Dirk Van Thuyne Freelance journalist

Marc Wauters is renner af en gaat Limburg als wielerprovincie promoten. ‘Parijs-Roubaix is de allermooiste koers. De kasseien zijn echt iets voor mij : afzien maar toch blijven stoempen, stoempen, stoempen.’

Trouw. Het zijn amper vijf lettertjes, maar ze vatten wel perfect de carrière van Marc Wauters samen. Ze lopen niet zo dik, de renners die na een wielerloopbaan van zestien jaar slechts twee ploegen hebben gediend. De laatste negen jaar kwam Marc Wauters uit voor de oranje brigade van Rabobank, waar hij zich ontpopte als de rots in de branding waarop kopmannen als Michael Boogerd, Erik Dekker en Oscar Freire hun successen bouwden. Slechts één dag per jaar verwisselde Wauters zijn knechtenlivrei voor het generaalskostuum : de dag waarvoor de saloncoureurs hun neus ophalen, de dag van Parijs-Roubaix.

Op drie toptienplaatsen na leverde de Hel niet echt succes op, maar het vaste slaapmaatje van Erik Dekker was dan ook allesbehalve een veelwinnaar. Met de klassieker Parijs-Tours maar vooral de Tourrit in Antwerpen staat er wel degelijk kwaliteit op zijn palmares. In Parijs-Tours wilde hij volgend weekend afscheid nemen van het wielertoneel, maar een val besliste er anders over.

Marc Wauters is overigens nog steeds de enige Rabobankrenner ooit die het mythische, gele leidersshirt mocht aantrekken. De Tourpassage in 2001 was één lange ode aan de Vlaamse knecht. Eerst zoemden de televisiecamera’s minutenlang in op Paul Van Hyfte, die zijn familie en kennissen uitgebreid mocht begroeten en daarna listig zijn karretje aanhaakte aan wat later de beslissende ontsnapping bleek te zijn. Ook Johan Verstrepen en Marc Wauters waren mee en die laatste zorgde voor het orgelpunt door de maat te nemen van de zestienkoppige vluchtersgroep met daarin onvervalste Tourkwaliteit als Stuart O’Grady, Jens Voigt, Bobby Julich en … de piepjonge Ivan Basso.

Met vier ritzeges en de bolletjestrui was de editie 2006 de succesrijkste Tour ooit voor Rabobank, maar jij was er niet bij. Heb je het gemist ?

Marc Wauters : “Nee, absoluut niet. Het is typisch voor de mensen om enkel de goede kanten te onthouden, maar wat bijvoorbeeld Erik Dekker is overkomen, daar spreekt niemand nog over. De valpartijen en het dagenlange afzien horen ook bij de Tour en dat mis ik echt niet. Hoe ouder je wordt, hoe meer je daarover nadenkt.

“Het begin van de Tour heb ik niet gezien op televisie omdat ik in de Ronde van Oostenrijk zat, maar ook daarna heb ik het niet fanatiek gevolgd. De televisie stond wel op maar ik zat niet van ’s morgens vroeg voor mijn toestel. Op de rustdag heb ik wel een bezoek gebracht aan de Tourkaravaan samen met vijftig genodigden van Rabobank.”

De Tourrit in Antwerpen betekende de absolute triomf van je carrière. Wat was de grootste ontgoocheling ?

“Ik was al zoveel jaren prof en ik was in de koers nog nooit door mijn eigen dorp gereden. Plots mocht ik met de gele trui aan op vijfhonderd meter van mijn ouderlijk huis passeren. Dat was gewoon fantastisch. Maar de Tour zorgde ook voor de grootste ontgoocheling. In 1997 demarreerden ze met zeven Festina’s tegelijk, waardoor ik in de achtergrond verzeilde en uiteindelijk doodziek moest opgeven. Dat was een heel moeilijke periode voor mij, want ik moest toen heel hard koersen om maar net voor de tijdsgrens binnen te zijn.”

Genoeg zelfkennis

Wat vind je de allermooiste koers ?

( zonder nadenken) “Parijs-Roubaix. De kasseien zijn echt iets voor mij : afzien maar blijven stoempen, stoempen, stoempen.”

Je bent éénmaal vierde en tweemaal zevende geworden. Heeft het er ooit in gezeten om zegevierend de piste van Roubaix binnen te rijden ?

“Het jaar dat Guesdon won, had ik iets moeten proberen. We zaten toen met drie Lotto’s voorin. Net voor Moncassin en Tsjmil teruggepakt werden, had ik moeten demarreren, maar ik heb toen te veel als helper gedacht en me ten dienste gesteld van Jo Planckaert.”

Wanneer heb je de klik gemaakt en je neergelegd bij het feit dat je geen kopman maar wel een knecht was ?

“Als neoprof ging ik vaak trainen met Eric Vanderaerden en Guy Nulens. Vanderaerden had bij de jeugd alles gewonnen en ik kende mezelf goed genoeg om te weten dat ik dat niet kon. Dan vond ik het toch beter om een trap lager te mikken en een carrière uit te bouwen zoals Guy Nulens. Hij was mijn grote voorbeeld. Hij reed de Tour in dienst van een Phil Anderson of een Olaf Ludwig en dat wou ik ook doen.”

