Italië schoot andermaal traag uit de startblokken op het EK. Soms herstelde het team zich, vaak ook niet. Een overzicht.

Euro 2000 was een uitzondering. Toen zaten de Italianen van bij de start op kruissnelheid. In de eerste ronden haalde de Squadra Azzurra een negen op negen. Het won tegen Turkije, België en Zweden. De motor viel nadien niet meer stil. Italië stoomde door tot in de finale en had daarin lang uitzicht op winst û uiteindelijk pakte Frankrijk in Rotterdam de titel via een golden goal.

Noem het een uitzondering op de regel. Doorgaans missen de Italianen het begin van hun toernooi volledig. Om vervolgens vaak sterk te finishen. Het meest flagrante voorbeeld van deze procedure bracht het WK van 1992 in Spanje. In zijn groep kwam Italië toen niet verder dan drie schamele gelijke spelen. Maar wie werd in 1992 wereldkampioen ? Juist ja.

Herhaalt de geschiedenis zich in Portugal ? Sinds gisteren weet u of Italië überhaupt nog een betrokken partij is op het EK. Bij het afsluiten van dit nummer van Sport/Voetbal Magazine leek de kans eerder klein. De overlevingskansen van de Italianen hingen af van hun eigen prestatie tegen het al uitgeschakelde en allicht uitgebluste Bulgarije (winst was verplicht) en van het resultaat in de Scandinavische derby Denemarken-Zweden (2-2, 3-3 enzovoort en Italië kon het schudden).

De Italianen hadden offensief voetbal beloofd. “Met een dergelijk aanvallend potentieel zou het dom zijn om met de handrem op te gaan voetballen”, argumenteerde Christian Vieri vooraf. Vrome intenties en ze vielen ook af te lezen aan de samenstelling van het team dat tegen Denemarken startte. Vieri zelf (helemaal in de spits), Alessandro Del Piero (naar links getrokken) en Francesco Totti verschenen alledrie aan de aftrap. Italië met een driespitsensysteem, het was nog zelden vertoond. Alleen leidde het tegen de Denen niet echt tot uitgesproken aanvallend voetbal. De schuld van de hitte, schijnt het. “Wanneer je om vijf uur in de namiddag, bij een dergelijke temperatuur, moet voetballen, kun je het tempo onmogelijk optrekken”, verontschuldigde bondscoach Giovanni Trapattoni zich voor de bloedeloze (en scoreloze) verrichting van zijn falanx.

Tegen de Zweden tapte Italië uit een ander vaatje. Weliswaar verstoken van de wegens spuuggedrag geschorste Totti koos het deze keer opzichtiger voor het offensief. Dat leverde fris en aantrekkelijk voetbal op. Maar Vieri en Del Piero morsten met de kansen en in de slotfase kwamen de Zweden û drie driekwart van de partij duidelijk onder gelegen hadden û op gelijke hoogte. Waarna bij de Squadra alarmfase drie in werking gesteld werd.

Op de eerste editie van het EK û we schrijven 1960 û was Italië gewoon niet aanwezig. Ondanks aandringen van de Uefa beantwoordden slechts zeventien Europese landen de oproep om aan een Europees landenkampioenschap deel te nemen. In 1964 werd het aantal deelnemers opgetrokken tot negenentwintig, waaronder deze keer wel Italië. Het werd in de tweede ronde uitgeschakeld door wat toen nog de Sovjet-Unie was : een 2-0-nederlaag in Moskou konden de Italianen in Rome niet meer rechttrekken (1-1).

1968 was een gouden jaar voor de Italianen. Voor eigen publiek veroverde het de Europese titel. Er werd met 2-0 gewonnen van wat toen nog Joegoslavië was. Maar zelfs met een ijzersterk team flirtte Italië op dat EK met de uitschakeling. De halve finale tegen de USSR eindigde onbeslist. In die tijd moest dan het toeval bepalen wie verder ging. Het muntstuk viel voor Italië aan de goede kant.

Vier jaar later botste Italië in de kwartfinale op de Rode Duivels. België behaalde, onder de hoede van Raymond Goethals, een 0-0-gelijkspel in Milaan en klopte de Italianen vervolgens met 2-1 op het veld van Anderlecht. Maar het kan altijd nog erger. In 1976 overleefde Italië zelfs de kwalificatiegroep niet. Het eindigde daarin laatste achter Nederland en Polen.

