Michael Schumacher, zondag te bewonderen in Francorchamps, koestert een bijzondere passie voor het voetbalspelletje. Een evolutie van pole position tot rechtsbuiten.

Begin augustus lanceerde het Italiaanse dagblad Lo Corriere dello Sport een merkwaardig nieuwsfeit : vanaf september zou Michael Schumacher meetrainen met FC Modena, de Italiaanse profvoetbalclub die afgelopen seizoen promoveerde naar de Serie A. De grote voorliefde van Schumacher voor het voetbal indachtig, kon je dit echter bezwaarlijk wereldschokkend nieuws noemen. Gianni De Biasi, de trainer van de topklasser, legt uit dat Jean Todt ( de teambaas van de Ferrarirenstal) in hoogst eigen persoon hem verzocht om Schumi in de kern op te nemen. Het verzoek gebeurde ter gelegenheid van een feestje op Maranello. Ferrari besloot om, tussen de rode bolides en de uitstalramen in, FC Modena en Daytona Modena – de volleybalclub – te eren voor hun respectievelijke promotie en kampioenstitel.

Gianni de Biasi : “Ik herinner me goed dat we met z’n allen in een halve cirkel rond Jean Todt stonden te luisteren naar zijn speech, toen hij plots verklaarde : Michael wil graag trainen met jullie, in het tussenseizoen probeert hij steeds zijn conditie op peil te houden door te voetballen. Ik wist echt niet wat te zeggen. Enkele ogenblikken viel er een ijzingwekkende stilte. Toen antwoordde ik : een gast met die status weiger je nooit. Ik kan u nu nogmaals bevestigen dat we vereerd zijn hem onder ons te hebben.”

Michael Schumacher is werkelijk verknocht aan het spelletje met de bal en de twee doelen. Als hij ook maar één minuut vrije tijd heeft en voor even wil ontsnappen aan de geur van asfalt, begint hij een balletje te trappen. In Vufflens-le-Château, zijn Zwitserse domicilie, stort de Duitser zich graag anoniem in het voetbalspel.

Op je eentje spelen is niet altijd even boeiend. Het Zwitserse Aubonne bood de vijfvoudige wereldkampioen Formule 1 de kans om zijn eerste serieuze voetbalpassen te zetten. De Zwitsers kneedden de F1-piloot tot een bedrijvige, maar weinig getalenteerde rechtsbuiten. Roland Schaer, de trainer van het bescheiden clubje dat verstopt ligt in de vallei, gaf hem een basisplaats. Schaer houdt er trouwens een nauwkeurige profielschets van Schumacher op na : snedig, aanvallend zeer energiek, een ongelooflijke fysieke weerstand, leest het spel goed, alleen zijn voeten doen niet altijd wat hij in gedachten heeft.

Als zijn agenda het toelaat, oefent Michael Schumacher occasioneel mee met de Echechiens, eveneens een modale Zwitserse (derde klasse) voetbalploeg. Zijn passie voor voetbal is zo intens dat hij geen moment twijfelde toen Ronaldo hem vroeg om deel te nemen aan een liefdadigheidswedstrijd in het Brazilaanse Maracanastadion. Schumi krijgt nochtans hopen gelijkaardige verzoeken, maar deze kon hij, als voetbalfanaat, onmogelijk laten liggen : spelen in het historiek uitademende Maracana. Ondanks die geweldige ervaring gaf de Duitse superster toe dat het koud zweet hem uitbrak, toen hij het blijde nieuws van FC Modena, dat kleine provincieclubje nabij Fiorano dat naar eerste klasse steeg, vernam.

Hoe traint de succesvolste piloot ter wereld ? Niet dat hij een buitenaards wezen is of over een wonderbaarlijke genetica beschikt. Hij kan wel op doel trappen, maar hoog springen of van buiten de rechthoek schieten, nee, dat gaat hem al een stuk moeilijker af.

Michael Schumacher is een man van 70 kilogram, gemiddelde lengte en een perfecte fysieke conditie. Meer heeft hij niet nodig om met zijn Ferrari door de bochten te scheuren. Wetenschappers uit alle werelddelen probeerden al ettelijke malen het raadsel (of profiel) van de ideale Formule 1-piloot te ontrafelen. Zelfs de voornaamste kwaliteit van een piloot – zijn reactiesnelheid – lijken bij de F1-rijders niet noemenswaardig hoger te liggen dan bij Jan Modaal. Tot op vandaag blijft de vraag ‘ wat betekent stuurmanskunst ?’ onbeantwoord.

Wat Michael heel goed gezien heeft, is dat fysieke arbeid een topsporter helpt, ook als hij in een sport actief is die – zoals de Formule 1 – afhangt van de mechanica. Vooral in lang vervlogen tijden was dat het geval. Toen bestond er nog geen bijsturing, er werd nog met een ouderwetse vitessepook geschakeld en de sturen zelf wogen loodzwaar. En toch… zelfs in deze moderne tijden werpt de trainingsarbeid van Michael Schumacher zijn vruchten af.

Zijn uitleg klinkt simpel : “Als je in een koers niet de vorm hebt om de fysieke beproevingen van een wagen op te vangen, verlies je na verloop van tijd je concentratie. Onvermijdelijk. Net die mentale weerbaarheid beslist op cruciale momenten over winst of verlies. Je kunnen concentreren op zaken als strategie, weten wanneer je moet doorduwen, wanneer je je banden moet sparen, hoe en wanneer je de tegenstander moet inhalen… in een lastige race zijn dàt de sleutelfactoren.”

In Vufflens botste Michael Schumacher op een specialist in het voetbaldomein : Xavier Jolis. Onder zijn hoede trainde hij bloed, zweet en tranen. Elk jaar begonnen ze er twee weken voor Kerstmis aan en pas op het einde van het voetbalseizoen kapten ze ermee. Maar ook dan kon Schumacher niet stil zitten. In zijn vakantieweken gaat de Duitse kampioen graag skiën of lopen in de donkergroene bossen rond Noorwegen.

Schumacher en Jolis hebben één gemeenschappelijk doel in het leven : de innerlijke motor van Schumacher draaiende houden. Rusten, herbronnen, opdrijven en ontploffen. Vier tot vijf dagen per week haspelen ze een strikt conditieschema af, op maat geschreven van de noden en fysieke beperkingen van een piloot. Michael is een trainingsbeest en wist van zijn hobby zijn werk te maken. Een Italiaanse firma bouwde voor hem een huis van gruwel, volgestouwd met toestellen die een ‘normaal’ mens meer aan pijn dan aan genot doen denken. Sommige ervan werden door Schumacher zelf ontworpen. Daarnaast liet hij een mobiele gymzaal ontwerpen, die hem volgt naar alle uithoeken van de wereld.

De controlefreak in Schumacher ontleedt elk detail van zijn lichaam. “Wanneer ik op weerstand train,” beweert hij, “overstijgt mijn hartritme nooit de 130 slagen per minuut. Daarbij ontwikkel ik een kracht van 170 watt. Bij een intense inspanning worden dat 160 slagen per minuut en 250 tot 280 watt. Sinds 2001 begin ik mijn voorbereiding iets vroeger dan in 1999, het jaar van mijn ongeluk. Sindsdien zijn de resultaten bevredigend. Maar ik mag nog zo hard trainen als ik wil, het vormpeil dat ik in 2000 haalde, evenaar ik nooit meer. Dat was werkelijk fenomenaal.”

door Nicolas Ribaudo

Hij leest het spel goed, alleen doen zijn voeten niet altijd wat hij in gedachten heeft.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content