Het huwelijk tussen Lotto en Domo kende een bewogen eerste jaar. Ploegmanager Marc Sergeant maakt de balans op.

M arc Sergeant mag dan al zeven jaar renner-af zijn, er valt nog steeds geen grammetje vet te bespeuren. De discipline en nuchterheid die hem als renner typeerden, is hij ook als ploegmanager niet verleerd. Toen hij na een samenwerking van drie jaar met Patrick Lefevere bij Mapei en Domo-Farm Frites door Jan De Clerck werd aangezocht om het prestigeproject Lotto-Domo te gaan leiden, wikte en woog hij gedurende enkele weken alvorens de handschoen op te nemen. Hij lijkt een beetje een stille û zeker wanneer hij naast spraakwaterval Hendrik Redant staat û maar bij Sergeant is het de kwaliteit die telt. Geen woord klinkt luider dan het andere, maar hij gaat geen enkele vraag uit de weg, is niet bang om tegen de haren in te strijken en maakt met arendsblik de analyse van het afgelopen jaar.

Marc Sergeant : “We hebben een heel moeilijke start gekend met de financiële problemen rond een derde sponsor. Verschillende keren vroeg ik me vorige winter af : waar ben ik nu aan begonnen ? Maar je kan daarover niet blijven dubben, je moet verder. ABX heeft pas in de tweede helft van oktober afgezegd, en Lotto-Domo besliste toen om af te wachten. Om je ploeg in te schrijven bij de UCI moet je voor een bepaalde datum achttien renners onder contract hebben en bewijzen dat je financieel sterk genoeg bent om die te betalen. Voorlopig moest er bij ons dus een aantal jongens uit, renners die genoeg verdienden om het totale budget naar beneden te krijgen. Axel Merckx was een van hen, hij heeft vier, vijf weken in onzekerheid geleefd. Christophe Sercu verzekerde me dat alles in orde zou komen, maar die mannen vragen zich natuurlijk toch af waarom zij het slachtoffer zijn. Vervolgens werd heel de vuilnisbak opengetrokken in de pers en stonden alle salarissen in de krant. Zoiets laat sporen na, in de trant van : had ik geweten dat hij zoveel verdiende, hij mag volgende keer zelf eens op kop rijden. Er heerste jaloezie in de ploeg en het was moeilijk om eendracht te krijgen. Eens de voorjaarskoersen begonnen, was het evenwicht hersteld, maar zo’n winter wil ik nooit meer meemaken. Er kwam een pak vragen op mij af en ik mocht niks zeggen. Ik ben gewoon om altijd op vragen te antwoorden en nu moest ik zeggen : ‘Ik weet het niet.’ Zo ben ik niet. Ik heb nog nooit in mijn leven zo gewerkt. Ook sportief liep het niet zoals het moest, er heerste veel onzekerheid binnen de ploeg.”

En toen won Van Petegem twee klassiekers op rij.

“En dan was het voorjaar ineens goed. In de Tour was het telkens net niet en denk je : oké, nu gaan we in de najaarsklassiekers de wereldbekertrui van Van Petegem verdedigen, maar daar botsen we op een superieure Bettini. De laatste weken heeft de ploeg dan weer heel regelmatig gepresteerd. Hadden ze dat in het begin ook gedaan, dan was de balans beter uitgevallen. Natuurlijk tekent iedere ploegleider bij het begin van het seizoen voor twee wereldbekerzeges, maar in de breedte scoorden we veel te weinig. Die dubbelslag van Peter was uniek en ik zal de raad van bestuur van de ploeg nu al garanderen dat het volgend jaar niet zal lukken. Als ik één ding niet ga doen, dan is het alles op Van Petegem afschuiven. Hoewel Van Petegem een van de mentaal sterkste renners is die ik ooit heb meegemaakt. Alles ketst er eigenlijk op af.”

Toch is hem jarenlang verweten dat hij na één zege al verzadigd is en zich daarna niet meer kan concentreren.

