Al was het putje winter toen hij er aankwam, veel tijd had Victor Simoes de Oliveira niet nodig om in Brugge het hart van het volk te stelen. ‘Ik ben een geboren dribbelaar’, zegt hij. ‘In Rio ben ik begonnen met een kousenbal.’

De wereld wordt almaar kleiner met het internet. Tijd en ruimte versmelten, alles wordt één. Op een appartement in hartje Brugge zit een Braziliaan achter een computerscherm naar Flamengo – Fluminense te kijken, topper in het Mara- cannastadion in Rio. Victor Simoes de Oliveira speelt sinds een paar maanden voor Club Brugge en is afkomstig van Rio de Janeiro. “Ik ben geboren in Bota- fogo, een wijk van Rio”, vertelt hij. “Mijn ouders zijn supporter van Botafogo, ik van Flamengo (lacht). Dat is zoals Antwerp en GBA in Antwerpen (lacht).

“Ik ben de oudste van drie kinderen. Mijn zus van acht jaar zit op de lagere school, die van achttien leert voor kapster en volgt ook nog computercursussen. Mijn moeder geeft les aan kinderen ; mijn vader werkt in een kleine snackbar aan het strand. Hij is gehuwd met de eigenares ervan. Mijn ouders zijn een jaar of zes geleden gescheiden. Ze hebben voor mij nog geprobeerd om weer samen te komen, maar het ging niet. In het begin had ik het er zeer moeilijk mee, maar ik leerde er ondertussen mee leven.”

Wanneer wist je dat je voetballer wou worden ?

Victor Simoes de Oliveira : “Van zodra ik ontdekte dat ik een mens was, redelijk vroeg dus (lacht).”

Herinner je je nog je eerste bal ?

“Ik ben begonnen met een bal van in elkaar gedraaide kousen. Iedereen werkte wel in de familie, maar toch waren we arm. Er was iets te eten, maar geen luxe. Geen auto, neen, zeker niet. Een telefoon kwam er pas toen ik een contract kreeg bij Flamengo. Later kreeg ik een bal van het merk Penalty. Het was mijn enige speelgoed. Spelen was voetballen, met vrienden op straat, in de zaal en op het strand, dat te voet op tien minuten van bij ons thuis was.

“Mijn vader is een fanatieke voetballiefhebber, je weet hoe Brazilianen zijn, hé. Hij heeft zelf ook nog gevoetbald, als linkermiddenvelder, maar het was niks (lacht). In onze wijk trainde hij de grote mannen. Hij organiseerde er ook van alles, ook loopwedstrijden. Ik liep dan mee en won altijd. Ik was ook een goeie loper, het best op korte afstanden. Mijn vader wou per se dat ik voetballer werd. Hij nam me als klein ventje al overal mee waar er gevoetbald werd, naar de wijkploeg en naar het strand. Hij gaf mij goede raad, maar veel moest hij mij niet motiveren. Zoals elke Braziliaanse jongen droomde ik ervan voetballer te worden.”

Wanneer is het echt begonnen ?

“Toen ik negen jaar was en zaalvoetbal mocht spelen bij Flamengo.”

Mócht ?

“Ja, want je moest tests afleggen, wedstrijdjes spelen. Ik vergeet het nooit meer. Ik kwam toe met van die All Stars, die ik had gekregen van iemand die in de ploeg van mijn vader speelt en die ik als mijn oom beschouw, maar ik werd weer naar huis gestuurd. Je moest schoénen dragen. Het jaar erna keerde ik terug met voetbalschoenen en werd ik aangenomen. Het eerste seizoen werden we met onze zaalvoetbalploeg kampioen en kreeg ik een aanbieding voor het veldvoetbal. Ik was twaalf jaar toen.”

Welke opleiding kreeg je bij Flamengo ?

