Infiltratievermogen, techniek en werkkracht : Stijn De Smet (19) van Cercle Brugge is jong, talentrijk én Belg.

Wie had dat gedacht ? ! Stijn De Smet is van Snellegem, parochie nabij Brugge die alleen gekend is voor zijn Romaans kerkje en zijn vele nationale titels in het krachtbal. Een voetbalclub is er niet, voetballers vind je in zijn stamboom dan ook niet. Bovendien duurde het anderhalf jaar voor Stijn begon te lopen. Zijn moeder had de dokter toen al gevraagd of hij wel zeker wist dat Stijntje niets mankeerde.

“Hij bleef daar altijd zitten”, vertelt ze. “Terwijl zijn oudere broer zo’n actieve was. Stijn was heel anders, heel, heel rustig.” Rustig is hij gebleven. Als we ons op het uur van afspraak melden in Kerkeweg 48 is hij er niet. Net nog heel even weg naar een vriend en net niet tijdig terug. “Moet ik hem eens bellen ?” vraagt zijn moeder. “Want Stijn heeft tijd, hoor. Hij is iets té rustig, zeggen wij soms. Mijn man en ik zijn nogal snel zenuwachtig, maar hem zal je niet snel zo ver krijgen ( lacht). Hij is ook geen grote prater. Hij zal niet vlug iets van iemand anders zeggen.”

“Denken soms wel”, grijnst Stijn, die inmiddels in de fauteuil heeft plaatsgenomen, met het ene been over de leuning. “Maar daarom zeg ik het nog niet.”

Moeder is poetsvrouw en vader landbouwmecanicien. Een arbeidersgezin met drie kinderen. Steven 22, Stijn 19 en Sam 14. Drie jongens. “Mijn broers zijn beiden linksvoetig, ik rechtsvoetig”, zegt Stijn. “De oudste voetbalde bij Jabbeke op het middenveld, maar is vrij vroeg gestopt. De jongste is lang keeper geweest bij Jabbeke. Maar hij is daar vertrokken omdat het geen al te goede groep is. Nu staat hij voorin bij Zerkegem en hij is, geloof ik, nog altijd tweede keeper. Een typische linkervoet, technisch sterk, een prima schot en zo, maar hij heeft er niet altijd evenveel zin in.

“Waarom ik wel en zij niet, daar heb ik echt geen antwoord op. Misschien omdat ik met twaalf, dertien jaar al bij Cercle zat en dat de opleiding dan toch een beetje anders verloopt. Ik was vroeger ook wel altíjd aan het voetballen.”

“In zijn park deed hij al zo met zijn voetjes en zodra hij kon lopen, was hij met de bal bezig”, vertelt zijn ma. “Ik heb mij hier binnen dikwijls eens dul moeten maken ( lacht). En hij moest echt ziek zijn om een training te missen, zelfs met koorts zou hij gegaan zijn. Zijn broers niet. En als hij thuiskwam van school, zette hij zijn boekentas daar en ging voetballen in de tuin. Helemaal alleen. Dat is Stijn.”

“Matchkes spelen”, lacht hij. “Club-Anderlecht of zo. Er stond toen een goal in de tuin, die we nog niet zo lang geleden weg deden. Dan speelde ik alleen: doorgaan en shotten. Ik voetbalde ook veel met mijn oudere buren in hun tuin. Eigenlijk zat ik altijd tussen grotere jongens te voetballen. Later, toen ik een jaar of dertien, veertien was, was dat ’s zomers iedere avond met een man of tien, vijftien op het pleintje voorbij de kerk. En op school speelden we in de pauze ook altijd matchkes.