“Na de Ronde van Vlaanderen werd hij op de persconferentie direct geconfronteerd met de vraag : ‘En, is het nu gedaan ?’ Van Petegem heeft een vrij sterk eergevoel, als je daar een beetje tegen gaat duwen, wil hij zich bewijzen. Tijdens de voorbereiding zal hij echter nooit in zijn kaarten laten kijken. Van Petegem heeft, in tegenstelling tot veel andere renners, niet de behoefte om via resultaten te bewijzen dat hij goed is. Hij heeft genoeg zelfvertrouwen om ook zonder resultaten in zichzelf te geloven. Hij is ook een ander type renner dan Bettini : die wil elke koers winnen, is nerveuzer en zit constant vooraan. Terwijl Van Petegem graag en veel achteraan rijdt en redeneert : als alles normaal verloopt, kom ik in de finale en ga ik om te winnen. Zijn de vogels dan na honderd kilometer gevlogen, dan ligt Van Petegem daar niet wakker van. Bettini zal mee weg zijn ( lacht).”

Neemt hij geen enorme risico’s door de hele dag achteraan te bengelen ?

“Eigenlijk niet. Zelf koerste ik ook niet constant vooraan. Als je bij de eerste tien rijdt en er ligt olie op de weg of iets dergelijks, dan is de kans dat je valt veel groter. Vooraan zijn ze nerveus : constant duwen en trekken, meer tempowisselingen. Achteraan moet je soms rapper rijden, maar het kost je minder energie. Je beleeft de koers anders. Als je vooraf zegt : ik moei me er de eerste honderd kilometer niet mee, dan hoef je enkel het wiel van de renner voor je in het oog te houden. Voor de rest ben je bezig met de finale en hoe je die gaat rijden. Op een gegeven moment, dat kan op dertig of op tachtig kilometer van de streep zijn, wéét je gewoon dat de koers gaat openbreken en schuif je naar voren. Dat is een gevoel, een instinct. Van Petegem heeft dat ook.”

Hoe brengt Van Petegem het mentaal op om zich een hele dag in te houden ?

“Het is niet iets wat je moet opbrengen, het is iets wat je van je af moet zetten. Je mag niet de hele dag denken : zijn er ontsnappingen ? Ben ik de koers aan het verliezen ? Je moet honderd procent vertrouwen hebben in de ploeg . Als je je de hele tijd zenuwachtig maakt, kan je beter vooraan koersen.”

Rijdt Van Petegem soms niet té beredeneerd, zoals op het WK ?

“(Stellig.) Hij heeft een perfecte koers gereden. Na 260 kilometer moet je elk greintje kracht afwegen en die beslissing moet je in een fractie van een seconde nemen. Rijdt hij achter Astarloa aan, dan wint Bettini misschien. De wind stond tegen en Van Petegem heeft terecht gegokt dat Astarloa op het einde van de helling zou verzwakken. Dat is dus niet gebeurd. Ik kan moeilijk ontevreden zijn over zijn prestatie : hij heeft de bronzen medaille en was dus op de afspraak. Maar als je ziet hoe hij de beslissing doorvoerde op de eerste helling, dan was hij de sterkste man in koers. Voor het hetzelfde geld was hij wereldkampioen geworden.”

Van Petegem heeft jullie voorjaar gered, maar die succesvolle lijn werd niet doorgetrokken in de Tour.

“De Tour was mijn grootste ontgoocheling dit jaar. Het was telkens net niet en op de laatste dag spelen we dan ook nog de groene trui kwijt. De Tour is verschrikkelijk slopend, maar als je op het einde kan zeggen : we hebben de groene trui, dan hou je er iets tastbaars aan over. Nu stonden we gewoon met lege handen en dat gaf een heel wrange smaak. Ik heb tien dagen rondgelopen met een gevoel van : pff, ik heb geen goesting meer.”

McEwen presteerde dit seizoen over de hele lijn minder goed. Wat is daar de oorzaak van ?

“Vorig jaar was uitzonderlijk voor McEwen, een enorme piek in zijn carrière. Dit jaar is hij drie, vier procent minder en dan sprint je wel mee, maar word je altijd net geklopt. Voor een verklaring moeten we misschien teruggaan naar twee jaar geleden. McEwen was bij Domo-Farm Frites een zekere levensstandaard gewoon, maar dat klapte in elkaar en niemand wilde hem nog in zijn team. Plots moest hij rijden voor een loon dat voor hem niet acceptabel was en besefte hij tijdens de winter dat hij zich moest herpakken. Vorig jaar heeft hij opnieuw een serieuze loonsaanpassing gehad, volkomen terecht overigens : hij stond na het WK derde op de UCI-ranglijst.”

