilde vooral bijleren, vandaar dat ik ook heel bewust voor vijf seizoenen tekende. Investeren in mezelf, dat was de opdracht. Aan een basisplaats dacht ik totáál niet. Ik stootte met Leleu wel op een ideale leermeester. Hij gaf me nuttige tips qua positiespel, onderlinge dekking en het gebruik van je lichaam bij de duels. Wij voelden mekaar, ook later bij Zulte Waregem, blindelings aan.”

Al vanaf de eerste trainingen zag Van Acker een voetballer die zijn ogen de kost gaf. “Er opende zich duidelijk een nieuwe wereld”, herinnert hij zich. “Ik zag hem constant loeren naar de routiniers. We hadden een goede groep, met ook nog Jonas De Roeck, Tony Sergeant en Patrick Goots. Er heerste een kameraadschappelijke sfeer.”

In die tijd kwam D’Haene nog met de fiets naar de training. “Dat toonde zijn nuchterheid”, weet Van Acker. “Karel paste in het groepsgebeuren, de integratie verliep probleemloos. De puzzel moet wat in mekaar passen, hé. Ik wist dat we hem rustig moesten brengen. Hij moest mijn voetballende centrale verdediger worden, die kon inschuiven. Karel kan sturen, leest het spel goed en beschikt over een heel zuivere inspeelpass. Daar ligt nu nog altijd zijn meerwaarde.”

Voortrekkersrol

D’Haene speelde op de Bosuil, en later bij Trabzonspor, ook wel eens als verdedigende middenvelder. “Bij wedstrijden op een hoger niveau, met meer druk rondom mij, kom ik toch het best tot mijn recht centraal achterin”, ervaart hij. “Het is natuurlijk plezanter om op het middenveld te spelen, omdat je daar meer aan de bal komt. Maar daar kan je niet zo belangrijk zijn voor het team.” Hij leerde Van Acker kennen als een coach die dicht bij zijn spelersgroep stond. “Dat zorgde voor een ongelofelijke solidariteit. Maar we kregen ook heel plezante trainingen, met veel aandacht voor balbezit. Hij hechtte veel belang aan een goede organisatie. Regi kon heel hard zijn als het nodig was. Maar met de meeste jongens had hij een stevige band.”

Volgens Van Acker een bewuste keuze. “Omdat ik me daar gewoon het best bij voel. Veel trainers willen boven de groep staan, om hun autoriteit te laten gelden. Ik vind dat verkeerd. Natuurlijk neem ik daarmee een serieus risico, want het lukt niet altijd. Mijn ervaring leert echter dat je een mooie menselijke band kan creëren. Spelers willen daardoor, in moeilijke momenten, een extra stapje voor je zetten.”

D’Haene herinnert zich nog de voortrekkersrol van Van Acker. “Om plezier te maken bij de activiteiten buiten het voetbal, was hij er graag bij. Ik had nooit verwacht dat zoiets in de eerste klasse mogelijk was. Het maakte hem populair. Alles werd in groep gedaan, onder het motto: samen uit, samen thuis. Super!”

Van Acker geeft een andere verklaring. “Ik werkte graag met spelers uit de lagere reeksen. Die kan je nog boetseren. Je moet die gasten een bepaald klimaat voorschotelen en vertrouwen geven. Ik haalde Meert uit de junioren van KV Kortrijk, Leleu – toen een houthakkerstype, maar dankzij de technische trainingen van René Verniers wel het maximale eruit gehaald – en De Vleeschauwer voor Sint-Niklaas van Zottegem. Je moet dan af en toe de teugels vieren, maar toch streng toekijken dat die jongens dat goede gevoel kunnen omzetten in prestaties. Er zijn te veel trainers die overal tegenin willen gaan en later daarvan de gevolgen moeten dragen. Een goede sfeer in de kleedkamer kan veel doen. Het eerste seizoen van Zulte Waregem in de eerste klasse was daar een mooi voorbeeld van. Ook in de UEFA Cup zag je daar het resultaat van.”

D’Haene kan dat alleen maar beamen. “Ik kwam pas na het eerste succesjaar, maar je werd gewoon meegezogen door die saamhorigheid. Spelers zijn sowieso op zoek naar amusement. Het heeft weinig zin bepaalde zaken te erg te gaan verbieden, want spelers doen het dan verdoken.”