“Bij Jabbeke stond ik lang achteraan, op het einde op het middenveld. Mijn laatste seizoen maakte ik als nummer tien 42 goals. Ik scoorde iedere week, behalve op Varsenare, weet ik nog (lacht). Na een wedstrijd met de West-Vlaamse selectie belde Anderlecht. Ik zou er ook naar school moeten en daar vonden mijn ouders mij nog wat te jong voor. Het jaar erna vertrok ik naar Cercle Brugge. Bij Jabbeke kreeg ik alle ballen, daar was het anders. De trainer zette mij daar altijd vooraan, hij dacht dat ik een spits was, omdat ik zoveel doelpunten had gemaakt. In het begin had ik het er moeilijk. Nadat ik eens drie matchen na elkaar telkens maar tien minuten had mogen invallen, dacht ik al : als dat nog lang duurt, keer ik terug naar Jabbeke. Als jonge gast wil je spelen, als je de hele week naar school bent geweest. Dat doet pijn als kind, als je op de bank zit, terwijl je anderen ziet spelen. Maar daarna speelde ik bijna altijd. Ik ben zelfs een paar jaar aanvoerder geweest. Vooral als offensieve middenvelder, maar vanaf de junioren twee als spits.

“Ik heb altijd wel wat techniek gehad, maar ook niet overdréven veel. Ik moest er ook wel een beetje voor lopen. Gemakkelijk een man uitschakelen, dat wel, ja. Maar een echte, diepe spits ben ik niet. Ik zal er wel mijn plan trekken, maar mijn beste plaats is die van tweede spits.

“De meesten zeggen dat ik een valse trage ben. Als ze mij zien lopen, peinzen ze : hij is niet echt rap. Maar als ze tegen mij staan, is het : je bent rapper dan je denkt. Het is omdat ik niet echt die startsnelheid heb.”

Vorig seizoen studeerde hij nog aan het Vrij Handels- en Sportinstituut in Brugge en kon hij maar zelden trainen met de eerste ploeg. Toch was hij vaak bij de selectie, viel hij enkele keren in en verscheen hij tegen Genk zelfs aan de aftrap. Dit seizoen begon hij na het EK-19 in Zwitserland scherp aan de voorbereiding. Hij bleef in de competitie in de ploeg staan, ondanks de grote concurrentie voorin, en scoorde op La Louvière, op Anderlecht en thuis tegen Gent. De doorbraak van Stijn De Smet uit Snellegem lijkt een feit.

“Je moet ook een beetje geluk hebben”, redeneert hij. “Met Arijs en Jbari waren hier vorig seizoen maar twee spitsen, zodat ik geregeld werd meegenomen en al eens mocht invallen als er één geblesseerd of geschorst was. Ik kende ook het geluk dat toen Marc Van Geersom kwam kijken, ik met de reserven een uitstekende wedstrijd speelde. Zo kwam ik bij de -19. En toen ik met de beloften mee mocht naar Noorwegen, viel ik een halfuur voor tijd in bij 2-1 en werd het nog 2-3. Sindsdien ben ik er altijd bij. Als jonge gast is het belangrijk dat je veel kunt spelen en bijleren. Ik hoop dat dat de komende jaren ook zo zal zijn.”

Hij stopte ondertussen al zijn avondlessen boekhouden, die hij pas begonnen was. Hij leeft nu voor het voetbal, zegt hij. Op jacht moet hij niet meer, want hij heeft sinds vorige zomer een vriendin. Zijn contract met Cercle heeft hij inmiddels tot medio 2009 verlengd. ’t Ziet er goed uit.

“Je kunt er alleen maar komen door veel te werken”, beseft hij. “Toen ik vorig seizoen moest invallen tegen La Louvière ben ik eens per ongeluk met mijn hoofd tegen de borst van Mamouni gelopen. Precies een muur. Ik dacht : als dat allemaal zulke mannen zijn, zal ik toch nog wel een stukje sterker moeten worden ( lacht). Ik voel alleszins dat ik het laatste jaar een serieuze progressie maakte, maar ik denk dat ik nog tamelijk veel moet bijleren. We zullen zien waar ik kom.”

“Wij hadden dat van Stijn nooit verwacht, meneer”, zegt zijn moeder bij ons vertrek. “Het is te hopen dat het mag blijven duren.”

door Christian Vandenabeele

‘Je moet ook een beetje geluk hebben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content