Misschien werd zijn loon een beetje te veel verhoogd.

“Dat is wat ik wil zeggen. Van Petegem kreeg ook zo een aanpassing en die wint wel twee klassiekers. Ik wil geen steen gooien naar McEwen, maar als je bepaalde renners het mes op de keel zet, kunnen ze toch altijd iets meer. Ze zijn net dat ietsje agressiever, zowel in de wedstrijd als op training.”

Schroef je het salaris van McEwen volgend jaar terug ?

“Kan ik niet, want hij tekende een contract van twee jaar, zoals de meeste renners in de ploeg. Dat was een eis van de renners die al bij Lotto zaten. Op dat moment stelde ik me daar geen vragen bij. Zelf heb ik ook een contract van twee jaar gekregen, maar volgend jaar wil ik naar een premiestelsel of een systeem met eenjarige contracten die na prestaties tijdens het jaar verlengd worden. Die tweejarige contracten werken remmend voor de renners. Ze geven een stuk zekerheid, maar niet iedereen reageert op dezelfde manier op zo’n contract. Er zijn er die denken : het maakt allemaal niet zoveel uit, het is toch in orde voor volgend jaar. En dan merk je dat die instelling het jaar daarop wel verandert, want dan moeten ze presteren om hun contract te verlengen.”

Verwacht je van bepaalde renners dat ze volgend jaar beter gaan presteren ?

“( Zonder aarzeling.) Alleszins van Rik Verbrugghe. Als je kijkt naar de speerpunten van de ploeg, dan zijn dat Van Petegem, Merckx, McEwen en Verbrugghe. Van Petegem was buiten categorie, McEwen een paar procentjes minder en Merckx heeft heel diep gezeten in de Tour. Hij was in zichzelf gekeerd, constant bezig met de vraag waarom hij niet beter kon. Want hij wil meer geven. Na iedere rit kwam hij zeggen : ‘Sorry, Marc, maar ik kan niet beter.’ Hij is een van de meest eerlijke renners van het peloton, steekt zich nooit weg achter excuses en is heel consequent. In de Tour zei hij op een gegeven moment : ‘Het is genoeg geweest, zo gaat het niet meer.’ Aan de manier waarop hij dat zei, wist ik dat hij wilde stoppen met koersen. Nadat hij de juiste medicatie kreeg voor die schimmelinfectie zag je hem weer opfleuren en heeft hij de Ronde van de Ain gewonnen. Verbrugghe heeft ook derde gereden in een rit in Parijs-Corrèze. Dan kan je ook zeggen : allez, hij is erbovenop. Maar we zijn oktober, het jaar is voorbij.”

Waar is het misgelopen ?

“Ik heb ook zo eens een jaar gehad, in 1985. Je denkt dat je goed bezig bent, je zit in een soort routine : je traint goed, leeft zoals het moet, komt de winter goed door. Maar op het einde van het jaar is het wel niks. Het zit hem dikwijls in kleine dingen : nog een flesje rode wijn, het is tien uur en je blijft nog wat hangen, je doet jezelf net niet genoeg pijn tijdens de trainingen. In de koers val je eens of ben je er een keer niet bij. Als je echt als een gebeten hond rijdt, dan gebeuren zulke dingen ook, maar de derde keer zeg je : met mij niet meer. Dat is niet gebeurd bij Rik Verbrugghe. Oké, hij is gevallen in de Giro, heeft last gehad van zijn knie. Dat zijn excuses, maar het maakt niet alles goed. Hij vond het gênant dat ik dat zei na de Tour, vond dat hij tegenslag had. Toen heb ik hem gevraagd of hij content was van zijn jaar. Ah neen.”

Is hij niet hard genoeg voor zichzelf ?

Dit jaar alleszins niet. Rik Verbrugghe denkt altijd : ik ben er klaar voor. In Milaan-Sanremo was het niks en ik vraag : ‘Allez Rik, wat is er aan de hand ?’ ‘Maak je geen zorgen’, zegt hij. ‘Ik heb dat ooit nog gehad, ineens komt dat bij mij, als ik in het Internationaal Wegcriterium niet mee ben, dan mag je je pas ongerust maken.’ Daar was het ook niks, maar hij bleef maar zeggen : ‘Dat komt, dat komt.’ Intussen is het seizoen wel voorbij. Ik denk dat hij nu moet beseffen dat de fout bij hem ligt.