“Ze leren je er alles, zelfs wat je moet eten. Gezonde, natuurlijke voeding. Fruit, vis. Wie uit een andere stad kwam en op internaat zat, at sowieso gezond. Voor wie zoals ik thuis at, kwam er twee, drie keer per jaar iemand langs om ons te vertellen wat goed was voor onze gezondheid en wat niet, welke vitaminen je moest bijnemen ook. Je leert in de jeugdopleiding van Flamengo ook hoe je met mensen moet omgaan. Beleefdheid.

“’s Ochtends ga je naar school en ’s namiddags ga je trainen ; of andersom, naargelang van de leeftijdscategorie. Er is een uitstekende samenwerking tussen onderwijs en sport, eigenlijk is het één. Tot veertien jaar is er in de club ook controle op je schoolresultaten. Slechte punten bleven niet zonder consequenties voor je wedstrijden. Stond je in de ploeg, dan werd je eruitgehaald ; zat je op de bank, dan werd je niet geselecteerd. Je kreeg ook wat geld, om schoenen te kopen en zo, maar als je je best niet had gedaan op school, kreeg je het geld niét. Vanaf elf, twaalf jaar was het elke dag trainen, maar niet zoals hier. Bij ons gebeurt het meer spelenderwijs, met de bal, meer in wedstrijdvormen ook. Belangrijk is er dat je de bal nog beter leert kennen.”

Op welke positie ben je gevormd ?

“Bij de kleintjes was ik linkermiddenvelder of linksbuiten. Later, met dertien, veertien jaar, ben ik centrumspits geworden.”

In welke bezetting ?

“Flamengo speelt 4-4-2.”

Wat was je voornaamste kenmerk ?

“Ik was een dribbelaar. Ik ben een geboren dribbelaar, op straat viel dat al op (lacht).”

Wie was je jeugdidool ?

Zico. Zijn dribbels, zijn vrije trappen, zijn goals.”

Scoorde je als jeugdspeler vaak ?

“Ja. Ik ben eens twee jaar naar na elkaar topscorer van de ploeg geweest.”

Hoeveel maakte je er dan ?

“Dat weet ik niet meer precies.”

In welke mate werd je bij Flamengo tactisch geschoold ?

“Bij Flamengo leer je alles.”

Welke spelprincipes gelden er ?

“Bij balbezit mochten we vrij door elkaar lopen, bij balverlies tot op het middenveld terugplooien en dan pressen.”

Waar heb je je atletisch lichaam vandaan ?

“Mijn vader is alleszins een sterke beer. Normaal had ik meer het lichaam van mijn moeder (schiet in de lach), maar ik heb er een beetje aan gewerkt. Ik voelde op het veld dat het nodig was. Fitnesstraining, veel gezwommen ook in het zwembad van Flamengo. Want Flamengo is niet alleen een voetbalclub, het is ook handbal, volleybal, boogschieten zelfs. Flamengo heeft van alle sporten een ploeg.”

Waarom ben je er uiteindelijk niet doorgebroken ?

“Nadat ik de overgang van de junioren naar de A-kern maakte, deed ik aanvankelijk vrij veel mee in de eerste ploeg. Maar toen is er iets gebeurd dat alles veranderde. De tv-rechten van het kampioenschap van Rio werden verkocht, élke wedstrijd kwam op televisie en dat was voor de club het signaal om dure spelers met naam te gaan kopen. De druk werd nog groter dan hij al was. Verliezen kon haast niet meer. Trainers worden er nog sneller versleten dan in Europa, weet je. Daardoor werd de doorbraak van veel jonge spelers automatisch afgeremd. Soms zat ik nog op de bank, soms ook niet.”

Hadden jullie, junioren, er een fatsoenlijk contract ?

“Niet in vergelijking met de grote namen die gekocht werden (lacht). Wij waren veel goedkoper. We kregen wel wat geld, waarmee we thuis wat konden helpen en ook wat dingen voor onszelf konden kopen, maar vaak was het : één maand betaald krijgen, drie maanden wachten. Financiële problemen (lacht) !”

Is er dan niemand van jouw generatie doorgebroken ?