Iedereen kent je in het peloton als ‘de soldaat’. Vanwaar komt die naam ?

“Als jong broekje mocht ik met de Lottoploeg mee op stage in de Franse Alpen. Ik kwam daar in een bende lolbroeken terecht met onder anderen Peter De Clercq, Sammie Moreels en Johan Museeuw. Renners zijn haast per definitie sloddervossen die alles in hun koffer kwakken, maar ik was helemaal anders. Mijn antizweethemdjes waren altijd netjes opgeplooid, de koersbroeken lagen mooi op elkaar gestapeld enzovoort. Ook op het vlak van afspraken was ik heel strikt. Als de ploegleiding zei dat we om negen uur zouden trainen, dan stond ik al om vijf voor negen klaar. Bovendien had ik op dat moment gemillimeterd haar, waardoor het niet lang duurde vooraleer iedereen mij kende als ‘de soldaat’.”

Toch kan ook de modelprof eens in de fout gaan. Onlangs arriveerde je op een wedstrijd maar je was je wielen vergeten.

( lacht) “Tja. Ik had hulp gekregen bij het inladen van de wagen en zonder te controleren had ik de koffer dichtgegooid. Maar er zijn wielen genoeg in de wereld, hoor. Bram De Groot heeft me uit de nood geholpen.”

Was je voorbestemd om wielrenner te worden ?

“Behalve Fernand Deferm – een verre neef van mijn vader die prof was in de jaren zestig – zitten er niet echt wielrenners in mijn familie. Mijn vader was wel een gedreven wielertoerist en als jonge snaak ging ik samen met hem wel eens fietsen. Mijn eerste wedstrijd, een veldrit, reed ik bij de twaalfjarigen in Nederland, want in België mocht je toen nog geen wedstrijden rijden beneden de vijf- tien jaar. Ik had totaal geen ervaring. Iedereen was plots vertrokken en ik stond nog steeds aan de startlijn. Ik ben toen volle bak beginnen rijden en ik ben uiteindelijk nog als eerste over de meet gekomen.”

Een paar tics

Ben je bijgelovig ?

“Niet echt maar ik heb wel een paar tics. Zo moet de klem van mijn voorwiel altijd naar boven staan, zelfs bij het tijdrijden. Het is natuurlijk niet echt aerodynamisch maar de mecaniciens respecteren dat wel. Het voordeel is dat ik mijn wiel er meteen kan uithalen en het is ook gemakkelijk als je vooraan lek rijdt.”

In een wielercarrière van zestien jaar heb je in feite maar twee ploegen gehad. Hoe komt dat ?

“Ik ben profrenner geworden bij Lotto en ik ben daar drie jaar gebleven. Dan zijn Hilaire Van der Schueren en Jan Raas mij komen halen om bij WordPerfect te rijden.

“Eigenlijk zou ik altijd bij Jan Raas gebleven zijn, maar plots zat hij zonder sponsors. Het toeval wou dat net op dat moment mijn streekgenoot Wilfried Nelissen mij gevraagd had om terug te keren naar Lotto. Ik wou het spel eerlijk spelen en ging te rade bij Jan Raas. ‘Jij gaat volgend jaar voor Lotto rijden want ik heb niks’, zei hij me. Jan heeft toen eigenlijk voor mij beslist, maar twee jaar later is hij me opnieuw komen opzoeken om voor Rabobank te rijden.

“Ik heb al die jaren voor verschillende kopmannen gewerkt. Ik was niet aan één bepaalde kopman gekoppeld zoals bijvoorbeeld Wilfried Peeters aan Johan Museeuw. Of ik nu moest werken voor Michael Boogerd, Erik Dekker, Oscar Freire of Rolf Sørensen, dat maakte me echt niets uit. Ik deed wat er van mij verlangd werd.”

Erik Dekker en Michael Boogerd hebben heel wat van hun successen te danken aan jou. Wat heb je ervoor teruggekregen ?

“We hebben veel tijd samen op de kamer doorgebracht. Erik was mijn vaste slaapmaatje, maar als hij er niet was, sliep ik bij Michael. Met hem klikt het ook. Ik heb veel voor hen gedaan, maar daar ook veel voor teruggekregen. Ik zal bijvoorbeeld nooit vergeten hoe Michael in Parijs-Tours de boel stillegde terwijl ik toch nog moest afrekenen met Gianni Faresin. Erik had dan weer een belangrijk aandeel in mijn Tourritoverwinning. Op vijftig kilometer van de meet kwam hij naast me rijden en riep : ‘Kom we gaan demarreren, want het valt hier toch stil.’ Met ons tweetjes konden we een gat slaan en de groep dikte uiteindelijk aan tot zestien man. In de laatste kilometers vroeg hij me om als eerste te demarreren. Daarna zou hij het proberen, maar dat was gelukkig niet meer nodig.”