Vlak voor de Giro beweerde Verbrugghe dat hij een spierscheur had, maar na onderzoek bleek er niets aan de hand.

“De week voor de Giro krijg ik bericht dat Rik een spierscheur heeft, waarop ik hem bel in zijn huis in Frankrijk en hij me vertelt dat een plaatselijke dokter die diagnose gesteld heeft. De dag nadien was het 1 mei, maar ik vroeg hem onmiddellijk naar België te komen om zich in Brugge te laten onderzoeken bij dokter De Neve. Hij was een beetje verrast, maar ’s anderendaags stond hij hier. Er bleek uiteindelijk niets aan de hand en dus hebben we hem gezegd dat hij voluit mocht gaan in de Giro. Om het nog zacht uit te drukken ( lacht). In de Giro liep hij dan daadwerkelijk een spierscheur op. Dat was jammer, want hij zou goed uit de Giro gekomen zijn. Nu moest hij rusten en daardoor is hij met een iets geforceerde conditie aan de Tour begonnen.”

Waar hij opnieuw opgaf, zeggende dat hij een gebroken rib had, wat achteraf een kneuzing bleek te zijn. Is hij eigenlijk niet de kampioen van de excuses ?

“Ik zeg gewoon wat ik ermee meegemaakt heb. Toen heb ik hem ook die commentaar gegeven : ‘Ik ben niet content van jou. Als er daar eentje rondrijdt met een gebroken sleutelbeen, dan moet jij niet afkomen met gekneusde ribben.’ Nu ja, veel mensen twijfelden aan dat sleutelbeen van Tyler Hamilton en gekneusde ribben kunnen pijnlijk zijn, maar het past allemaal binnen hetzelfde stramien.”

Ook Verbrugghe heeft een contract van twee jaar, maar stel dat hij nu moest bijtekenen, zou er dan plaats zijn voor hem binnen Lotto-Domo ?

“Het is nu niet aan mij om daar uitspraken over te doen. Ik heb al een paar keer een aanvaring met Rik gehad, ik hoop dat hem dat stimuleert. Ik blijf ervan overtuigd dat hij het kan, maar hij moet weer die drang krijgen, om zich te bewijzen. Je moet niet op de dag zelf zeggen : ‘Deze koers zou ik graag willen winnen.’ Dan is het al lang te laat. Je moet er maanden tevoren mee bezig zijn. Ik denk dat Verbrugghe nu wel beseft dat hij een grotere intensiteit aan de dag moet leggen om zijn potentieel naar boven te brengen.”

Je maakte vorig jaar de overstap van sportdirecteur naar ploegmanager. Heb je lang getwijfeld ?

“Ja, toch wel een aantal weken. Het lag allemaal niet zo eenvoudig als de meeste mensen denken. Lotto-Domo was het idee van Patrick Lefevere, maar het plaatje dat hij voor ogen had, klopte niet meer. En dan komt Mapei en zoekt Quick Step Patrick aan om een nieuwe ploeg te vormen. Jan De Clerck wilde echter wel renners en personeel van Domo overhevelen en heeft mij dan tijdens de Tour persoonlijk aangezocht.”

Waarom klopte het plaatje voor Lefevere niet meer ?

“Ik denk dat hij zijn functie als algemeen manager niet kon handhaven.”

Had het te maken met de figuur van Christophe Sercu ?

“Ah ja, want Sercu was er al.”

Waarom handhaaft Lotto-Domo dan Sercu als ze weten dat ze dan naast Lefevere grijpen ?

“Dat moet je eigenlijk niet aan mij vragen.”

Walter Planckaert en Jef Braeckevelt werden tot hun grote frustratie ook bedankt voor hun diensten.

“Als er maar plaats is voor drie ploegleiders, moet je een keuze maken. Zelf heb ik aan Hendrik (Redant, nvdr.) gevraagd om erbij te komen omdat ik hem al jaren ken. Het was ook een stukje vertrouwen dat ik meenam vanuit Domo-Farm Frites. Dan sta je daar niet helemaal alleen tussen al die anderen. Criquielion zat al zeer lang bij Lotto, is meer van onze generatie en bracht ook communautair evenwicht.”