“Toch wel. Reinaldo bijvoorbeeld, die nu bij Paris Saint-Germain speelt ; en ook Juan, van Bayer Leverkusen ondertussen ; en Adriano, van Inter en daarvoor van Parma. We speelden allemaal samen in de juniorenploeg die kampioen werd. Ik speelde ook nog met Cesar, keeper van Flamengo en ook van de nationale ploeg van Brazilië. Er zitten er ook nog een paar in het huidige team van Flamengo, dat zopas weer kampioen is geworden. Een paar anderen vertrokken naar kleinere clubs of het buitenland.”

Hoe groot was de ontgoocheling omdat je niet was doorgebroken bij Flamengo ?

“Het was een slechte ervaring. Je bent ontgoocheld omdat je niet de kans krijgt om te tonen waarvoor je van klein af bent opgeleid. Maar tegelijk had ik iets van : ik moet verder ! Dan ben ik naar Tombense gegaan, op zeven uur reiden van Rio. Een tweedeklasser en meer een club die spelers creëert. Maar uiteindelijk heb ik daar maar twee maanden gespeeld.”

Waarom Germinal Beerschot ?

“Omdat dat het eerste buitenlandse voorstel was dat ik van mijn manager kreeg, mijn eerste kans om naar Europa te komen.”

Wat zei België je op dat moment ?

“Niets, helemaal niets. Ik was dan ook nog nooit eerder in mijn leven buiten Brazilië geweest.”

Wat viel je het meest op in België ?

“De appartementen. Die zijn hier zo laag (lacht). Bij ons in Rio zijn die twintig, dertig verdiepingen hoog. Hier vaak maar drie, vier.”

Wat nog meer ?

“Dat hier zoveel witte mensen zijn, die heel veel kleren dragen (lacht). En dat de straten hier zo proper zijn en de mensen zo georganiseerd. Opvallend is vooral ook hoe de verkeerslichten hier ge- respecteerd worden. In Rio mag alles in het verkeer. Of het licht op groen of op rood staat, doet er eigenlijk helemaal niet toe.”

Hoe verliep je aanpassing ?

“Geen probleem. De eerste maanden was Monika er wel nog niet, mijn buurmeisje met wie ik al zes jaar samen ben, maar het viel mee. Ook omdat ik ben aangekomen in de zomer, op een moment dat het warm was. Ik vreesde een beetje de winter, maar ik heb hem toch overleefd (lacht).”

Heb je veel last gehad van de koude ?

Luciano(keeper van Germinal Beerschot, nvdr) meer dan ik, denk ik. Ik kan lopen, hij staat veel meer stil. Tegen Standard stond hij met bevroren vingers en tenen in de goal (lacht).”

Wat van Germinal Beerschot ?

“Het verschil tussen Flamengo en GBA is het verschil tussen een grote en een kleine club.”

Het voetbal ?

“Geen probleem. Ik was ingelicht voor ik naar hier kwam.”

Wat was er jou dan gezegd ?

“Veel lopen, hard, fysiek.”

Hoe bevielen de trainingen je ?

“Bijna altijd twee keer per dag trainen is anders dan in Brazilië. Bovendien : bij ons doen we het tijdens de week rustig aan om dan in de wedstrijd te ontploffen. Hier wordt er verwacht dat je iedere training tot het uiterste gaat. Hier wordt veel op wilskracht gedaan. Zelfs als ik mij moe voelde, moest ik toch alles geven. God zij dank heb ik alles kunnen opvangen.”

Wanneer is er voor het eerst sprake ge- weest van Club Brugge ?

“Toen ik na de winterstop terugkeerde van Brazilië. Ik was in Rio met een hoofd vol fantasie over GBA in het vliegtuig gestapt, dat we hoger in de klassering moesten komen en dat ik meer wou scoren, maar… Toen ik in Antwerpen arriveerde, vertelden ze mij dat ik naar Club Brugge getransfereerd zou worden. Ik was even verrast als blij : hogerop raken is mijn doel en Club Brugge is een grotere club, die veel meer in de belangstelling staat.”