In 1980 organiseerde Italië weer zelf het EK. Voor de eerste keer werd er gespeeld met een formule van twee groepen van vier ploegen. Daarin zat de thuisploeg samen met België. De Rode Duivels dwongen alweer een blanco gelijkspel af. Italië moest zich voor eigen publiek vergenoegen met de kleine finale en die ging dan nog verloren na het nemen van de strafschoppen waarin Tsjecho-Slowakije zich bedrevener toonde.

Maar, nogmaals, het kan altijd nóg erger. In 1984 raakte Italië opnieuw niet door de kwalificatieronde. Het strandde in zijn groep op de vierde en voorlaatste plaats, kon alleen de voetbaldwerg Cyprus achter zich laten. In 1988 bereikte de Squadra de halve finale en werd daarin met 2-0 geklopt door de Sovjet-Unie. Tijd voor een nieuwe grote ontgoocheling. Voor de eindronde van het EK van 1992 in Zweden moest Italië alweer verstek laten gaan. In zijn kwalificatiegroep diende het de Sovjet-Unie û duidelijk het zwarte beest van Italië in de geschiedenis van het EK û te laten voorgaan.

Het EK werd in 1996 uitgebreid naar zestien teams die aan de eindronde deelnamen. Deze keer konden de Italianen de Russen wel de baas, maar nadien gingen ze de boot in tegen Tsjechië. Na het EK 2000, met dus een zilveren medaille voor Italië, nam Giovanni Trapattoni het als bondscoach over van Dino Zoff. Trapattoni is officieel in functie sinds 6 juli 2000 en loodste de Squadra twee keer op rij naar de eindfase van groot toernooi.

De erelijst van Trapattoni (op 17 maart 1939 geboren in de buurt van Milaan) is uitzonderlijk. Bijna zijn hele carrière in de Serie A werkte hij af ten faveure van AC Milan : van 1960 tot 1972 was Trap goed voor 274 wedstrijden. Nadien speelde hij nog tien matchen voor Varese. Op zijn visitekaartje als speler heeft Trapattoni geschreven : twee Italiaanse landstitels, twee keer de beker van Italië, twee keer de Europese beker voor landskampioenen, één keer de Europese beker voor bekerwinnaars, één keer de Europese supercup.

Na zijn loopbaan als speler vatte Trapattoni zijn carrière als trainer aan bij de jeugd van AC Milan. Hij debuteerde in het seizoen 1973/74 in de Serie A, toen hij bij AC Milan Cesare Maldini opvolgde voor de laatste zes wedstrijden van het kampioenschap. Het seizoen daarna functioneerde hij als adjunct-trainer, in 1975 ging hij weer aan de slag als hoofdtrainer. Van 1976 tot 1986 mende hij Juventus Turijn. Daar behaalde hij ook zijn grootste successen : zes keer kampioen van Italië, twee keer de Italiaanse beker, één keer zowel de Europese beker voor landskampioenen als de beker voor bekerwinnaars en de Uefabeker, de Europese supercup en de intercontinentale beker. Van 1986 tot 1991 trainde Trapattoni Inter Milaan, won in die periode één titel en één keer de Uefabeker. Waarop hij terugkeerde naar Juventus, waarmee hij in 1993 opnieuw de Uefabeker pakte.

In 1994 koos Trapattoni voor een buitenlands avontuur. Tijdens drie seizoenen bij Bayern München veroverde de Beierse topclub één kampioenstitel, één Duitse beker en één Duitse supercup. Het verblijf van Trapattoni in München werd doorsneden door een ongelukkige passage bij Cagliari. Daar werd hij in het seizoen 1995/96 na 21 speeldagen aan de deur gezet. Na zijn Duitse periode keerde Trapattoni naar Italië terug. Van 1998 tot 2000 werkte hij bij Fiorentina, waarmee hij ook in de Champions League actief was. De boekhouding vermeldt voor trainer Trapattoni 689 wedstrijden in de serie A : 352 overwinningen, 210 gelijke spelen, 127 nederlagen.

door Daniel Devos

In 1968 won Italië het EK, onder meer omdat het muntstuk aan de goede kant viel.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content