Planckaert beweerde dat jij hem beloofd had dat hij kon blijven.

“Ja, maar het is gecompliceerder dan dat. Beloofd, ik weet niet of ik dat beloofde. Ik heb eigenlijk geen zin om daarover te praten.”

Hij mag wel zeggen dat jij je woord breekt. Daarmee beschadigt hij toch ook jouw integriteit ?

“( Twijfelt.) De oorsprong zit hem eigenlijk in de achtergrond van de familie De Clerck. Domo heeft zich volledig afgescheurd van de Beaulieu-groep en Walter is altijd de man van Noël De Meulenaere geweest.”

Zakelijke overwegingen hebben dus de bovenhand genomen.

“Ja. Van mij mocht Walter er nog bij zijn, maar eigenlijk was het niet echt nodig. Dan hebben ze gezegd : je moet hem niet pakken. Tussen Braeckevelt, Planckaert en Criquielion ging het trouwens absoluut niet. Dat zijn dingen die de buitenwereld niet weet en die je in de loop van het seizoen natuurlijk niet aan de grote klok hangt. Ik heb persoonlijk geen enkel probleem met Walter of Jef, maar ze moeten wel met elkaar overweg kunnen.”

Hoe was de reactie bij Lotto-Domo toen de huiszoeking bij Museeuw aan het licht kwam ?

“Om elf uur kreeg ik ineens de ene telefoon na de andere met de vraag of er renners van ons bij waren. Ik voelde me echter niet geroepen om iedereen zelf op te bellen, dat is net alsof je zegt : ‘Ik wist wel dat je niet te vertrouwen was.’ Om één uur belde Jan De Clerck me met een zekere ongerustheid in zijn stem : er gaat toch niemand van ons bij zijn ? Toen kon ik echter al vrij zeker zeggen dat dat niet het geval was.”

Was jij bang dat er iemand van jullie bij was ?

“Uiteraard ben je bang, maar je kan niet alles controleren. Uiteindelijk blijft het een werknemer-werkgeversituatie. De meeste renners hebben een verzorger in de eigen streek. Daar is niks verkeerds mee. Je kan de verzorgers van de ploeg die een heel weekend mee naar een wereldbekerwedstrijd geweest zijn toch moeilijk vragen om op maandagmorgen bij iedere renner persoonlijk langs te gaan voor een massage ?”

Ben je van mening dat de wielersport is uitgezuiverd na 1998 ?

“( Diepe zucht.) Toen ik er in 1996 uitstapte, dacht ik : ben ik nu zo oud geworden of rijden ze zo rap ? Ergens voelde ik dat er iets niet pluis was. Ik heb daarna twee jaar met de jeugd gewerkt en dat was een verademing. Na 1998 zijn er goede maatregelen genomen, anders was ik in 1999 geen sportdirecteur geworden. Ergens heb ik toen voor mezelf gezegd : ‘Het ziet er allemaal weer redelijk uit.’ Wat Armstrong bracht, met dat hoge toerental, dat was nieuw, frisser. Ik denk dat we goed bezig zijn met het wielrennen.”

Ondertussen breekt wel het ene dopingschandaal na het andere uit.

“Het zit in de mens om altijd zijn grenzen te verleggen en er alles voor te doen : ik train goed, ik eet wat ik moet eten, ik slaap genoeg, wat kan ik nu nog doen om beter te worden ? Je zit altijd op de grens van wat mag en wat niet. Ik denk niet dat het er in het tennis, de Formule 1 of eender welke andere sport anders aan toegaat.”

Hoe komt het dat er op dopingcontroles nauwelijks iemand positief test, maar dat bij gerechtelijke invallen hele apotheken in beslag worden genomen ?

“Je kan niet controleren wat ze allemaal thuis hebben. Soms denk ik : die medische begeleiding, ik wil het niet weten, ze doen maar. Je kan zeggen, dat is naïef, maar dat is niet waar. Hoe ga ik iets bewijzen als ze het officieel nog niet kunnen met al die onderzoeken en controles ?”

door Loes Geuens

‘Als je bepaalde renners het mes op de keel zet, kunnen ze altijd iets meer.’

‘Ik denk dat Rik Verbrugghe nu moet beseffen dat de fout bij hem ligt.’

‘Na de Tour had ik er tien dagen geen zin meer in.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content