In de Ronde van Nederland in 2004 ging je als leider de slotdag in, maar Erik Dekker pakte je in extremis toch nog de leiderstrui af.

“Ik heb er een nacht slecht van geslapen, maar ’s anderendaags moesten we samen een koppeltijdrit rijden. Het belangrijkste was natuurlijk dat Rabobank had gewonnen. Bovendien was Erik op dat moment kampioen van Nederland.”

Welke kopman heeft door de jaren heen de grootste indruk op jou gemaakt ?

( zonder nadenken) “Oscar Freire. Dat is klasse tot en met. Als hij in het voorjaar op trainingskamp aankomt, heeft hij een week getraind en met trainen bedoel ik dan dagelijks twee uurtjes fietsen. Andere jongens hebben dan soms al vier, vijf weken getraind. De eerste week doet zijn gat nog wat zeer en moet hij al eens steun zoeken aan een autoklink, maar tegen het einde van het trainingskamp kan niemand hem nog kloppen. Op zijn 28ste had hij al drie wereldtitels op zak en dat is heus geen toeval.”

Je hebt ook nog met Levi Leipheimer in de ploeg gereden …

“De Amerikaan lag mij niet zo. Het is een goede renner, maar hij heeft nu al de allures alsof hij de Tour al gewonnen heeft. Alles en iedereen voor hem. Hij zet structuren uit, terwijl hij het op de belangrijke momenten telkens laat afweten. Ik geloof minder in Leipheimer dan in Menchov als Tourwinnaar. Menchov is heel kalm en gemakkelijk. Die moet zelfs geen lichte fiets hebben. Als je hem helpt, is het al oké. Freire is net zo. Dat zijn grote kampioenen, maar het blijven gewone mensen.”

Valsspelers

Tom Boonen vindt dat de Tour te zwaar is. Zelf heb je hem dertien keer gereden, ben je het daarmee eens ?

“Er is een heel simpele remedie : haal de eerste uren van de wedstrijd de televisiecamera’s weg. Maar dan zal je natuurlijk ook een aantal sponsors wegjagen. Wat doet een renner die beseft dat hij aan een slechte Tour bezig is en de televisie zendt een bergrit integraal uit ? Om de sponsor te sussen gaat die van bij de start demarreren en dan komt hij gegarandeerd twee uur in beeld. De reporters zitten daar dan vier of vijf uur over te lullen. Indien ze de eerste cols niet filmen, gaat het peloton wat rustiger rijden. Vroeger werd enkel de finale uitgezonden en reden we de eerste uren tegen dertig kilometer per uur.”

In België, Italië en recentelijk ook in Spanje heeft men keihard opgetreden tegen valsspelers. Is Amerika de laatste vrijhaven voor doping waar de sportbonden vlot een oogje dichtknijpen ?

“Die vraag stel ik me ook, maar ik heb er geen antwoord op. In de NBA is alles toegelaten, terwijl er in Europa – zeker in het wielrennen – keihard wordt opgetreden. In Frankrijk is het nu haast feest omdat wat niet lukte bij Lance Armstrong nu toch gelukt is met Floyd Landis : een Amerikaan pakken op doping. Je mag echter niet bij elke prestatie vraagtekens plaatsen. Armstrong was toch ook al wereldkampioen op 21 jaar. De Verenigde Staten vormen een groot land en het is niet meer dan normaal dat er daar jongeren tussen zitten die een serieuze uithouding hebben en een stukje kunnen fietsen. Dat is ook het geval voor China. Recentelijk is er hier in Limburg een Chinees als eerste over de finish gebold.”

Ben je zelf gevraagd om ploegleider te worden ?

“Van Unibet.com heb ik een aanbieding gekregen, maar ook bij Rabobank waren er mogelijkheden. Ze hebben mij ook gevraagd om fietsvakanties te organiseren, maar ik moet op mijn hoede zijn dat ik niet meer uithuizig zal zijn dan tijdens mijn wielercarrière. Dat heb ik Krista, Seppe (8) en Bram (6) beloofd.”

Het circuit van Zolder loopt als een rode draad door je leven. Je ging er trainen als jeugdrenner, je leerde er Krista kennen, je zal er op 15 oktober je allerlaatste wedstrijd rijden maar ook je toekomst ligt daar.

“Ik zal er een afdeling van de Vlaamse Wielerschool oprichten zoals Rik Van Looy in Herentals en Ferdi Van den Haute in Gent. We zullen het circuit verlichten zodat er ook na schooltijd getraind kan worden, zowel voor racefiets en cyclocross als voor BMX. Ook met de wielerpiste in Geel willen we samenwerken, zodat we in de provincie Limburg structureel aan jeugdwerking kunnen doen. Ten slotte is het ook de bedoeling om Limburg als fietsprovincie te promoten. Op 1 januari treed ik in dienst, maar eigenlijk ben ik al twee jaar bezig met het lobbywerk en het verzamelen van de centen.”

DIRK VAN THUYNE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content