Vrijgevochten

Van Acker, die ooit werd aangezien als de kroonprins in het trainersgild, belandde via Antwerp, Lierse (ontslag in mei 2002), het Oostenrijkse Casino Bregenz en een seizoen RS Waasland in de zomer van 2007 bij derdeklasser RC Mechelen. Een keuze waar hij tot vandaag nog altijd geen spijt van heeft. “Ik beschouw dat zeker niet als een degradatie”, steekt hij fel van wal. “In het begin van je loopbaan probeer je via allerlei contacten een plaatsje te vinden. Na Oostenrijk verdween die drang wat. Ik zie nu meer wat er op mij afkomt. Een aantal zaken was ik echt kotsbeu: makelaars, de bakker en de slager die zich willen moeien. Typisch Belgisch. Terwijl ik als trainer toch word betaald om goede resultaten te halen. Maar als je rekening moet houden met de mening van een persoon die een reclamebord komt plaatsen of iemand die een speler kocht en absoluut vindt dat zijn investering moet spelen, dan stopt het voor mij. Je moet als coach bescherming genieten van de juiste personen, in eerste instantie de voorzitter.

“RC Mechelen is een schitterende vereniging: een beetje klein Antwerp, want een even fanatiek publiek en een echte traditieclub. Er leeft hier iets, ook al door de concurrentie met Yellow Red. Ze voelen zich wat bekocht door de stad. Ik heb een toffe voorzitter en het is jaren geleden dat ik zo’n bereidheid zag bij een spelersgroep. Het staat me aan dat er financieel geen domme dingen worden gedaan. Op termijn willen we naar de tweede klasse, maar op een rustige manier. Bouwen, bijsturen en jonge gasten weghalen uit de lagere reeksen. We hebben een goed voetballend team, misschien soms iets te veel. Een risico dat we er graag bij nemen. Vroeger stond RC Mechelen bekend voor zijn countervoetbal, nu bepalen we het spel graag zelf. Sinds kort mag ik ook het sportieve beleid helpen bepalen. ( glunderend) Dan leef ik op en ben ik op mijn best, hé. We streven opnieuw naar een eindrondeticket. Daarom ben ik ook niet echt per se op zoek naar een eersteklasser. Daar lig ik niet langer wakker van, ik blijf een vrijgevochten vogel. Let op, ik heb nog altijd het vuur om te winnen en iets te bereiken, maar ik laat alles spontaan op me afkomen.”

Prikkelen

Straks is er dus de bekerconfrontatie. Van Acker schikt zich in de underdogrol en probeert D’Haene te prikkelen. “Karel, zeg maar tegen Francky Dury dat mijn scoutingverslagen binnen zijn en ik al tal van videocassettes zag”, lacht hij. “Aan zulke zaken, zoals ook het wassen van de kledij en een betere medische begeleiding, probeer ik wat te doen. We hebben geen grote talenten rondlopen, maar wel een aantal gasten met de potentie om door te groeien. Het enthousiasme zal groot zijn. De supporters leven op hoop. Het is lang geleden dat ze nog eens zo ver kwamen.

“Mijn bedoeling is eenvoudig: Racing Mechelen opnieuw op de Belgische voetbalkaart zetten, met mooi en verzorgd voetbal. Wij willen absoluut tonen dat we ook kunnen voetballen. Verliezen we met 1-3, tant pis. Voor het duel tegen Germinal Beerschot had ik twee spelers uit het Antwerpse – Olivier Claessens en Tim Verstraeten – mijn kaarten gegeven voor de competitiewedstrijd tegen Standard, met de opdracht om mij een scoutingrapport te bezorgen. Die vonden dat de max. Hen zo een aanzet geven om over voetbal na te denken, dat is voor mij voldoende. Wees gerust, ik ga mijn spelers individueel geen uren lastigvallen met informatie over alle spelers van de tegenstander. ( grijnst) Elk duel is toch verschillend.”

Iets wat wel gebeurt bij Zulte Waregem, waar een uitgebreide videocompilatie van maximaal 45 minuten wordt getoond. “Vrij lang, maar wel nuttig”, vult D’Haene aan. “Maar je mag het hoofd van een speler niet te veel volproppen met die gegevens. Wij hebben de ambitie om zo ver mogelijk te raken. De loting was gunstig. We moeten ons hoeden voor onderschatting. De laatste twee jaar werden we immers telkens uitgeschakeld door lager spelende ploegen: KV Mechelen en KV Kortrijk speelden toen aan de kop van de tweede klasse en benutten hun thuisvoordeel maximaal. Ik liet me vertellen dat het op Racing Mechelen wel eens kan spoken, dat die fanatieke aanhang voor een helse sfeer zorgt. Het lijkt me logisch dat die mannen met het mes tussen de tanden zullen spelen. De volle concentratie bewaren en alles heel serieus opvatten, dat wordt de opdracht. Anders gaan we gegarandeerd op onze bek.” S

door frédéric vanheule – beeld: wim beddegenoodts (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content