Hoe ervaar je de trainingen daar ?

“De structuur van de trainingen in Brugge is meer zoals in Brazilië. Objectiever dan bij GBA, vind ik. Meestal één keer per dag, kleine wedstrijdjes, de bal twee keer raken, de afwerking op doel… Dat is meer zoals ik het bij Flamengo gewoon was.”

En het spel ?

“Dit is een trainer die heel offensief speelt en vraagt om de bal het werk te laten doen. Club Brugge is ook een ploeg met veel spelers die al voldoende ervaren zijn om te weten hoe het moet.”

Ooit al gehoord van looplijnen ?

“Neen, nog nooit van gehoord.”

Kan je bij Club Brugge op intuïtie spelen ?

“Ja, de trainer eist dat zelfs van mij.”

Geen opdrachten ?

“De drie spitsen moeten goed bewegen. Dat is al wat hij zegt.”

Weet je wel zeker dat je hem goed begrijpt ?

“Ja (lacht). Pijltjes zijn een universele code, hé (lacht).”

Waar speel je het liefst : centraal of op de flank ?

“Het maakt niet uit, ik heb geen voorkeur.”

Is het niet moeilijk als enige centrumspits ?

“Het voordeel is dat je voor en dicht bij de goal bent, zeker zoals Trond Sollied met deze ploeg speelt. Als linksbuiten is het moeilijker om een goal te maken.”

Wat vind je van de verdedigers in België ?

“Fysiek sterker, maar minder goede voeten en niet zo snel als bij ons in Brazilië, lijkt me. In Brazilië eisen ze snelheid van verdedigers. Er wordt vaak ook maar met twee achterin gespeeld, hier met vier.”

Ben je een echte goalgetter ?

“Als ik mijn leven tot nu toe bekijk, dan moet ik zeggen : bij momenten wel. Maar een spits die altijd, élk moment scoort, een echte goalgetter ben ik niet. Het is ook mijn spel niet om constant in de zestien meter te blijven. Maar als het gevraagd wordt, zal ik het doen en dan zal ik wél meer scoren, denk ik.”

Volgens je Braziliaanse vrienden in Antwerpen worden in de toekomst clubs als AC Milan best haalbaar voor jou.

“En Real Madrid (lacht) !”

Mits je wat meer ervaring hebt verworven in Europa ?

“Om ervaring gaat het niet. Ervaring verwerf je tot je sterft. Waar het om gaat, is de kans krijgen, zoals ik die nu krijg om bij Club Brugge te spelen.”

Is de absolute top haalbaar voor jou, denk je ?

“Ja, ik heb er alle vertrouwen in.”

Is de nationale ploeg van vijfvoudig we- reldkampioen Brazilië een ambitie ?

“Het is een droom waar ik niet aan denk. Prestaties zullen bepalen wat er gebeurt.”

Het advies van je boezemvriend Luciano onlangs in Sport/Voetbal Magazine luidde : niet te veel dromen ; voeten op de grond ; dag na dag werken, werken, werken.

“Hij heeft gelijk.”

Voel je je nooit ontheemd ?

“Ik mis mijn familie en mijn vrienden , maar dit is mijn werk. Het is bovendien ook goed voor hen dat ik hier ben, want ik doe het ook om hen financieel te helpen.”

Tafarel had een papegaai als huisdier, jij een pitbull. Wat leert ons dat over het baasje ?

“Ik hád een pitbull. Ik verkocht hem omdat hij te wild werd. Hij was zijn eigen baas geworden (lacht). Nu heb ik een labrador (lacht).”

Maar je vrienden noemen je wel Pitbull, omdat je zo sterk bent.

“Ja, dat weet ik (lacht).”

Bedankt.

“Jij bent bedankt.”

door Christian Vandenabeele

‘Zico was mijn jeugdidool. Zijn dribbels, zijn vrije trappen, zijn goals.’

‘De structuur van de trainingen in Brugge is meer zoals in Brazilië.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content